Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik weet dat dit thema al af en toe aan bod is gekomen in deze commissie, maar nog nooit ten gronde. Daarom wil ik deze vraag graag stellen. Bovendien hebben we op dat vlak weinig tijd te verliezen. Ik vraag me af of het wel een goede zaak is om die bevoegdheid over te dragen naar de gemeenten.
Zoals we weten, is de Vlaamse Regering bevoegd om, binnen bepaalde gebieden die zijn afgebakend in het ruimtelijk uitvoeringsplan, in eerste administratieve aanleg een beslissing te nemen over installaties voor het opwekken van elektriciteit door windenergie met een vermogen van 1500 kilowatt per turbine of meer. Ook over hernieuwbare energieprojecten die bestaan uit vijf of meer windturbines met een vermogen van 1500 kilowatt of meer per turbine beslist de Vlaamse Regering.
De deputatie van een provincie is bevoegd om in eerste administratieve aanleg een beslissing te nemen over windprojecten die gesitueerd zijn buiten de afgebakende zone. Die aangevraagde projecten mogen uit maximaal vier turbines bestaan met een vermogen van 1500 kilowatt of meer.
Voor kleinere windturbineprojecten, met een vermogen kleiner dan 1500 kilowatt, wordt de vergunning verleend door het college van burgemeester en schepenen. Op 3 april 2019 keurde dit parlement nog een voorstel van resolutie goed betreffende het stimuleren van kleinschalige windturbines. Mijn vraag van daarnet ging daar ook over.
Eind vorig jaar liet de Vlaamse Regering weten dat zij van plan was om grote windturbines te laten vergunnen door de gemeenten en niet langer door de provincies of het gewest. De redenering achter dit idee is blijkbaar dat de gemeenten dichter bij de betrokken omwonenden staan en eventuele weerstand makkelijker zouden kunnen wegnemen. Minister, in de Beleidsnota Omgeving gaf u aan dat u dit jaar zou starten met de evaluatie van de werking van het Omgevingsvergunningsdecreet. De provincies en gemeenten zullen, net zoals de Gewestelijke en Provinciale Omgevingsvergunningscommissies, bij deze evaluatie worden betrokken.
Minister, wanneer wilt u deze evaluatie afgerond hebben?
Wat wilt u precies evalueren? Welke elementen uit het Omgevingsvergunningsdecreet die te maken hebben met het opwekken van hernieuwbare energie worden opgenomen in de evaluatie? Wat is, met andere woorden, de scope hiervan?
Minister, u hebt al aangegeven dat u de provincies, gemeenten, gewestelijke en provinciale omgevingsvergunningscommissies wenst te betrekken bij deze evaluatie. Welke andere actoren worden nog betrokken? Ik denk bijvoorbeeld aan de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), maar ook aan een aantal interne diensten, zoals de dienst Milieueffectrapportage en de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten (GOP).
Worden de koepelorganisaties van de diverse sectoren die actief zijn in het opwekken van hernieuwbare energie betrokken bij deze evaluatie?
Hebben de VVSG en VVP al een standpunt ingenomen over de intentie om deze beslissingsbevoegdheid over te dragen van het gewest en de provincie naar de gemeente? Wat is hun standpunt?
Uit de praktijk blijkt dat gemeenten in 42 procent van de aanvragen voor nieuwe windprojecten zelf negatief adviseren. Hoe zal dit gegeven worden meegenomen in de evaluatie?
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Danen, ik heb reeds geantwoord dat ik de vergunningsbevoegdheid voor windturbines wil meenemen in de evaluatie van de omgevingsvergunningenregelgeving. Hiertoe is binnen mijn administratie het initiatief genomen om een lastenboek op te stellen en deze evaluatie te begeleiden en uit te voeren. Het is mijn bedoeling om de evaluatie sowieso dit jaar te starten en hopelijk begin 2021 af te sluiten.
Wat wil ik precies evalueren? De focus van de evaluatie is ruim opgevat: niet enkel een evaluatie van het decreet, maar ook van het bijhorende uitvoeringsbesluit. Zijn de doelstellingen en de winsten die de unieke omgevingsvergunning moest bereiken, gerealiseerd? Welke knelpunten zijn er nog? Hoe kunnen de procedures worden verbeterd? Hoe kunnen we ze versnellen? Kunnen ze nog efficiënter worden? Ik verwijs hiervoor ook naar de beleidsnota.
