Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Van Rooy heeft het woord.
De vzw School in zicht spoort ouders aan hun kinderen in te schrijven in lokale scholen om de zogenaamde sociale mix te bevorderen. Het gaat hierbij vaak om concentratiescholen waar deze vzw kinderen van kansrijke ouders wil laten schoollopen. Voor dit project ontvangt de vzw jaarlijks 60.000 euro van het ministerie van Onderwijs. Minister, u kondigt aan hier jaarlijks 90.000 euro bovenop te willen doen.
Minister, op welke criteria is de toekenning van dit bedrag – toch een hoog bedrag als je dat vergelijkt met de 60.000 euro van de minister van Onderwijs – gebaseerd? Op welke noden is de toekenning van een totaalbedrag van 150.000 euro gebaseerd? Welke concrete acties plant men hiermee? Bent u van mening dat het subsidiëren van vzw’s die samenleven in diversiteit promoten een kerntaak is van de overheid in tijden waarin volop bespaard wordt op de hardwerkende Vlaming ? Ik denk aan de afschaffing van de woonbonus en de stijgende belastingdruk. Welke initiatieven neemt u in dit verband? Welke criteria legt u deze vzw op en welke controle voorziet u op die vzw en de besteding van die middelen?
Minister Somers heeft het woord.
Ik ken de werking en de methodologie van het project School in zicht zeer goed en ben het zeer genegen. In Mechelen werkt men al vijf jaar samen met School in zicht. Deze organisatie heeft als doel om van scholen weer buurtscholen te maken, namelijk scholen die een afspiegeling zijn van de buurt waarbinnen ze functioneren. Vaak laten kansrijke ouders een concentratieschool links liggen omdat ze niemand uit hun directe vriendenkring kennen die daar hun kinderen naartoe stuurt, waardoor ze de school niet kennen en mogelijk onterecht denken dat die school niks voor hen is. De bedoeling is dus om kansrijke ouders op basis van volledige vrijwilligheid te tonen dat die school om de hoek ook kwaliteitsvol onderwijs kan aanbieden en om hun te verzekeren dat ook andere kansrijke ouders dezelfde schoolkeuze maken.
Wanneer spreken we over een concentratieschool? Dat zijn vaak scholen waar een groot aantal indicatorleerlingen zitten. Indicatorleerlingen zijn ofwel kinderen die een moeder hebben met een bepaald onderwijsniveau, ofwel kinderen die recht hebben op een schooltoelage en dus socio-economisch gedepriveerd zijn. In onze steden gaat dat heel vaak over mensen met migratieroots.
Als je weet dat een op de vijf kinderen in Vlaanderen en in sommige steden meer dan de helft van de kinderen migratieroots heeft – in Antwerpen 70 procent, in mijn stad 52 procent –, is het eigenlijk niet logisch dat er überhaupt nog over zwarte of witte scholen wordt gesproken. In onze steden is dat vaak al niet meer het geval.
Het vergroten van sociale mix en diversiteit op school heeft tal van voordelen: betere taalverwerving Nederlands bij kinderen met een andere thuistaal, meer rolmodellen voor kinderen uit kansarme gezinnen, een breder sociaal netwerk voor gezinnen, een sterkere inbedding van gezinnen in hun buurt, kennismaken met de diversiteit die in onze samenleving bestaat. Met andere woorden: een vorm van gemeenschapsopbouw of het uitbouwen van een lokale gemeenschap in de wijk of de buurt of de stad waar men leeft.
Het project werd beoordeeld op basis van opzet, plan van aanpak, beoogde resultaten en kostprijs. Zowel de administratie als de Inspectie van Financiën leverden gunstig advies. Men kent die organisatie al een hele tijd op het Vlaamse niveau. Er wordt vanuit Onderwijs daaraan bijgedragen.
Vandaag zijn er drie deelnemende steden aan School in zicht. Dat is Lokeren, waar op 10 jaar tijd 279 gezinnen een heel belangrijke fundamentele beslissing hebben genomen om hun kind niet langer naar de school van hun eerste keuze te sturen, maar zich lieten overtuigen om hun kinderen naar een andere school te sturen. In gezinsverband is dat toch een fundamentele en geen evidente keuze. Als je in Lokeren 279 ouders kunt overtuigen, dan is dat veel.
