Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
‘Geen plaats in de gemeenschapsinstelling van Everberg’ was de kop van een artikel net voor Kerstmis. Drie 17-jarige overvallers werden ondanks een vraag van het parket en een uitspraak van de jeugdrechter dat ze in een gesloten opvang moesten worden opgenomen, toch vrijgelaten zonder voorwaarden wegens geen plaats in de instelling van Everberg. En dit ondanks dat ze zich schuldig hadden gemaakt aan diefstal met geweld, verkrachting, afpersing en drugshandel. Er werd gecommuniceerd dat zodra er plaats was in Everberg, de drie jongeren wel naar Everberg zouden moeten. Nadat het ongenoegen van de jeugdrechters daarover in de pers was verschenen, werden de jongeren toch geplaatst in de overloopcapaciteit in het detentiecentrum in Tongeren.
De woordvoerder van het agentschap Opgroeien gaf aan dat van straffeloosheid geen sprake is en wees op een tijdelijke piekperiode. Volgens hem was er geen structureel probleem binnen de gesloten instellingen.
In juni 2019 is er op de Vlaamse ministerraad beslist dat er in het Vlaams detentiecentrum Tongeren tijdelijk 3 extra plaatsen kwamen voor criminele jongeren om ze op te vangen als ze als een misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Aanvankelijk ging dit om 4 plaatsen, maar dat werd via besluit verhoogd naar 7 plaatsen. Het gaat om jonge criminelen van minstens 16 jaar voor wie er geen plaats is in de gemeenschapsinstelling van Everberg. Het gaat om een uitzonderlijke en tijdelijke maatregel die geldt tot de capaciteit in Everberg is verhoogd van 40 naar 45 plaatsen.
Minister, ik heb hieromtrent een aantal vragen. De eerste is de meest voor de hand liggende: wat is er fout gelopen op het ogenblik dat de jeugdrechter zijn uitspraak heeft gedaan en deze jongeren niet naar Everberg konden, maar, voor zover ik kon opmaken uit het bericht in de pers, wel in aanmerking kwamen om aan de voorwaarden te voldoen om effectief in de overloopcapaciteit van Tongeren te worden opgevangen? Moeten we hieruit concluderen dat ook de overloopcapaciteit in Tongeren volzet was op dat moment? Minister, kunt u mij wat meer uitleg geven over deze situatie?
De uitbreiding van de overloopcapaciteit loopt volgens het ministerieel besluit maar tot en met 1 maart 2020. Minister, kunt u de garantie geven dat de vijf extra plaatsen in Everberg tegen dan zeker bruikbaar zijn? Het zijn ook twee plaatsen minder dan die we vandaag theoretisch ter beschikking hebben. Zal dat volstaan?
De uitspraak van de woordvoerder van het agentschap Opgroeien vond ik wel bijzonder. Hij zei dat er geen structureel probleem is met het aantal plaatsen. Nochtans is het al meer dan één keer voorgekomen dat minderjarige criminelen worden vrijgelaten wegens plaatsgebrek. Minister, hoe verklaart u dit, en zijn er plannen om dit te verhelpen? Ik denk dat het belangrijk is dat de geloofwaardigheid van het jeugddelinquentierecht, en we hebben dit bij de stemming van het decreet ook gezegd, staat of valt met het feit dat jeugdrechters hun beslissing ook effectief uitgevoerd kunnen zien worden. Als dat niet het geval is zoals nu, en als dat ook in de pers komt, dan stelt zich daar een groot probleem.
Hoeveel keer wordt er via het centraal aanmeldpunt (CAP) neen gezegd tegen een jeugdrechter die ’s ochtends of ’s middags belt vooraleer die een beschikking maakt, en hoeveel keer nadat er een beschikking wordt gemaakt? Waarom die vraag? Dat gaat voor mij toch wel over de essentie van wat de rechtstaat moet zijn en doen. Ik heb met een aantal procureurs en jeugdrechters gebeld. Zij zeggen vlakaf dat ze eerst bellen om te kijken of er plaats is; pas dan passen zij hun beschikking aan op basis van de capaciteit die er is. Dat is natuurlijk de wereld op z’n kop. Dan heb je een rechter die de beslissing van de maatregel die hij neemt, laat afhangen van de capaciteit die ter beschikking is. Het zou uiteraard omgekeerd moeten zijn.