Zoals u weet, is de omgevingsvergunningsregelgeving een procedureregelgeving en algemeen van toepassing, dus ook op projecten rond hernieuwbare energie.
Naast de zonet genoemde regelgeving is het ook de bedoeling om het uitvoeringsbesluit dat de Vlaamse en provinciale projecten bepaalt, te evalueren. Windturbines vanaf 1,5 megawatt zijn vergunbaar als Vlaams project of als provinciaal project, afhankelijk van aantal en ligging.
De overheidsinstanties die van nabij bij de omgevingsvergunning betrokken zijn, worden bij het evaluatieproces betrokken enerzijds als vergunningverlener of anderzijds als adviesverlener. VVP en de VVSG zijn vertegenwoordigers van respectievelijk provincies en gemeenten. Mijn administratie heeft een goede band met die organisaties en zal hen dan ook betrekken.
Binnen de administratie worden alle diensten die een beleidsuitvoerende of beleidsvoorbereidende rol spelen in het omgevingsvergunningenbeleid betrokken. Daarbij mogen we ook de diensten niet vergeten die instaan voor een performant en klantvriendelijk digitaal platform.
Na afloop van de evaluatie zullen de aanbevelingen zich vertalen in ontwerpen van regelgeving om het huidig regelgevend kader bij te sturen. Het spreekt voor zich dat de koepel- en sectororganisaties dan ook zeer gericht feedback kunnen leveren.
Uit gesprekken en ook uit de vele reacties van lokale politici leid ik af dat er weinig draagvlak bestaat. In het analyserapport van de VVSG met betrekking tot het Vlaams regeerakkoord staat: “Enkel déze beslissingsbevoegdheid doorschuiven is risicovol (teveel gehoor aan nimby), als de gemeenten hierbij niet ook de verantwoordelijkheid opgedragen krijgen om in regio’s een planning op te maken naar klimaatneutraliteit en de nodige beleidskeuzes daarbij.”
Ik kom tot uw laatste vraag. Net na het regeerakkoord werd ik inderdaad overspoeld door heel wat vragen, ook in verband met het laten doorschuiven van de verantwoordelijkheid van de vergunningsbevoegdheid naar het gemeentelijke niveau.
Als minister bevoegd van Energie werk ik ook aan de doelstellingen van het Vlaams Klimaat- en Energieplan. Als iedereen aan het NIVEA-syndroom (Niet In mijn Voor- en Achtertuin) vasthoudt, dan worden er heel weinig windturbines gerealiseerd en halen we onze doelstellingen niet. Veel burgemeesters hebben een burgemeestersconvenant ondertekend. Ik verneem dat ze daar ten volle voor willen gaan. Ik verwacht dan ook een engagement. Dat vind ik eigenlijk de kern van de zaak. Ik zie lokale besturen die zeggen dat ze de 40 procentdoelstellingen zullen halen maar die aan de andere kant geen windmolens in hun voor- of achtertuin willen. Je moet wel een beetje consequent zijn. Ofwel nemen we het engagement op, en dan ben ik de eerste die zich daarachter zal zetten. Maar niet vooroplopen en als puntje bij paaltje komt, zijn staart intrekken omdat er een actiecomité is? Neen, ik vind het onze taak maar ook die van de burgemeesters om in overleg te gaan en om ook de voordelen van windenergie uit te leggen. Dat hoort daar ook bij. Ik zeg altijd tegen de burgemeesters dat wij dit samen zullen moeten realiseren en dat zij ook een deel van de verantwoordelijkheid hebben om de voordelen daarvan uit te leggen.
We zullen zien wat uit de evaluatie komt. Zoals ik heb geantwoord, probeer ik het zeer breed te trekken, zowel naar het onderwerp als naar de bevraagden, om dan hopelijk tot een goed voorstel te komen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik denk dat we dat inderdaad niet te fragmentarisch mogen zien. Alles rond draagvlak is heel belangrijk. Zeker als het over wind gaat, is het nooit de bedoeling om windturbines in iemand zijn nek te draaien of ze tegen de wil van iedereen in, per se te willen plaatsen op plekken die niet geschikt zijn. Minister, ik stel samen met u vast dat een aantal gemeentebesturen het goede voorbeeld geven en dat een aantal gemeentebesturen dat helemaal niet doen en een beetje meesurfen met actiecomités. Ik heb weet van een aantal infomomenten van windprojecten waar de burgemeester eerst het woord neemt en zegt dat hij er eigenlijk tegen is maar dan het woord geeft aan de ontwikkelaar, en die mag het dan even uitleggen. Dat zijn dingen die we niet willen.