In mijn eigen stad is dat op 5 jaar tijd 329 leerlingen. Dat is van een bepaalde leeftijdscohorte bijna bij 5 procent van de ouders die zeggen: u hebt ons overtuigd, we gaan ons kind naar de school om de hoek sturen. De impact op die scholen is heel groot. Je krijgt een heel ander kwaliteitsniveau.
Er zijn scholen die zich soms hebben aangepast aan bijvoorbeeld de kansarmoede of het zwakkere profiel, die mijns inziens niet altijd heel evidente keuzes hebben gemaakt, bijvoorbeeld de keuze om toch niet meer op schooluitstap te gaan of toch geen museumbezoek meer te doen, omdat het cliënteel van die school daar niet of onvoldoende bij is betrokken. Die scholen hernemen dat, zorgen er weer voor dat de school in haar geheel wordt opgetild. De ouders blijven dat doen, jaar na jaar na jaar, niet alleen met hun eerste kind, maar ook met de volgende kinderen. Dat is belangrijk. Dan krijg je opnieuw meer sociaal-economische en, laten we niet flauw zijn, ook etnisch-culturele diversiteit binnen die scholen.
Een derde school is er een in Wetteren. Die is nog maar 2 jaar bezig. Dat zijn 35 leerlingen. Wetteren is dan ook een kleinere gemeente. Nog belangrijker is dat School in zicht in sommige andere gemeenten actief is geweest en dat de gemeente de methodologie heeft overgenomen. Zo is School in zicht in Sint-Niklaas actief geweest. Sint-Niklaas heeft eigenlijk geleerd van School in zicht hoe hert succesvol kan zijn en zet die methodologie voort. In Gent heeft men daarop voortgebouwd en doet men dat ook nog. Het is dus niet zozeer de bedoeling dat die vzw daar altijd blijft, maar dat die methodologie wordt overgenomen door het lokale bestuur.
Dankzij School in zicht zijn er in totaal ongeveer 1300 gezinnen in Vlaanderen die toch die fundamentele beslissing hebben genomen om hun schoolkeuze bij te sturen. In totaal gaat het voor mijn budget over 92.877 euro. Dat is een concrete vraag die u stelde. Dat gaat specifiek naar twee projecten. 56.587 euro gaan we inzetten op het uitbreiden van de reguliere werking naar drie nieuwe kandidaat-steden of -gemeenten. Waar de problematiek bestaat van indicatorleerlingen die in overtal aanwezig zijn in een of andere school, gaan we daarop bijsturen. Ook gaan we werken aan een laagdrempelig aanbod op maat van één school, omdat we preventief willen zijn. Als een bepaalde school vandaag druk ervaart, als die middenklasseleerlingen er wegsijpelen en die school dat niet gekeerd krijgt en een concentratieschool dreigt te worden, dan denk ik dat er een methodologie moet kunnen worden ontwikkeld waardoor men kan ingrijpen voor het zover is en ervoor kan worden gezorgd dat die school zich opnieuw versterkt en wordt bijgestaan.
