Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het stijgende aantal meldingen van kindermishandeling
Vraag om uitleg over het stijgende aantal aangiftes van kindermishandeling
Vraag om uitleg over de aanpak van kindermishandeling
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, het Kinderrechtencommissariaat krijgt elk jaar klachten over de trage manier waarop bevoegde diensten ingrijpen bij ernstige vormen van kindermishandeling. Het gaat over meldingen die te lang blijven hangen op het parketniveau en over de lange wachttijden bij de vrijwillige jeugdhulpverlening. Het vertrouwenscentrum kindermishandeling (VK) bevestigt de lange wachttijden. Het gaat om minderjarigen in ernstig verontrustende situaties en snel handelen is dan cruciaal. Het is onaanvaardbaar dat deze kinderen lang moeten wachten op hulp.
Op verschillende manieren gaat er veel tijd verloren. Het duurt soms lang voor de parketmagistraat beslist of de jeugdrechter aan zet moet komen. Als die stap is genomen, wordt er een consulent aangesteld en kunnen de gesprekken met de sociale dienst van de jeugdrechtbank van start gaan. Ondertussen zit die jongere vaak nog altijd in dat gezin waar de situatie potentieel bijzonder verontrustend is.
In sommige regio’s kan het bij intensieve hulpvormen anderhalf jaar duren, voor de jeugdhulpverlening van start gaat. Anderhalf jaar voor een kind dat mishandeld wordt, is immens lang. Het gaat dan om vrijwillige trajecten voor kinderen in een complexe situatie, maar het zijn vaak kinderen die er echt slecht aan toe zijn. Dat heeft te maken met nijpende tekorten. Mensen in de hulpverlening, zowel in de jeugdhulp als in de psychiatrie, worden niet zelden uitgescholden aan de telefoon door mensen op zoek naar hulp. Ze moeten dan zeggen dat het hen spijt, maar dat ze in de komende tijd echt geen hulp kunnen geven. Zij doen alles wat ze kunnen, maar ook zij kunnen maar roeien met de riemen die u hun geeft. Het water staat hun echt aan de lippen. Kinderen hebben recht op onze hulp, en zeker kinderen in dergelijke verontrustende situaties.
Minister, kindermishandeling blijkt helaas een hardnekkig fenomeen. Er zijn veel meldingen, ook van seksuele mishandeling. De cijfers zijn al jaren hoog ondanks de vele campagnes. Wat denkt u daaraan te kunnen doen?
Wanneer maatschappelijk ingrijpen noodzakelijk wordt geacht, eindigt dat in 28 procent van de gevallen in een doorverwijzing naar het jeugdparket. Er zijn geen gegevens over de duur tussen een melding en het ingrijpen van een jeugdrechter. Mensen op het terrein merken dat er heel veel tijd over gaat. Denkt u dat het zinvol kan zijn om die tijd te gaan meten, die bij te houden en om doelen voor sneller handelen voorop te stellen?
Seksueel geweld binnen het gezin is een onderbelicht fenomeen. 80 tot 85 procent van de daders van kindermishandeling bevinden zich in de onmiddellijke omgeving en de directe familie van het kind. Dat zegt heel veel over de bedreigde positie waarin het kind verkeert, zolang het op die plek is zonder interventies van hulpverleners. Schrijnend is dat de juiste zorg zo lang op zich laat wachten. Welke maatregelen kunt u nemen om die kinderen onmiddellijk te beveiligen?
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, de federale politie ontving 3520 meldingen van fysieke kindermishandeling in 2018. Dat zijn er bijna 10 per dag. Ook het aantal meldingen over psychisch geweld kende een sterke stijging: er werden er 810 gemeld bij de politie.
Experts waarschuwen dat dit slechts het topje van de ijsberg is, want ze wijzen erop dat de kinderen die thuis fysiek mishandeld worden vaak ook te maken krijgen met psychische mishandeling. Toch worden de cijfers ook enigszins genuanceerd: er is een grotere sensibilisering van de maatschappij voor intrafamiliaal geweld en in Vlaanderen kennen we onder andere de Family Justice Centers (FJC's), die zijn opgericht om een ketenaanpak inzake deze problematiek mogelijk te maken.