Minister Beke heeft het woord.
De overloopcapaciteit in Tongeren wordt zorgvuldig beheerd en enkel toegekend op vraag van en na ruggespraak met de betrokken jeugdrechter. Dit is conform de afspraken van de bemiddelingscommissie, aangesteld voor toezicht op het CAP, het centraal aanmeldpunt voor de gemeenschapsinstellingen.
In de betrokken casus werd deze vraag echter niet onmiddellijk gesteld en werd niet direct de link gelegd met de overloopcapaciteit in Tongeren. Mijn administratie heeft na het verschijnen van het persbericht de jeugdrechter gecontacteerd om alsnog de mogelijkheid van de overloopcapaciteit in Tongeren te bespreken. Er waren die dag twee plaatsen vrij in Tongeren, de dag nadien waren er vier plaatsen vrij. De drie jongeren werden dus heel snel daarna effectief in Tongeren opgenomen.
De evolutie van de bouwwerken in De Grubbe in Everberg verlopen volgens planning. De vijf extra plaatsen zullen tijdig gerealiseerd worden. Het is de bedoeling dat dit naadloos kan samensporen met het verlaten van Tongeren, zoals ook afgesproken in het regeerakkoord.
Dan wat uw derde vraag betreft: de geloofwaardigheid van het jeugddelinquentierecht mag natuurlijk niet staan of vallen met de capaciteit van de gemeenschapsinstellingen. Dat die capaciteit een issue is, deel ik volledig met u. Ik kom hier straks op terug.
Een snelle, duidelijk afgebakende reactie met maximale rechtswaarborgen voor de jongeren die het jeugddelinquentierecht beoogt, gaat natuurlijk ook veel verder dan enkel geslotenheid. Het jeugddelinquentierecht beoogt vooral een subsidiaire aanpak met de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de jongere en herstelgerichte, constructieve reacties. Het jeugddelinquentierecht spreekt over ‘geslotenheid’ als ultiem middel.
Met het jeugddelinquentierecht willen we zowel de capaciteit uitbreiden, maar ook nieuwe alternatieven meer op de kaart zetten. De monitoring van de diverse bewegingen is een belangrijk gegeven in het decreet. Die monitoring moet ook vertrekken van wetenschappelijke inzichten doorheen de systematische implementatie van het decreet Jeugddelinquentie tijdens de komende periode. Hiertoe werd een projectleider aangesteld die zowel mezelf als mijn collega, minister Demir, Vlaams minister van Justitie en Handhaving, bij deze opdracht zal ondersteunen.
Ik kom ook graag nog eens terug op de kwestie van de capaciteit. Zoals u weet, wordt het decreet Jeugddelinquentierecht gefaseerd uitgevoerd en dit in functie van het creëren van de nodige randvoorwaarden om de keuze maximaal te laten renderen. Dat is zo ook letterlijk opgenomen in artikel 89 van het decreet.
Met ‘de nodige randvoorwaarden’ bedoelen we in feite: de bijkomende capaciteit en de alternatieven voor de gesloten opvang in de gemeenschapsinstellingen. Een belangrijke stap hierin is het voorzien in extra plaatsen voor beveiligde opvang voor jongeren in zeer complexe en verontrustende situaties binnen het private aanbod. Dat is een zeer belangrijke beweging, ook voor het capaciteitsvraagstuk van onze gemeenschapsinstellingen. Het komt er immers op neer dat jongeren die momenteel noodgedwongen in de gemeenschapsinstellingen verblijven, wegens gebrek aan plaats in een aangepaste setting, elders moeten worden opgevangen. Dit heeft dus rechtstreeks tot gevolg dat, naast de plaatsen in de gemeenschapsinstellingen voorzien voor time-out, de instroommogelijkheden voor minderjarige delictplegers zullen toenemen. Mits er een goede monitoring is, moet deze investering op termijn het verschil maken.