Dat is de essentie van de ambitie. Ik denk dat iedereen daar uiteindelijk bij wint, zowel ouders met een autochtone achtergrond als ouders met een allochtone achtergrond, omdat je de kwaliteit bewaakt van de school waar hun kinderen zitten, en, op een andere manier, kansrijke en kansarme ouders, omdat je op die manier opwaartse sociale mobiliteit krijgt en ook sociale solidariteit tussen sterke en minder sterke gezinnen, en dat allemaal, en dat is het mooie, niet op basis van dwang, niet op basis van quota, niet op basis van positieve discriminatie, maar op basis van het meest duurzame, namelijk de vrije keuze van mensen, de vrijwilligheid waarmee men in zo’n project stapt of niet stapt.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, dank u wel. Eerst en vooral, ik blijf het toch zeer bevreemdend vinden, zeker voor een liberaal, dat u dat verdedigt onder het mom van de vrije keuze, terwijl u wel degelijk 90.000 euro, meer zelfs, belastinggeld geeft om toch te proberen mensen te sturen in de door u gewenste richting. Ik vind dat betuttelend. Ik vind dat bemoeizuchtig, ook al laat u inderdaad de laatste keuze nog altijd aan de ouders. Het zou er nog aan mankeren, natuurlijk. Toch is het een vorm van het besteden van belastinggeld, en niet weinig belastinggeld, aan het proberen te sturen van ouders in de door u gewenste richting. Het is zelfs een groter budget dan dat van het Ministerie van Onderwijs. Ik vind dat ook zeer opvallend, want het gaat hier toch over onderwijs, het gaat hier over scholen, maar u geeft 90.000 euro en Onderwijs 60.000 euro. Ik ben het er uiteraard absoluut niet mee eens dat u die keuze maakt om dat geld zo te besteden.
Bovendien hebt u gezegd dat de scholen een betere afspiegeling van de buurt zouden moeten zijn, maar het is natuurlijk vaak net andersom. Het is net omdat scholen die in een concentratiewijk liggen, zo’n afspiegeling zijn van die buurt, en dus een concentratieschool zijn, dat heel veel autochtone ouders hun kind daar niet naartoe willen sturen. U suggereert dan eigenlijk dat dat dan is omdat die ouders die school niet voldoende kennen, of omdat ze er geen leerlingen kennen of andere ouders die hun kind daarnaartoe sturen. Mijnheer Somers, de waarheid is natuurlijk dat die ouders zeer goede redenen hebben om hun kinderen daar niet naartoe te sturen. Althans heel vaak hebben zij goede redenen. U doet hen, vind ik, tekort door zo te zeggen dat ze hun kind niet naar een school zouden sturen omdat ze die school onvoldoende kennen. Het is natuurlijk net andersom. De meeste ouders gaan echt wel op onderzoek uit voor ze voor een bepaalde school kiezen.
Tot slot zou ik willen verwijzen naar het onderzoek van Jaap Dronkers, een onderwijsspecialist die ondertussen helaas overleden is. Hij concludeerde een aantal jaar geleden uit zijn onderzoek dat homogeniteit in scholen net belangrijk is voor het niveau en dat in minder homogene scholen, waar een grotere diversiteit is, de onderwijskwaliteit achteruitgaat. Dat weten die autochtone ouders die hun kinderen niet naar die scholen sturen natuurlijk ook. Ik blijf het dus zeer ongewenst vinden dat u er zoveel geld in stopt om hen er toch toe te brengen om dat wel te doen.
Ik zou ten slotte nog willen vragen over welke drie nieuwe steden het dan gaat waarvoor u 56.000 euro uittrekt.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, als u niet gelooft in het besteden van overheidsgeld om mensen in hun keuzes en stemgedrag proberen te beïnvloeden, dan besteden wij daar als partijen, en de uwe ook, toch wel allemaal veel geld aan. Ja, dat gaat ook over overheidsgeld. Ik vind het – zacht uitgedrukt – een beetje van de pot gerukt om te zeggen dat er hier mensen in hun beslissingen worden gepusht. Ik heb uit alles wat de minister zegt, begrepen dat mensen finaal zelf hun keuze kunnen maken. U houdt een pleidooi voor mensen die bewust voor een andere school kiezen, maar er zijn ook mensen die bewust kiezen om dat niet te doen en naar de school in hun wijk gaan. U moet hen niet onderschatten, u moet niet in hun naam spreken. Als er projecten zijn om die mensen voldoende informatie te geven zodat ze hun keuze kunnen maken, dan kan dat alleen maar een goede zaak zijn.