Het grote kluwen aan hulpverleners, waaronder de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB's), het jongerenadviescentrum (JAC) of de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s), blijken een extra drempel te vormen, wanneer een slachtoffer op zoek gaat naar hulp.
Minister, mijn eerste vraag heb ik al eens in de plenaire vergadering gesteld en ik heb daarover ondertussen ook al met de onderzoekers van het steunpunt contact gehad. Ze zeiden dat het misschien interessant is om dat mee te nemen in de evaluatie van het decreet Integrale Jeugdhulp, dat eraan komt. De vraag is: wat is de verklaring voor het feit dat we zo’n stijging zien van zowel fysieke als psychische kindermishandeling?
De jongeren geven vaak aan niet te weten waar ze juist terecht kunnen voor hulp, omdat zo veel verschillende organisaties hetzelfde doen of deels he zelfde doen. Minister, wat gaat u doen om het hulplandschap doorzichtig te maken voor degenen die hulp nodig hebben?
Het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling (VECK) zegt dat er te weinig duidelijk cijfermateriaal is. Het zou graag een centraal registratiepunt hebben, zodat er een duidelijk beeld kan komen over het aantal jongeren dat mishandeld wordt. We hebben al het verslag rond integrale jeugdhulp. Minister, ziet u er graten in om nog iets aparts te doen wat deze problematiek inzichtelijk maakt of wat ons toelaat binnen de registratie die vandaag loopt voor integrale jeugdhulp, te kunnen werken?
Leerkrachten of medewerkers van het CLB die worden aangesproken door jongeren die een klacht hebben van mishandelingen, kampen soms met een zekere vorm van handelingsverlegenheid. Kunt u daar wat aan doen, minister, zodat we niet te lang wachten om effectief in te grijpen en we die handelingsverlegenheid die bij sommige hulpverleners bestaat, wegwerken?
Minister, u hebt beloofd in de beleidsnota om de Kindreflex verder uit te breiden. Wanneer mogen we die uitbreiding verwachten op het terrein?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Vorig jaar waren er bij de politie 3520 meldingen van fysiek geweld tegen kinderen of net geen 10 per dag. Daarnaast waren er nog 810 meldingen van psychische kindermishandeling. Voor beide types kindermishandeling zijn de cijfers al jarenlang aan het stijgen. Experts stellen dat de cijfers ongetwijfeld nog veel hoger liggen.
Een representatieve steekproef bij 2000 leerlingen uit 41 Vlaamse scholen toont aan dat 31 procent van de leerlingen het afgelopen jaar slachtoffer is geweest van fysiek geweld binnen het gezin, gaande van een pedagogische tik tot het toebrengen van fysieke letsels.
Het feit dat er meer gesensibiliseerd wordt rond intrafamiliaal geweld kan een deel van de stijging verklaren. Maar ook internationaal zien we een stijging, en dat doet toch vermoeden dat we met een ernstig probleem zitten.
Uit de bevraging van het UCLL-onderzoek blijkt dat kinderen niet echt weten waar ze terechtkunnen met hun problemen. Die hulp is natuurlijk wel belangrijk, want we weten dat geweld een negatief effect heeft op de fysieke, psychische en emotionele ontwikkeling van het slachtoffer, maar we weten ook dat wie als kind mishandeld is, vaak op volwassen leeftijd zelf geweldpleger wordt.
De stijgende cijfers roepen ook vragen op over de oorzaken van het stijgend geweld tegen kinderen. Als kinderen meer en sneller hulp vragen, dan krijgen we misschien ook beter zicht op de redenen waarom het geweld tegen kinderen stijgt.
Minister, hoe kunnen we kinderen beter informeren over waar ze terechtkunnen met hun vraag naar hulp? Want het is inderdaad een kluwen in hulpverlening.
Er blijkt eveneens een zeer sterke stijging te zijn van het aantal gevallen van psychische kindermishandeling. Ziet u hiervoor een verklaring?