Het voormalige agentschap Jongerenwelzijn, nu geïntegreerd binnen het agentschap Opgroeien, rapporteert al ruim tien jaar in alle transparantie in zijn jaarverslag het aantal zogenaamde weigeringen. Een eerste jaarverslag werd gepubliceerd in 2007. Het aantal weigeringen schommelde de voorbije jaren tot boven de duizend. Dit was ook herhaaldelijk een issue bij de publicatie van deze cijfers. We verwijzen naar vroegere debatten hierover in deze commissie. We weten allen zeer goed dat doorheen de voorbije jaren het aantal weigeringen systematisch daalde en het aantal instroommogelijkheden op jaarbasis ook telkens toenam. Dit kon en kan maar door twee bewegingen.
De eerste beweging is een systematische uitbouw van de capaciteit in de gemeenschapsinstellingen en alternatieven voor in- en versnelde uitstroom. Zo nam de capaciteit van de gemeenschapsinstellingen de voorbije tien jaar toe met bijna 100 plaatsen, van 220 naar 320 in 2020. Naast de extra plaatsen, namen ook de investeringen voor alternatieven toe: het aantal uitstroomtrajecten uit de gemeenschapsinstellingen naar private partners nam systematisch toe.
De tweede beweging is het verfijnen van de registratie van het aantal aanvragen en de redenen tot niet-opname door het centraal aanmeldpunt, met name het ‘InterCAP-systeem’ en de opvolging via een gemengde begeleidingscommissie. In het jaarverslag van 2017 registreerde Jongerenwelzijn 744 weigeringen. Dit betekent overigens natuurlijk niet dat er geen andere oplossingen zijn. Momenteel wordt de registratie opnieuw verfijnd om de cijfers nog meer uit te splitsen in bruikbare data om het beleid te sturen. De zeer specifieke cijfers die u vraagt, met name voor of na een beschikking, werden niet als registratiecategorie gehanteerd. Deze kunnen dus ook niet worden aangeleverd op dit ogenblik.
Het is zeer duidelijk dat we op deze twee bewegingen verder moeten inzetten. We doen dit door de substantiële investering in 150 plaatsen in private units. Dit is een investering van bijna 20 miljoen euro. Daarnaast verdubbelen we de capaciteit van Everberg naar 80 plaatsen en maken we ook werk van alternatieven in het decreet Jeugddelinquentierecht.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Bij uw eerste antwoord heb ik toch wel een aantal vragen, omdat het daar gaat over wanneer je die overloopcapaciteit in Tongeren effectief kunt gebruiken. Als ik kijk naar het koninklijk besluit van 8 januari 2013, dat vervangen is door het recente artikel 2, staat daar dus effectief in dat men een jongere die een als misdrijf omschreven feit (MOF) gepleegd heeft, kan plaatsen als de gemeenschapsinstelling De Grubbe volzet is en de beschikbare capaciteit van het centrum – dat gaat dan over Tongeren – niet opgenomen is, als de minderjarige de leeftijd van 16 jaar bereikt heeft, en als de beslissing tot plaatsing genomen is door een jeugdrechtbank met zetel in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad volgens de Nederlandstalige procedure. Minister, ik lees daar niet in dat een jeugdrechter dat moet vragen. We hebben hier een aantal jongeren die zeer laakbare feiten gepleegd hebben, waarvan de jeugdrechter zegt dat we ze in een gemeenschapsinstelling moeten opnemen, ofwel ter bescherming van zichzelf, ofwel ter bescherming van de maatschappij, en dat lukt niet.