Minister, ik begrijp dat u veel gaat evalueren en daar veel stakeholders bij zult betrekken. Ik denk dat dat goed is. Laat u het afhangen van de evaluatie of u de bevoegdheid al dan niet overdraagt aan de gemeentebesturen, of is dat al een voldongen feit? Dat is me uit uw antwoord niet helemaal duidelijk.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is nuttig dat we niet te hard van stapel lopen en eerst goed kijken wat de bezorgdheden zijn. De bezorgdheid die ik zie bij de gemeenten is dat heel vaak, door het feit dat men geen enkele beslissingsbevoegdheid heeft, de projectontwikkelaars geen contact meer opnemen of geen zorg meer dragen voor de lokale besturen. Zij redeneren dat de gemeentebesturen toch niet degenen zijn die beslissen, dat ze maar een advies geven en dat het de provincie is die beslist, of in een latere fase eventueel de Vlaamse overheid. Ik denk dat we daar goed rekening mee moeten houden. Als we willen dat er meer draagvlak komt, dan moet men misschien de beslissingsbevoegdheid leggen waar de windmolens geplaatst worden.
De kritiek die ik soms hoor, is dat de gemeenten dat niet aankunnen. Ze hebben er niet het gepaste personeel voor. We zouden even goed kunnen vragen waar dat personeel dan wel zit. Dat personeel werkt voor de provincies, maar een gemeentebestuur zou de beslissing kunnen nemen op basis van een dossier dat het provinciebestuur terugstuurt.
Ik merk enkel dat veel projectontwikkelaars zich niet de moeite getroosten om lokaal een draagvlak te creëren omdat het toch niet de lokale overheid, maar de provincie is die de beslissing neemt. Ik wil er heel hard op aandringen dit aspect mee in de evaluatie op te nemen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, u vraagt vaak om feiten en cijfers. U hebt gelijk, maar ik betwijfel eigenlijk of wat u hier hebt verteld correct en waar is. Mijn eigen ervaringen zijn helemaal anders. De ontwikkelaars in de windsector zoeken systematisch contact met de lokale besturen en stellen de bevolking participatieformules en dergelijke voor. In het licht van de evaluatie is mijn vraag om de lokale besturen en de windontwikkelaars te vragen op welke manier zij contact met elkaar hebben en op welke manier ze dat contact en de inspraak die met betrekking tot concrete projecten worden georganiseerd, ervaren.
Minister, het is belangrijk de mensen waarover het gaat en die op het terrein aan deze dossiers en deze vergunningsaanvragen werken te contacteren en om hun mening te vragen. We moeten niet boven hun hoofden als een keizer-koster een bepaalde regelgeving implementeren. Ik ben ervan overtuigd dat u het ook op die manier wilt aanpakken.
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, dat is een juiste veronderstelling. Om die reden heb ik de evaluatie ook zo breed mogelijk opgezet. Ik vind het echt van belang onze doelstelling te halen, maar dat betekent dat we iedereen hierbij moeten betrekken.
Mijnheer Danen, u hebt gevraagd hoe het nu zit met die beslissingsbevoegdheid. Gaat dit nu al dan niet naar de lokale besturen. Het Vlaams regeerakkoord is duidelijk, maar ik denk dat we de resultaten van de evaluatie moeten afwachten en dan bekijken hoe we dit kunnen doen. Het Vlaams regeerakkoord is duidelijk, maar indien uit de evaluatie zou blijken dat we iets over het hoofd hebben gezien, wordt het een ander verhaal. ‘First things first’.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u zich in dit verband een heel open houding aanmeet. Ik ben benieuwd wat de uitkomst zal zijn. Indien zou blijken dat het geen goede zaak zou zijn, hoop ik dat het Vlaams regeerakkoord op dat vlak kan worden bijgestuurd. Ik heb er vertrouwen in dat u dan kracht aan de dag zal leggen om dat alsnog te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.