Beschikt u over een profiel van ouders die zich schuldig maken aan kindermishandeling? Welke conclusies zou u daaruit kunnen trekken?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De collega’s hebben de cijfers waarop de vragen gebaseerd zijn, al genoemd. Ik zal ze dus niet herhalen.
Dat er meer meldingen zijn, hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat er werkelijk meer gevallen van kindermishandeling zijn. Het kan ook te maken hebben met de aangiftebereidheid en de sensibilisering rond het thema. Desalniettemin ligt het cijfer van kinderen die geconfronteerd worden met mishandeling verontrustend hoog. Dat blijkt onder meer uit een bevraging van de hogeschool UCLL bij 2000 leerlingen uit 41 scholen, waaruit 54,3 procent van de kinderen en jongeren al eens het slachtoffer werd van minstens één vorm van psychisch geweld. 31,3 procent kreeg te maken met fysiek geweld in het gezin, gaande van een pedagogische tik tot het toebrengen van fysieke verwondingen, zoals ook collega Saeys heeft gezegd. Ook bij 1712 hebben de meeste oproepen betrekking op kindermishandeling, zo bleek al uit verscheidene schriftelijke vragen die ik hierover heb gesteld.
Zulke ervaringen hebben vaak grote gevolgen op het vlak van welzijn van de betrokken kinderen en werken ook vaak door in het verdere leven. Hoewel er heel veel aanspreekpunten zijn, zoals de vertrouwenscentra kindermishandeling, de CLB’s, het jongerenadviescentrum, de cgg’s, 1712 enzovoort, weten kinderen en jongeren toch niet altijd even goed waar ze terechtkunnen, zo klinkt het bij UCLL. Natuurlijk zijn er ook de Family Justice Centers in Antwerpen, Mechelen, Turnhout en Hasselt.
Tijdens de plenaire vergadering van 8 juni 2016 bespraken we het rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg over kindermishandeling. Uit dat rapport bleek onder meer dat de mensen uit de zorgsector meer vertrouwd moeten worden gemaakt met de problematiek en over een instrumentarium moeten beschikken om gepast te reageren op dergelijke situaties.
In de beleidsnota 2019-2024 lezen we dat de uitrol van de Kindreflex in de sector psychiatrie zal worden geëvalueerd en dat op basis hiervan een verdere uitbreiding van de Kindreflex naar andere belendende sectoren zal worden gerealiseerd. De ondersteuningscentra jeugdzorg (OCJ’s) en de VK’s stemmen dit proces verder met elkaar af en zetten in de Kindreflex de expertise van beide gemandateerde voorzieningen in, in belang van het kind. We lezen daarin ook dat expertise van de VK’s en OCJ’s samen tot één gemandateerde voorziening zal worden gebracht die 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 bereikbaar is als duidelijk aanspreekpunt bij maatschappelijke verontrusting.
In antwoord op een schriftelijke vraag van november 2017 van voormalig collega Vera Celis zei de toenmalige minister dat er, voortbouwend op de ervaring met experimentele projecten zoals CO3 en het Protocol van Moed in Antwerpen, verschillende operationele modellen werden ontwikkeld voor niet-anonieme casusgerichte samenwerking tussen hulpverlening, politie en justitie bij de aanpak van intrafamiliaal geweld en kindermishandeling. Zo werd gestreefd naar de uitvoering van een model van casuscoördinatie, door een vast, niet-gedetacheerd team, waarbij hulpverlening, politie en parket structureel en casusgericht samenwerken. De uitvoering van hun taken wordt op elkaar afgestemd, met het oog op eenzelfde doelstelling.
Ik heb daarover volgende vragen.
De cijfers die recent kenbaar werden, zijn cijfers van de federale politie. Is de trend die daarin zichtbaar wordt, dezelfde als de trend die vast te stellen is in Vlaanderen?
Hoe verklaart u de opvallende stijging in het aantal aanmeldingen over kindermishandeling, zowel psychisch als fysiek?