Minister, volgens u is de reden dat de jeugdrechter dit niet heeft gevraagd, maar het vreemde is dat dit nieuws dan wereldkundig wordt gemaakt. Dat nieuws wordt niet toevallig wereldkundig gemaakt. De jeugdrechter of de procureur die ziet dat een beschikking niet kan worden uitgevoerd, meldt dit uit frustratie aan de pers. Als die man of vrouw zou weten dat hij dit moet vragen en dat er dan in Tongeren een plaats kan zijn, zou hij dat meteen hebben gedaan. Ik zie bij de voorwaarden niet staan hoe men naar de instelling in Tongeren kan sturen. Ik begrijp dat niet zo goed. Ik heb u gevraagd nog eens te verduidelijken waar de voorwaarde staat dat het parket of de jeugdrechter effectief moet vragen om de overloopcapaciteit te gebruiken. Dat zou een automatisme moeten zijn.
U hebt geantwoord dat er op de eerste dag twee plaatsen vrij waren in Tongeren. Tenzij u me tegenspreekt, betekent dit volgens mij dat er op dat moment een probleem met de capaciteit was. Volgens u zijn de cijfers van InterCAP vrij te consulteren. Er zijn vorig jaar 744 weigeringen geweest. Dat lijkt me enorm veel. Ik weet dat de cijfers ooit hoger zijn geweest. Dit is waarschijnlijk een verbetering ten opzichte van de piek die we ooit hebben gehad. Ik herinner me een discussie hierover met uw voorganger.
Er komen 150 plaatsen bij in het privéaanbod. De capaciteit in Everberg wordt verdubbeld. Een vaststaand feit is dat er in de gemeenschapsinstellingen 100 plaatsen bij zijn gekomen. Dat is een realisatie van uw voorganger en van de vorige Vlaamse Regering. U hebt verklaard dat u er redelijk zeker van bent dat er in de toekomst geen plaatsgebrek meer zal zijn. Als een jeugdrechter stelt dat dit de aangewezen maatregel is voor een jongere die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd, zal die maatregel ook effectief worden uitgevoerd. Er zal voldoende plek zijn om alle beschikkingen uit te voeren.
Mijn eerste vraag betreft de criteria in verband met artikel 2 van het koninklijk besluit van 2013. Mijn tweede vraag is of er geen probleem is als er maar twee plaatsen vrij zijn en er binnenkort in Tongeren vijf in plaats zeven bijkomende plaatsen zullen zijn. Mijn derde vraag is of er met de bijkomende investeringen die nu worden uitgerold een InterCAP-systeem zonder weigeringen zal komen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Voorzitter, hoewel de woordvoerder van het agentschap Opgroeien heeft gesteld dat er geen structureel tekort aan plaatsen in de gemeenschapsinstelling te Everberg is en dat straffeloosheid niet de regel is, bewijst de praktijk wel iets anders. Jeugdrechters willen jeugddelinquenten zeer frequent naar een gemeenschapsinstelling verwijzen. Soms gebeurt dit ook in afwachting van een vonnis. Er blijkt dan echter geen plaats te zijn. We spreken hier over jongeren die feiten hebben gepleegd waarvoor meerderjarigen minimaal een jaar gevangenisstraf zouden krijgen. Voor een verwijzing is met die zwaardere feiten een bepaalde drempel overschreden.
Er wordt al wel eens een achterpoortje of een creatieve oplossing gebruikt. Als blijkt dat er geen plaats is, zal bijvoorbeeld als eerste maatregel in kabinet een element uit het dossier worden gehaald waarvoor de jongere huisarrest krijgt of helemaal geen voorwaarden krijgt opgelegd. Zodra er een plaats vrijkomt, haalt de politie de jongere weer op en wordt hij op basis van een ander element in het dossier naar de gemeenschapsinstelling in Everberg doorverwezen. Dat zorgt enkel voor verwarring, zowel bij de gestrafte als bij zijn raadsman. In het beste geval krijgt hij eerst een reprimande of worden enkele voorwaarden opgelegd, maar enkele dagen of weken later wordt hij bij de kraag gevat en naar Everberg gebracht.