Collega’s, we hebben vaak de mond vol over de uitdagingen in de samenleving. Ik denk dat als er daarvoor iets gebeurt, we dat ook moeten benoemen. Het is een goede zaak dat we dergelijke initiatieven ondersteunen. Wat ons betreft, mag het altijd nog meer zijn, maar we spelen binnen een bepaalde context. Het is goed dat dit initiatief ondersteund wordt, dat het goed geëvalueerd wordt en dat er over enkele jaren opnieuw wordt gekeken of dit nog verder opgeschaald moet worden, zowel binnen de vzw als binnen de ondersteuning van de lokale besturen, maar u hebt alvast onze steun om op die manier te zorgen dat de Vlaamse overheid ouders op een goede manier informeert. Ik dank u.
Ik gebruik niet snel het recht om ook tussen te komen, maar ik wil dat hier toch doen. Ik denk, minister en collega’s, dat School in zicht, dat al langer bestaat, positief is. We mogen dat ook niet onderschatten nu in het regeerakkoord de beslissing over de dubbele contingentering is genomen. Terwijl het eerst opgelegd was, krijgen mensen nu meer de vrijheid. De hefboom van School in zicht is, denk ik, net dat mensen zich in groep kunnen aanmelden. Het is nog altijd geen verplichting, het is een mogelijkheid, maar op de plaatsen waar het werkt, levert dat inderdaad vruchten op. Dat wilde ik maar meegeven, minister, want ondertussen is er in het beleid toch een wijziging. Ik heb de voorbije jaren veel en heel lang gewerkt aan een nieuw inschrijvingsdecreet, maar het gegeven van de dubbele contingentering zal verlaten worden, en dat maakt dat systemen als School in zicht extra stimulansen kunnen krijgen.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, ik begrijp uw weerstand tegen dit project niet zo goed. Ik ken natuurlijk uw ideologisch kader en u kent het mijne, maar u zegt dat u niet goed begrijpt dat een liberaal dit kan steunen. Ik denk dat een liberaal dit net steunt omdat dit niet op dwang is gebaseerd, maar op vrijheid. De mensen zijn volkomen vrij. Ze worden op geen enkele manier gedwongen, kunnen ook niet gedwongen worden. Ik ken het systeem vanuit mijn lokale context nu echt heel goed. Mensen in een buurt worden gevraagd of ze wensen in te gaan op een uitnodiging om de school om de hoek beter te leren kennen. In Gent doet men zelfs een rondwandeling naar alle scholen in de buurt. Ze kunnen in alle scholen eens binnengaan, de scholen kunnen zich presenteren en dat kan met een groep ouders die in de buurt woont. Het is niet zo dat mensen worden aangezocht om 5 kilometer verder hun kinderen naar school te sturen. Die mensen wonen soms vlak in de buurt van een school, maar ze willen hun kindje liever 3 kilometer verder naar school sturen. Ze hebben meestal twee bezorgdheden. Ze zeggen dat ze wel open-minded zijn, dat ze niet bevooroordeeld zijn, maar dat hun kind geen sociaal experiment is. Dat zeggen ouders, dat is de basis.
U hebt ondertussen ongetwijfeld mijn boek gelezen. Het staat er letterlijk in. Toen ik burgemeester was, zeiden de ouders: ‘Mijn kind is geen sociaal experiment, mijnheer de burgemeester.’ Nu zullen ze dat tegen mij als minister zeggen. ‘Ik heb twee problemen met die school. Mijn eerste probleem is dat mijn kind zich daar niet thuis zal voelen. Mijn kind zal misschien het enige witte kindje te zijn, of het enige kansrijke kindje – want in sommige contexten is het ook sociaal-economisch – in een klas van kinderen die een heel andere achtergrond hebben, sociaal-economisch of etnisch-cultureel. En mijn kindje zal daar zijn wat de Engelsen een ‘blacks swan’ noemen – in dit geval de witte zwaan. En die zal zich daar niet thuis voelen. En het tweede probleem is de kwaliteit van die school. Want in die school zitten ouders die ons schoolsysteem niet kennen, soms onze taal niet spreken. Die kindjes spreken thuis een andere taal. De kwaliteit van die school zal onder druk staan. Want die school heeft zich ondertussen ook aangepast aan het publiek, mijnheer de burgemeester. Mijn kinderen zullen daar niet de kwaliteit krijgen waarop ze recht hebben.’ Dat is de bezorgdheid van al die ouders. En als je niet vertrekt vanuit die bezorgdheid, bereik je niets, mijnheer van Rooy.