In verschillende resoluties die in het Vlaams Parlement werden goedgekeurd, werd gevraagd naar de ontwikkeling van een zogenaamd knipperlichtsysteem, zodat informatie vanuit verschillende kanten kan worden gebundeld en risico’s op kindermishandeling sneller kunnen worden gedetecteerd. Op welke manier wordt thans info gedeeld? Wordt er bij vermoedens van kindermishandeling effectief ingegrepen?
Op welke manier kan de toeleiding naar de bestaande hulp voor de betrokken kinderen en jongeren nog beter gebeuren? Is er nood aan nieuwe campagnes over bijvoorbeeld hulplijn 1712?
Kunt u wat meer toelichting geven bij het verder uitrollen van de Kindreflex naar andere sectoren binnen Welzijn?
Hoe verloopt de samenwerking tussen hulpverlening, politie en parket? In hoeverre wordt het ontwikkelde model van casuscoördinatie in heel Vlaanderen toegepast?
Minister Beke heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor deze vragen. Ik heb aan het secretariaat een bundeltje overgemaakt met cijfers. Ik zal vragen om dat nu uit te delen, dan kunnen jullie die cijfers rustig bekijken en hoef ik ze niet op te sommen. Dat maakt het jullie en mezelf gemakkelijker.
Binnenkort ontvang ik de directies van de vertrouwenscentra kindermishandeling en het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling, die mij hun voorstellen zullen toelichten voor een geïntegreerde Vlaamse aanpak inzake kindermishandeling. Samen met het nieuwe agentschap Opgroeien, waarvan ook de ondersteuningscentra Jeugdzorg nu een onderdeel uitmaken, zullen wij het komende jaar de nodige tijd uittrekken om een update van de reeds bestaande beleidsinitiatieven en -plannen met betrekking tot de preventie en aanpak van verontrusting en kindermishandeling door te voeren.
Wat de Vlaamse cijfers betreft, dienen we hoofdzakelijk te kijken naar de meldingen bij de hulplijn 1712, alsook de meldingen bij de vertrouwenscentra kindermishandeling. Dit zijn met andere woorden de feitelijke cijfers die vandaag in Vlaanderen beschikbaar zijn. Fluctuaties in deze cijfers zijn nooit eenvoudig of eenduidig te interpreteren. Wel kunnen we ervan uitgaan dat de stijging van de cijfers te maken kan hebben met een aantal positieve aspecten, zoals een verhoogde alertheid en bereidheid om te handelen. Dit zou je een positief gevolg van de sensibilisering van de voorbije jaren kunnen noemen. Hierbij speelt vermoedelijk ook de betere samenwerking tussen hulpverlening, politie en justitie een rol, zoals meer expliciet uitgewerkt in de ketenaanpak intrafamiliaal geweld, waar ik zo meteen nog op terugkom.
Cijfers over de tijdsduur tussen de melding bij het parket en het ingrijpen van een jeugdrechter zijn er inderdaad niet. Vanuit de praktijk van de sociale diensten jeugdrechtbank horen we echter dat de doorlooptijd tussen een aanmelding door een gemandateerde voorziening bij het parket en het vorderen van de jeugdrechter en vervolgens het aanstellen van de sociale dienst jeugdrechtbank doorgaans vrij snel gebeurt.
Ik zal daarnaast bij mijn collega, Zuhal Demir, navragen of zij meer informatie kan opvragen over de wachttijden parket-jeugdrechter.
Mijnheer Parys, wat uw vraag om een centraal registratiepunt op te zetten betreft, zal het agentschap Opgroeien de bestaande systemen, in het bijzonder het registratiesysteem van de 1712, alsook de registratiesystemen van de VK's en OCJ's meer op elkaar af te stemmen, om inderdaad beter de verschillende registraties te kunnen bundelen.
De detectie van kindermishandeling is natuurlijk het startpunt van elk goed beleid. Hierrond werden de voorbije legislatuur inderdaad verschillende resoluties goedgekeurd in het Vlaams Parlement.