Ondanks de idyllische omgeving waarin de instelling gelegen is, is de betonnen bunker niet direct de plaats om jeugddelinquenten terug op het rechte pad te krijgen. De toestand in de instelling is nogal ontnuchterend volgens mensen die daar al binnen geweest zijn. De bedoeling moet zijn dat kinderen er beter uit komen dan ze erin gaan. Ik denk dat iedereen het daar toch over eens is. Ik stel dan ook voor dat we bij de regeling van de werkzaamheden eens nagaan of we samen met de commissie Justitie een werkbezoek kunnen brengen aan deze gemeenschapsinstelling, zodat we met onze eigen ogen kunnen zien wat daar juist schort en wat er nodig is.
U en de minister van Justitie hebben een gezamenlijke taak. U staat in voor de financiering en erkenning van en het toezicht op de private en publieke organisaties die het aanbod in het kader van integrale jeugdhulp en jeugddelinquentierecht organiseren en uw collega-minister Demir zal mee toezien op de realisatie ervan. In het regeerakkoord lezen we hierover: “De in- en uitstroom van de gemeenschapsinstellingen brengen we helder in kaart zodat er snel kan ingespeeld worden op eventuele capaciteitsproblemen. We waken over de uitrol van de renovatie en uitbreiding en sturen bij waar nodig.” U hebt in het antwoord op de eerste vraag al verwezen naar de uitbreiding, maar mijn aanvullende vraag is welk tijdspad u voor ogen houdt, in eerste instantie om de problematiek en de noden in kaart te brengen en in tweede instantie voor de uitrol. Hebt u hierover al overlegd met collega-minister Demir?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik zou u een aantal vragen willen stellen.
Het aantal dossiers van als misdrijf omschreven feiten is gedaald met 30 procent, terwijl de opvangcapaciteit gestegen is met 13,5 procent. Kunnen we effectief stellen dat er een capaciteitsprobleem is of liggen de problemen elders?
Ik wil ook graag bij u aftoetsen of we moeten werken aan de bekendheid van andere instrumenten, zoals het herstelgericht groepsoverleg of de geschreven projecten. De wet bepaalt dat die prioritair bewandeld moeten worden. Zijn die momenteel voldoende gekend? Er zijn hierrond twee onderzoeken geweest, van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) en van het Tijdschrift Jeugd- en Kinderrechten (TJK). Het NICC heeft beslissingen van jeugdrechters onderzocht en stelt dat er veel oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van plaatsingsmaatregelen en dat er veel meer nood is aan een alternatief aanbod. Plaatsing moet volgens het instituut de laatste stok achter de deur zijn en er wordt ook te weinig in geïnvesteerd. Meer plaatsen leidt ook tot grotere tekorten, wat toch een straffe uitspraak is. In het TJK lezen we iets gelijkaardigs: bepaalde afhandelingsmogelijkheden blijven onderbenut. Het TJK haalt specifiek het herstelgericht groepsoverleg en het geschreven project aan. Jeugdrechters gaan er volgens het tijdschrift van uit dat die niet mogelijk zijn voor bepaalde groepen jongeren of voor ernstige feiten en lijken er dus onvoldoende mee vertrouwd. Het TJK stelt ook dat het niet voldoende is om bepaalde afhandelingsmogelijkheden wettelijk te verankeren. Ook de mentaliteit en de cultuur van hen die de mogelijkheden toepassen, moeten veranderen. Daar ligt een taak voor u en voor de politiek. Dat is natuurlijk geen sensatiekop. Dat is een traag proces dat van onderuit plaats moet vinden. Het TJK zegt zelf dat plaatsing veeleer als een schokmaatregel of -signaal gezien wordt en niet als een maatschappelijke beveiliging.
Ik stel me de vraag in hoeverre die onderzoeken nog gelden. Moeten we inderdaad meer die weg op gaan of zitten we op dit moment in een heel andere context en is bijkomend onderzoek dus aangewezen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, er is natuurlijk een grote evolutie aan de gang. Het decreet Jeugddelinquentierecht is hier goedgekeurd en is ondertussen in werking getreden. In dat kader zien we nu een hele shift: er wordt bijkomend aanbod gecreëerd in de private sector, zodat we de bestaande capaciteit in gemeenschapsinstellingen kunnen gebruiken voor jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Die capaciteit is doorheen de voorbije jaren sowieso al sterk toegenomen, van 220 plaatsen naar 320, zoals u al hebt verduidelijkt, minister.