En wat zegt School in zicht? ‘Dat is juist, maar stel dat u nu op 1 september met tien of twintig kinderen uit uw buurt naar die school gaat, allemaal samen. En wij zullen met die directie garanderen dat de kwaliteit van dat onderwijs wordt opgetild. We zullen werken aan de cultuur van die school. We zullen ervoor zorgen die school niet alleen voor uw kansrijke kindjes, maar ook voor kansarme kinderen opnieuw naar musea gaat, wél schooluitstappen doet, opnieuw wil excelleren, opnieuw het beste uit alle kinderen wil halen.’ Als we dat samen kunnen realiseren, zijn we een stap vooruit.
Toen ik dat verhaal hoorde, moest ik aan mijn grootvader denken. Mijn grootvader is geboren in 1900. In 1921 werd hij schoolhoofd in Laken, in het Nederlandstalig onderwijs. Een kajotter, vriend van kardinaal Cardijn. Kardinaal Cardijn, er wordt achteraan geknikt, ik voel emotie. (Minister Somers wijst naar CD&V. Gelach)
Wat heeft hij heel zijn leven gedaan? Hij heeft heel zijn leven lesgegeven in arbeidersscholen, in Vilvoorde en nadien in Mechelen, Don Boscoscholen. Hij ging op het Oud Oefenplein in Mechelen bij de ouders, de arbeiders, langs om hun te zeggen dat ze hun kind naar school moesten sturen, het kansen moesten geven. Hij werkte aan sociale mobiliteit. En wat vooral belangrijk was, was dat kinderen van verschillende sociale milieus samen op de bank zaten. En zij die het thuis gemakkelijker hadden, konden de anderen inspireren en bevruchten. Toen ik klein was, kwam de familie die naast ons woonde, een autochtoon gezin met zeven kinderen, niet bepaald gefavoriseerd, elke avond bij ons thuis haar huiswerk maken. Mijn vader en moeder stonden als regent in het onderwijs en hielpen de kinderen bij hun huiswerk. Wel, zij hebben er mee voor gezorgd dat die kinderen hun diploma hebben gehaald. Dát is wat wij in die scholen willen zien gebeuren. Dát is het vormen van een gemeenschap. Dát is mensen samenbrengen. Dát is waarde delen. Dat is van mensen Vlamingen maken, in alle betekenissen van het woord. Dat is het beste uit mensen halen. Als dat kan gebeuren op basis van vrijwilligheid, als je daarmee concentratiescholen kunt voorkomen, als je daarmee succes kunt boeken, dan moeten we die kans grijpen. En dat is wat gebeurd is. In mijn stad zijn er vier scholen die concentratiescholen waren – in úw betekenis en misschien zelfs in míjn betekenis – en die dat vandaag niet meer zijn. Dat is wat we doen. Nogmaals, niet op basis van dwang, maar op basis van vrijwilligheid.
De terugverdieneffecten daarvan zijn heel groot. Voor mij is er ook geen blijvende financiering. Op een zeker moment moet een stadsbestuur zich die methodologie eigen hebben gemaakt, moeten die schoolbesturen zich dat eigen hebben gemaakt en moeten ze dat op eigen benen kunnen doen. We kunnen daar alleen maar mee winnen.