We evalueren de uitrol van de Kindreflex in de sector psychiatrie. Op basis hiervan realiseren we een verdere uitbreiding van de Kindreflex naar andere belendende sectoren. De ondersteuningscentra jeugdzorg en vertrouwenscentra kindermishandeling stemmen dit proces verder met elkaar af en zetten in de Kindreflex de expertise van beide gemandateerde voorzieningen in, in het belang van het kind. Het agentschap Opgroeien zet hiervoor vanaf 2020 de nodige stappen.
Wat uw vraag over het profiel van ouders betreft, mevrouw Saeys: er bestaat niet één profiel van ouders die kindermishandeling plegen. Het is een samenspel van beschermende en risicofactoren die zich op verschillende niveaus bevinden, waarbij vooral de optelsom van verschillende beschermende en risicofactoren bepalend is voor het risico dat kindermishandeling kan plaatsvinden. Risicofactoren zijn gedragingen, omstandigheden of kenmerken die de kans dat kindermishandeling zich voordoet, vergroten.
Beschermende factoren kunnen bescherming bieden tegen de risicovolle situaties die mogelijk leiden tot kindermishandeling en de negatieve invloeden van kindermishandeling op het kind.
Kindermishandeling is een systemisch probleem, een samenspel van factoren aanwezig bij de opvoeders en hun voorgeschiedenis, het kind, de leefomgeving, de bredere samenleving. De voorbije jaren heeft internationaal onderzoek heel wat van de individuele factoren degelijk in kaart gebracht. Er bestaat echter een brede wetenschappelijke en praktijkconsensus dat de samenleving idealiter beschikt over een diversiteit van instrumenten en maatschappelijke systemen die inspelen op al die aspecten. De aanpak van kindermishandeling richt zich niet alleen op de mogelijke daders en slachtoffers, maar ook op de hele samenleving. Het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid.
Na de detectie volgt uiteraard de toeleiding naar hulp, zodat het geweld kan stoppen en er veiligheid kan worden geïnstalleerd voor het kind of de jongere. De hulplijn 1712 is een professionele hulplijn en een belangrijke schakel in de geïntegreerde en holistische aanpak van geweld op kinderen die we met de Vlaamse Regering uitrollen. Het zijn hoofdzakelijk volwassenen die 1712 over het thema kindermishandeling contacteren. De meeste oproepen komen van volwassenen uit de directe omgeving van het kind: ouders of grootouders, een dicht familielid, zoals een oom of tante, maar ook leerkrachten, jeugdleiders of sportbegeleiders. Dat is ook goed. We rekenen namelijk op volwassenen om er voor het kind te zijn. Kunnen kinderen, om welke reden dan ook, niet terecht bij iemand van hun omgeving die hen steunt? Dan blijft het belangrijk dat ze weten dat er buiten hun omgeving ook nog een hulplijn bestaat die naar hen luistert en waar nodig naar professionele hulpverlening begeleidt.
Tegelijk zien we dat de veroorzakers van geweld ten aanzien van kinderen in veel gevallen ook heel dicht bij het kind staan in het dagelijkse leven. Dat maakt erover praten voor het kind extra kwetsend en tegelijk ook extra lastig, en verklaart waarom de drempel naar hulp dikwijls zo groot is. Kinderen en jongeren zien chat wel als een herkenbaar en laagdrempelig kanaal waarop ze anoniem hun verhaal kwijt kunnen. Sinds begin dit jaar is 1712 daarom ook via chat bereikbaar. Aangezien het jaar nog niet is afgesloten, zijn daarover nog geen definitieve cijfers beschikbaar, maar tot hier toe is ongeveer een vierde van de ‘chatters’ minderjarig. 1712 heeft ook een website die zich specifiek tot minderjarigen richt.
Daarnaast bestaat er sinds 2014 ook de chatbox Nupraatikerover, bemand door professionele medewerkers van het Brusselse VK. Deze chatbox schenkt bijzondere aandacht aan minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik. De chat blijft jaar na jaar meer jongeren bereiken. In 2018 vonden in totaal 417 chatgesprekken plaats. De website www.nupraatikerover.be biedt ook een mooi overzicht van waar jongeren overal terechtkunnen.