Een aantal jaar geleden is werk gemaakt van het centraal aanmeldpunt, om jeugdrechters toe te laten te consulteren welke capaciteit er beschikbaar is. Ik weet niet, minister, of daarvan nog een evaluatie komt. Ik heb u horen zeggen dat de link naar de overloopcapaciteit in Tongeren op dat moment, onder de casus waarover collega Parys het had, niet is gemaakt. Als er een evaluatie wordt gemaakt van het CAP, zou misschien kunnen worden bekeken in welke mate er een uitbreiding mogelijk zou zijn, zodat jeugdrechters meer zicht hebben op de totaliteit van de mogelijkheden op een bepaald moment.
We hebben een uitbreiding gezien van de capaciteit. We gaan de shift maken naar het private aanbod. Maar sowieso zul je nooit piekmomenten kunnen uitsluiten. Er zullen vragen komen die niet onmiddellijk positief kunnen worden beantwoord. Dan is het zaak dat de jeugdrechters voldoende op de hoogte zijn van de mogelijkheden. Dan heb ik het zowel over de overloopcapaciteit als over het aanbod in de private sector. Ik weet dat er daar andere discussies zijn dan voor gemeenschapsinstellingen, maar ik wil dit maar suggereren omdat een goede communicatie belangrijk is, om te vermijden dat er, zoals hier blijkbaar is gebeurd, geen link wordt gelegd met de overloopcapaciteit.
We zullen het hoe dan ook moeten opvolgen en bekijken hoe de bijkomende plaatsen richting privaat aanbod worden ingevuld en welke effecten dit dan heeft op de nood aan capaciteit in de gemeenschapsinstellingen en de vragen die daar zijn.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
‘Geen plaats’ is al een aantal keren een excuus geweest om jonge criminelen die zware feiten hebben gepleegd, vrij te laten. Volgens mij is dat onaanvaardbaar in een rechtsstaat. Je geeft de daders de indruk dat straffeloosheid de norm is en slachtoffers krijgen het gevoel dat zij niet ernstig worden genomen.
De vraag is natuurlijk of de overloopcapaciteit voldoende is. De overloopcapaciteit in Tongeren was voorlopig, tot er vijf bijkomende plaatsen zouden zijn in Everberg. Dat zou gebeuren vanaf 1 maart 2020. Gaan die vijf extra plaatsen in Everberg dan wel voldoende zijn?
Minister Beke heeft het woord.
Wat de overloopcapaciteit en het systeem van het CAP betreft, kan ik enkel verwijzen naar het antwoord dat ik daaromtrent heb gegeven. Blijkbaar waren er die dag nog plaatsen vrij in Tongeren. De dag nadien waren er zelfs vier. Die jongeren zijn daarna vrij snel effectief in Tongeren opgenomen.
De vraag hoe het komt en waar het juist spaak is gelopen tussen de jeugdrechter en diegenen die over de capaciteit beslissen, moeten we eens bekijken. Ik kan alleen vaststellen dat er op zich wel plaatsen waren.
Ik heb op het einde van mijn antwoord gezegd dat wij nu een belangrijke capaciteitsuitbreiding doen: 150 plaatsen in de private units, voor 20 miljoen euro, en een verdubbeling van de capaciteit van Everberg, naar 80 plaatsen. Dat is een bijzonder belangrijke stap. Gaat dat voldoende zijn in de toekomst? Ik heb geen glazen bol, natuurlijk. Ik weet dat niet. Ik kan Sinterklaas eens vragen of ik zijn boek mag bekijken om te weten hoeveel stoute kinderen er de komende vijf jaar in zullen staan. Ik weet dat niet. Ik weet wel dat we nu stevig inzetten op de capaciteitsuitbreiding. Dat is noodzakelijk.
