Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, we hebben het zonet gehad over de knelpuntopleidingen. Het is heel moeilijk om de juiste mensen te vinden voor bepaalde vacatures. Maar uit een studie van Acerta blijkt dat het ook een zeer grote uitdaging is om de juiste mensen op de juiste vacatures te houden – retentie, dus.
– Kurt Vanryckeghem treedt als voorzitter op.
De bevraagde werkgevers geven allemaal aan dat retentie voor hen uitdaging nummer één is. Dat is op zich goed, want het feit dat ze dat inzien, betekent ook dat ze zich ervan bewust zijn dat ze moeten werken aan goede motivators voor werknemers en investeren in een aangename setting en context, die voldoende uitdagend is om mensen te kunnen houden. We zien echter wel dat men zich in het huidige retentiebeleid vooral focust op bedienden, en veel minder op arbeiders, wat mij toch een beetje zorgen baart.
We stellen vast dat een grote groep aan bevraagde werkgevers nog nul actie onderneemt rond retentie. Het is niet zo – die misvatting wil ik op voorhand uit de wereld helpen – dat wij als overheid in de plaats van bedrijven een retentiebeleid moeten voeren of daar verantwoordelijk voor moeten zijn. We moeten de markt van vraag en aanbod, van give and take, ook op het vlak van de arbeidsmarkt, zoveel mogelijk vrij laten spelen. Laat de war for talents maar spelen, dat is goed voor werkgevers en werknemers. Maar misschien kunnen we wel – gelet op het feit dat hier zo’n grote uitdaging ligt – vanuit Vlaanderen een pakket aan maatregelen uitwerken dat bedrijven ondersteunt om een goed retentiebeleid te voeren, niet alleen naar bedienden, maar ook naar arbeiders. We moeten daarvoor niet het warm water uitvinden, er bestaan verschillende systemen waar ze hulp kunnen inroepen. Ik denk aan de kmo-portefeuille.
Zijn er, geënt op bestaande systemen, mogelijk extra oplossingen rond een retentiebeleid?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, er zijn uiteraard diverse redenen waarom een werknemer van job verandert. In 2017 heeft Jobat hierover een bevraging georganiseerd bij meer dan tweeduizend werknemers uit vijfhonderd Belgische bedrijven. Er waren vier belangrijke redenen die toen naar voren kwamen om van job te veranderen: het gebrek aan toekomstperspectief; ontevredenheid over loon en/of extralegale voordelen; ontevredenheid over de functie; de werksfeer.
De Vlaamse overheid heeft uiteraard niet rechtstreeks impact op het retentiebeleid in een onderneming. Dit is in eerste instantie een keuze en verantwoordelijkheid van de werkgever. Wat belangrijk is om voor een onderneming te werken blijkt ook uit de jaarlijkse bevraging rond de Aantrekkelijkste Werkgever van Randstad. Na loon en voordelen blijken werksfeer, werkzekerheid en balans werk en privé de voornaamste criteria om een aantrekkelijke werkgever te zijn.
Het uitgangspunt is dat het op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de onderneming is om de medewerker aan boord te houden en hem of haar enthousiast te houden voor de functie. Als overheid hebben we er een groot belang bij dat mensen aan de slag blijven. Daarom ook dat we maatregelen uitwerken waarmee ondernemingen hun HR-beleid mee vorm kunnen geven.
Om in een onderneming een duurzaam parcours te lopen vind ik de start op een nieuwe werkplek van essentieel belang. VDAB kan daarin een rol spelen op het vlak van toeleiding van werkzoekenden maar ook door een aanbod op het vlak van job- en taalcoaching.
Het is ook belangrijk dat de werkgever een duidelijk en eerlijk beeld schetst van de bedrijfscultuur aan sollicitanten. Dat gebeurt soms aan de hand van videovacatures, die steeds vaker ingang vinden. Ondernemingen kunnen ook bij VDAB terecht voor ondersteuning bij de opmaak van vacatures of andere HR-uitdagingen.
Vervolgens is het belangrijk dat op de werkvloer de sfeer goed zit en het werk werkbaar is, zo ook in deze werkomgeving, voorzitter. Op dat vlak verlengde ik het systeem van de werkbaarheidscheques en breidde deze uit naar de social profit. Met de cheque kunnen ondernemingen de werkbaarheid binnen hun organisatie in kaart brengen, een werkbaarheidsplan opstellen. Ook daar zit de werkgever dus aan het roer en staan we als overheid klaar om te zoeken naar de juiste instrumenten om ondersteuning te bieden.
Daarnaast is het creëren van een toekomstperspectief een van de factoren die een rol speelt om medewerkers te behouden. Investeren in medewerkers en in het up-to-date houden van hun competenties is volgens mij een van de belangrijkste factoren die medewerkers laten meetellen.
Op 1 december 2019 lanceerde ik een ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) waarbij ondernemingen subsidies kunnen krijgen voor opleidingen rond vaardigheden in de 21ste eeuw.
Bij deze initiatieven die bijdragen aan retentie richt ik mij zowel op arbeiders als bedienden in alle sectoren.
Verder zijn er maatregelen voor werknemers om werken en privé te kunnen combineren. Ook dat maakt deel uit van ons instrumentarium, zoals u weet.
Tot slot, ik kan begrijpen dat werkgevers graag hun medewerkers behouden. Dat is bij mij niet anders, beste Alejandro. Tegelijkertijd vind ik het ook belangrijk dat de loopbanen van medewerkers flexibel zijn en dat ze hun loopbaan in handen nemen. Dit heeft positieve effecten, bijvoorbeeld op het vlak van inzetbaarheid. Ik zet daarom eveneens in op loopbaanversterkende instrumenten zoals loopbaanbegeleiding en opleidingscheques. Zo houden we de mensen langer en meer enthousiast aan het werk in hun individuele loopbaan.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben blij met het antwoord in die zin dat de minister het ent op bestaande maatregelen en instrumenten. Het zou goed zijn om de werkgeversorganisaties Voka en UNIZO en bepaalde sectororganisaties er nog eens aan te herinneren dat die instrumenten ook voor het retentiebeleid gebruikt kunnen worden en dat ze dat aan hun leden moeten laten weten, zeker als je ziet dat uit dergelijke bevraging blijkt dat dit voor een groot aantal leden een echte uitdaging is.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben het eens met de heer Ronse. U weet dat we heel grote budgetten hebben voor onze organisaties opdat ze onder andere de instrumenten wijd en breed zouden verspreiden. We gaan ook een grote communicatiecampagne voeren met de werkgeversorganisaties inzake het aanbod van werkbaar werk. Daar wordt werk van gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.