De aanpak van kindermishandeling vraagt actie en handelen. Mijnheer Parys, zoals u terecht hebt opgemerkt, kampen zeer veel mensen, zowel burgers als professionals die in aanraking komen met kinderen, zelfs gespecialiseerde jeugdhulpverleners, met handelingsverlegenheid. Die verlegenheid is begrijpelijk, maar dat kunnen we als samenleving niet tolereren. Daarom zijn er de afgelopen jaren diverse initiatieven ondernomen om professionals en hulpverleners daarin te ondersteunen, en die initiatieven blijven nu ook continu doorlopen. We denken daarbij bijvoorbeeld aan de consultfunctie van het OCJ en van het VK, de organisatie van vormingen en casustafels via het Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp (IROJ), in samenwerking met OCJ's en VK's.
Dan kom ik tot de vragen over de samenwerking tussen hulpverlening, politie en parket en de casuscoördinatie. Samen met de minister van Justitie en Handhaving zullen we de lokale besturen en betrokken jeugdhulppartners ondersteunen in de verdere uitbouw van de ketenaanpak intrafamiliaal geweld en de ontwikkeling van FJC’s als netwerkorganisaties. In Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant is momenteel een ketenaanpak geïmplementeerd. In Oost- en West-Vlaanderen wordt die provinciaal georganiseerd en is het een constante taak van de Vlaamse coördinatoren ketenaanpak om te werken aan een regionale uitbreiding. Deze uitbreidingen gebeuren meestal per politiezone. Momenteel zijn er in Oost-Vlaanderen in Gent, Dendermonde, de Vlaamse Ardennen, Meetjesland-Centrum, Sint-Niklaas, Geraardsbergen-Lierde, Deinze-Zulte, Ninove en Ronse. In West-Vlaanderen zit men nog in een pilootfase voor enkel de regio Brugge. In Vlaams-Brabant wordt er een ketenaanpak gecoördineerd in Leuven en in Halle-Vilvoorde. Daarnaast zijn er drie FJC’s operationeel, in Antwerpen, Limburg en Mechelen. Deze FJC’s integreren een ketenaanpak intrafamiliaal geweld binnen hun regio. Ook in Turnhout bestaat alvast de intentie om door te groeien tot een FJC.
Wat de wachtlijsten betreft, kunnen we niet ontkennen dat sommige gezinnen lang, te lang, op gepaste hulp moeten wachten, ondanks het groeipad dat de vorige Vlaamse Regering heeft uitgetekend en ondanks de jaarlijkse groei van pleegzorg. We zetten dit groeipad deze legislatuur onverminderd verder. We zullen in totaal 60 miljoen euro investeren in de uitbreiding en versterking van het aanbod. We zullen hierbij aandacht hebben voor het laagdrempelige, rechtstreeks toegankelijke aanbod door de samenwerkingsverbanden – pleegzorg, 1Gezin1Plan – gebiedsdekkend te maken, voor de versterking van de crisisnetwerken – zowel in de capaciteit van de meldpunten als het crisisaanbod –, en voor de intensieve niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, door de realisatie van capaciteit voor beveiligd verblijf en door uitbreiding en innovatie in het residentiële zorgaanbod.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, waar ik voornamelijk bezorgd over ben, is over het luikje ‘actie’. We hebben die capaciteit nodig. U zegt dat we die handelingsverlegenheid die bij hulpverleners wel ergens aanwezig kan zijn, niet kunnen tolereren. Maar een deel van die handelingsverlegenheid zit als volgt in elkaar: je raakt een situatie aan in gezinsgesprekken, je bespreekt met ouders wat zij doen met het kind om te zien of er eventueel een bereidheid is om zich te laten begeleiden, om zaken te veranderen. Zo niet, bekijk je op welke manier je de band tussen kind en ouder kunt houden, maar toch het kind elders kunt onderbrengen. Maar dan gebeurt er niets. Je dient een document maatschappelijke noodzaak (M-doc) in, je meldt alles bij het OCJ en dan zit het OCJ met hetzelfde probleem als waarmee alle andere hulpverleners zitten: alles zit dichtgeslibd. Die kinderen kunnen nergens naartoe en dus is het voor een hulpverlener natuurlijk heel moeilijk om die doos te openen en te merken dat er achteraf niets mee gebeurt, als blijkt dat zijzelf de situatie niet kunnen ombuigen naar iets anders, wanneer ouders niet de mogelijkheid, of in sommige gevallen helaas niet de wens, tonen om het anders aan te pakken.