Hier wordt gesuggereerd dat er een verband is tussen extra capaciteit en extra noodzaak. Dat lijkt mij de omgekeerde redenering te zijn. In het verleden is bewezen dat er capaciteit nodig is. Er is capaciteitsuitbreiding. De cijfers tonen dat aan. We zullen op die ingeslagen weg verdergaan.
Men zegt dat er ook aan de alternatieven moet worden gedacht, herstelgericht groepsoverleg en andere elementen daarin. Uiteraard, dat heb ik ook in mijn antwoord aangegeven. Hoe meer we op die manier kunnen opvangen en als antwoord kunnen geven, hoe beter. Maar dat belet niet dat er soms een soort van ‘lender of last resort’ is, waarbij je in de gevallen dat het echt noodzakelijk is, de opvang moet kunnen proberen te verzekeren.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, collega’s, ik dank jullie voor jullie tussenkomsten. Sommige van de collega’s gaan volgens mij aan de essentie voorbij. Want het gaat hier niet over een herstelgerichte en constructieve afhandeling en alle andere alternatieve maatregelen die inderdaad voorzien zijn in het decreet Jeugddelinquentierecht. De essentie is volgens mij dat, wanneer een jeugdrechter, in eer en geweten, op vraag van het parket, een beslissing neemt en zegt welke maatregel de meest aangewezen maatregel is voor bepaalde feiten en voor bepaalde jongeren, die maatregel ook moet kunnen worden uitgevoerd. En dat is waarover we het hier vandaag hebben. Als dat niet kan, hebben wij een samenleving die naar ons kijkt en zegt dat er straffeloosheid is. Er zijn slachtoffers die zich voor een tweede keer slachtoffer voelen en er zijn jongeren die een feit hebben gepleegd en zich boven de wet wanen. Dát is het soort samenleving waarin we niet mogen terechtkomen.
Daarom, minister, is mijn vraag zo belangrijk. Als een jeugdrechter zegt: ‘Dit is de maatregel, dit is mijn beschikking, dit is mijn beslissing’, dan moeten wij ervoor zorgen dat hij of zij die ook effectief kan uitvoeren.
Minister, onderzoek alstublieft waarom het geen automatisme is om, als er plaats is in Tongeren, die plaats ook effectief te gebruiken.
En twee, elke keer van die 744 keer dat we vorig jaar hebben moeten zeggen tegen een jeugdrechter of tegen iemand anders dat er geen plek is om een beschikking uit te voeren, wordt er een hele cascade in werking gesteld. Want u weet wat er dan in de praktijk gebeurt. Op het ogenblik dat er dan wel plaats is in bijvoorbeeld een gemeenschapsinstelling, krijgt het parket een telefoontje. En dan zeggen ze, om 9 uur ’s ochtends, dat die jongere om 15 uur mag worden aangemeld, in bijvoorbeeld Everberg. Het parket weet niet waar die jongere zich op dat moment bevindt en begint dus een soort zoektocht naar die jongere. Als ze die jongere vinden, zijn ze dus een halve dag kwijt om ervoor te zorgen dat die jongere zich op tijd kan aanmelden in de gemeenschapsinstelling. En als ze die jongere niet vinden, dan hebben wij in de samenleving niet alleen de eerste keer de jongere niet de maatregel opgelegd die de jeugdrechter had opgedragen, maar dan hebben wij ook nog eens twee of drie mankrachten van het parket of de politie, van de samenleving, verspild om de jongere te zoeken op de dag dat hij moest worden aangemeld en eventueel niet gevonden en dan is die plaats weer verloren gegaan.
Het feit dat er geen plek is, zet een hele cascade in werking, waardoor onze justitie nóg trager maalt dan ze vandaag al maalt. En dat moeten we absoluut proberen te vermijden, omdat het essentieel is voor de geloofwaardigheid van ons jeugddelinquentierecht. Minister, ik hoop dat u dat in de toekomst ook ter harte zult nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.