Ik ga nog een stap verder. Eigenlijk vind ik dat School in zicht op een zeker moment ook de omgekeerde beweging moet maken en ervoor moet zorgen dat kansarme kinderen, sociaal-economisch en cultureel, naar die scholen gaan waarover ze vandaag zeggen: die zijn niet voor ons. Want als je met die ouders spreekt, zeggen ze over die scholen: ‘Burgemeester, die scholen zijn niet voor ons. Wij? Waarom? Mijn kind is daar het enige allochtone kindje, het enige kansarme kindje, het enige arbeiderskindje in een klas vol met kinderen van politici, van doctoren, van advocaten. Mijn kind zal zich daar niet thuis voelen. En ten tweede, is dat wel een school voor ons?’ Ze zeggen dus exact hetzelfde, maar in een spiegel. Wel, als je dan ook eens vijftien tot twintig ouders zou samenbrengen, samen met die school. Als je zou zeggen: ‘Uw kinderen zijn wél verstandig genoeg om in die school te zitten. Zij kunnen dat wél. Zij kunnen wél algemeen secundair onderwijs (aso) volgen. Zij kunnen wél succesvol zijn in hun leven. En wij zullen er, samen met de directeur, voor zorgen dat die kinderen zich daar wél thuis voelen.’ Opnieuw: alleen maar winst voor de samenleving.
Wat mij interesseert, is het opbouwen van een gemeenschap, ervoor zorgen dat Vlaanderen in al zijn buurten en wijken goede Vlamingen produceert, die het beste uit zichzelf halen, die gedeelde waarden hebben, sociale vooruitgang boeken, waar de sterkste elementen van onze Vlaamse gemeenschap, de zwakste meehelpen ondersteunen, niet door naar beneden te kijken, maar door de anderen naar omhoog te leren kijken. Dat is excelleren. Dat is wat dit project doet. En daar sta ik 100 procent achter. We moeten daarop voortbouwen.
Dat is opnieuw geen wondermiddel. Lossen we daarmee alle problemen op? Neen. Daarin verschillen we soms van positie. U vindt het uw opdracht om problemen te benoemen, dat kan ik begrijpen. Mijn opdracht bestaat erin oplossingen te vinden, wegen te vinden om vooruit te gaan. Dit is een van de wegen om vooruit te gaan. Ik weet dat omdat ik terreinervaring heb en weet dat het kan werken.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, ik zit hier niet alleen om problemen te benoemen, maar ook om de oplossingen die u denkt aan te dragen, te bekritiseren als zijnde slechte oplossingen of zelfs geen oplossingen.
U zegt: ik hoop dat u mijn boek hebt gelezen. Wel, ik hoop dat u mijn boek ondertussen ook hebt gelezen, want daar staat een resem voorbeelden in. U framet dit nu natuurlijk vooral als iets socio-economisch. Ik hoor u vooral bezig over ‘upward mobility’, sociale klasse enzovoort, maar dit is natuurlijk vooral een cultureel probleem dat u wilt kneden. U wilt de samenleving kneden zoals u denkt dat dat het beste is, en u trekt daar 90.000 euro voor uit.
In mijn boek geef ik tientallen voorbeelden van scholen in Vlaanderen waar gevallen zijn gemeld van jonge moslims die tegen andere kindjes zeggen: ‘Jij bent vuil, jij bent een ongelovige want je eet een broodje met ham, jij bent vuil, je bent een ongelovige want je bent niet besneden, ik doe niet mee met de zwemles.’ Als mensen dat in de krant lezen – gelukkig komt dat af en toe uit, want ook daar is er een enorme onderrapportering, net zoals bij het probleem van de ex-moslims waarover we het net hadden –, dan kunt u het hun niet kwalijk nemen dat ze hun kinderen niet naar een zogenaamde diverse school sturen of een school waar veel moslimkinderen zitten.
Als u zogenaamd vanuit uw liberalisme, omdat u uiteindelijk nog de vrije keuze laat, hiervoor kiest in deze tijden van besparingen – het is niet dat het geld aan de bomen groeit –, dan zou ik heel misschien nog iets meer begrip kunnen opbrengen voor die beslissing. In tijden waarop er zoveel wordt bespaard op alle domeinen, vindt u toch 90.000 euro om te investeren in de bemoeizucht en betutteling van mensen om te zeggen naar welke school ze hun kind het best sturen: dat blijf ik waanzinnig vinden. Als u die 90.000 euro toch wilt uitgeven, geef ze dan aan een aantal bewegingen die opkomen voor de rechten en vrijheden van ex-moslims, want ik denk dat dat veel nuttiger en nodiger is dan wat u met die gezinnen en die scholen doet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.