Wat mij betreft is dat een van de voornaamste problemen. We hebben een aanbod nodig dat die kinderen kort, of lang als het nodig is, uit het gezin kan halen. En wanneer ouders bereid zijn om de dingen anders aan te pakken en de mogelijkheid daartoe hebben, dan moeten we mensen mobiel aan huis sturen, zeer aanklampend, om dat van nabij op te volgen. Ik weet dat dit geld kost en dat het allemaal niet zo eenvoudig is, maar dat geld is echt nodig, specifiek daarvoor.
Als we het dan toch over budget hebben, dan wilde ik u iets vragen over wat u daarnet hebt verteld in verband met de besparingen van vrijdag, en waar u die eventueel terugschroeft. Ik wilde u vragen of u ook de besparingen terugschroeft die zijn beslist op de vertrouwenscentra kindermishandeling en het Expertisecentrum Kindermishandeling. Het lijkt me bijzonder ongelukkig mocht daarop worden bespaard, maar misschien kunt u die beide besparingen ook tenietdoen.
De heer Parys heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord en voor de cijfers die u hebt rondgedeeld. Ik heb nog een aantal kleine bijkomende vragen.
Als we kijken naar de meldingen die bij de vertrouwenscentra voor kindermishandeling binnenkomen, en de meldingen die bij 1712 binnenkomen, en we kijken naar de verschillende categorieën, dan zien we kindermishandeling, lichamelijke mishandeling, verwaarlozing, emotionele mishandeling, getuige van geweld, seksueel misbruik. Ik doe toch een suggestie om de definities op elkaar af te stemmen. Je kunt onmogelijk een optelsom maken die een heel algemeen globaal beeld geeft van wat er gebeurt. Want je hebt cijfers bij de federale politie die volgens een bepaalde definitie worden bijgehouden, cijfers bij de vertrouwenscentra kindermishandeling die andere categorieën gebruiken, en dan heb je nog de cijfers die bij 1712 binnenkomen. Mijn vraag is: als wij als beleid graag een goed beeld willen hebben, dan is het belangrijk dat we de dingen op dezelfde manier benoemen. Qua integraal beleid zit daar dus zeker nog een werkveld.
U hebt me geantwoord op een schriftelijke vraag over welke toepassingen er al zijn binnen jeugdzorg die met artificiële intelligentie te maken hebben. Dat was een heel interessant antwoord waarin u zei dat er nu geëxperimenteerd wordt met een project dat verontrusting moet detecteren, op basis van datamining, op basis van een aantal dossiers. Mijn vraag is om daar absoluut mee verder te gaan, en snel. Want als we snel kunnen ingrijpen en er vroeg bij kunnen zijn, dan kunnen we vaak ergere vormen van mishandeling voorkomen.
Mijn derde vraag gaat over een onderzoek dat UCLL heeft gevoerd, meer bepaald het Scholenonderzoek 2018 met aanbevelingen met betrekking tot de aanpak van geweld tegen kinderen en jongeren. Kent u dit onderzoek? Integreert u dit in de beleidslijnen die u uitrolt?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik had een vraag met betrekking tot het profiel van de ouders. U antwoordde daarop dat er inderdaad bepaalde risicofactoren en beschermende factoren zijn. We kennen daar dus een deel van. Mijns inziens lijkt het dan ook niet zo erg moeilijk om bij bepaalde gezinnen waarin veel risicofactoren aanwezig zijn, daar zeer nauwlettend mee om te gaan. Ik weet dat u de Kindreflex zult uitbreiden. Als ik echter regelmatig in de media hoor dat er recidive ouders zijn die hun kinderen mishandelen, dan denk ik dat daar nog een tandje bijgestoken kan worden.
Het is inderdaad beter om te voorkomen of om toch vroeg genoeg in te grijpen bij mensen bij wie er een vermoeden is of bij wie er risicofactoren aanwezig zijn, om te zorgen dat het misbruik niet escaleert. We merken momenteel dat hulpverleners of mensen die hulp zoeken, vaak niet weten waar ze terechtkunnen. Ik merk dat ook bij huisartsen. Enerzijds hebben ze hun beroepsgeheim en anderzijds, als ze toch de stap zetten, weten ze vaak niet waar ze terechtkunnen. Op dat vlak kan er zeker nog betere informatie gegeven worden.
Zoals mevrouw Van den Bossche zei, zitten we inderdaad met een groeipad. Het klopt dat we momenteel onvoldoende plaatsen hebben en dat mensen te lang moeten wachten, maar we kunnen natuurlijk niet toveren. Tijdens deze legislatuur zullen we er zeker voor moeten zorgen dat het groeipad verder uitgezet kan worden, want die kinderen moeten onmiddellijk geholpen kunnen worden. Ik besef echter zeer goed welke budgettaire realiteit er vandaag heerst.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Als er sprake is van kindermishandeling of als er een risico is op kindermishandeling, dan moet er natuurlijk zo snel mogelijk ingegrepen worden. Verschillende factoren kunnen daar een invloed op hebben en kunnen meebrengen dat er soms niet snel genoeg wordt ingegrepen. Er wordt verwezen naar de capaciteit die voldoende moet zijn en dat is vanzelfsprekend waar, maar ik kom toch nog eens terug op de handelingsverlegenheid. Wanneer grijp je in en wat kan iemand doen? Vaak komen verschillende instanties uit de hulpverlening of andere terecht bij een gezin. Dat kan de sociale dienst zijn van het OCMW. Dat kan Kind en Gezin zijn vanuit de preventieve gezondheidszorg voor kleine kinderen. Dat kunnen andere diensten zijn. Dat kan het CLB of een school zijn. Het kunnen ook gewoon mensen uit de buurt zijn, politiediensten of de wijkinspecteur.
In het verleden hebben we te vaak gezien dat wanneer er iets ernstigs gebeurt, er dan vaak wordt gezegd dat er wel signalen waren, maar dat die niet erg genoeg waren of dat er toch twijfels waren of er echt iets aan de hand was. Als alles samengelegd was, was misschien wel sneller duidelijk geworden dat er zich echt wel een probleem stelde waarbij ingrijpen dringend noodzakelijk was. We moeten dus absoluut blijven inzetten op overleg en het bundelen van informatie, want dat kan teweegbrengen dat kindermishandeling wordt voorkomen – wat altijd het beste is – of dat er sneller ingegrepen wordt wanneer er effectief sprake is van kindermishandeling.
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, er zijn verschillende tussenkomsten gehouden waar ik het mee eens ben wat het aanpakken van de toekomst betreft. Ik wil toch nog even zeggen dat, wat de jeugdhulp betreft, we de komende jaren 60 miljoen euro uittrekken, waarbij alleen al voor volgend jaar 9 miljoen euro extra zal worden uitgetrokken voor de jeugdhulp. Dat moet een belangrijke aanzet zijn om aan de problemen waar we voor staan een stukje een antwoord te geven.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
De besparingen op de vertrouwenscentra en het Expertisecentrum Kindermishandeling worden niet tenietgedaan?
Ik heb daarstraks verwezen naar mijn vorige tussenkomst in algemene zin. We zullen de komende dagen zien hoe we dat het best organiseren en aanpakken.
Het is dus afwachten, begrijp ik. Ik wil mij ervoor hoeden om fouten te communiceren. Wat ik nu hoor, is dat u kijkt wat u kunt doen, maar u kunt hier nog geen beloftes over maken. Is dat een correcte samenvatting?
Dat klopt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.