Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Op het vlak van integratie en inburgering bouwt u verder op de basis die de voorbije jaren onder andere door Geert Bourgeois en Liesbeth Homans werd gelegd. Zo bouwen we een vierde pijler uit binnen het inburgeringsbeleid, het traject op maat van veertig uur in de vorm van onder andere een buddyproject. We juichen dit initiatief zeker toe. Het bestaat sinds 2011 en werd gelanceerd door Geert Bourgeois. Het is intussen in een aantal steden en gemeenten ook al van kracht, en ze werken daar volop aan. U hebt ook zelf in het verleden de ambitie uitgedrukt om die buddyprojecten in heel Vlaanderen in te voeren, en nu is het zo ver om dat structureel te doen. In Mechelen werden er meer dan driehonderd duo’s gevormd. Er is ook nog een andere mogelijkheid binnen de vierde pijler: een kennismakingsstage bij een bedrijf, organisatie of lokaal bestuur, bij een vereniging of binnen het vrijwilligerswerk.
Kunt u het Vlaams buddyproject wat extra toelichten? Wat zijn de stappen die u zult ondernemen om dit project verder uit te rollen? Welke stappen zult u ondernemen om kennismakingsstages in te voeren bij de bedrijven, verenigingen, organisaties en binnen het vrijwilligerswerk? Zijn er reeds gesprekken gevoerd tussen het Agentschap Integratie en Inburgering en de partners om dit verder uit te rollen en om die vierde pijler verder uit te bouwen? Welke modaliteiten moeten hiervoor worden vervuld? Het is misschien nog wat vroeg, maar ik dacht dat u misschien al een eerste insteek kon geven.
Minister Somers heeft het woord.
Uw vraag getuigt van een groot activisme en een grote betrokkenheid bij het thema, maar ik heb hierover in de beleidsbrief nog maar net een eerste inzicht gegeven. U moet begrijpen dat zo’n project uitrollen wel wat voorbereiding veronderstelt. Ik heb in de bespreking twee weken geleden gezegd – en ik citeer mezelf, al is dat gevaarlijk, want dan begin je op de ‘foute’ mensen te lijken – “dat de uitrol stapsgewijs zal gebeuren met wellicht eerst enkele experimenten. Ik wil niet overhaast te werk te gaan, maar zorgen voor een duurzaam project.” We zijn veertien dagen verder, en dat staat er nog altijd zoals het toen gezegd is.
Wat zijn we eigenlijk aan het doen op dit moment? Dat buddyproject is natuurlijk een ambitieus traject. Het bouwt inderdaad verder op ervaringen uit het verleden. U hebt verwezen naar een aantal voorgangers die ter zake ook al initiatieven hebben genomen, lokale projecten hebben ondersteund en die ook genegen waren. In mijn eigen stad was het oud-collega Vlaams volksvertegenwoordiger Marc Hendrickx, een partijgenoot van u, die dat als schepen met het schepencollege van Mechelen heeft geïnitieerd. Door intussen op het terrein aanwezig te zijn en heel veel feedback te krijgen, weten we dat er ook in andere plaatsen soortgelijke varianten op die buddytrajecten lopen en bestaan. Ik denk daarbij aan Stadsklap, taalbuddyprojecten voor jongeren, Curant, het netwerk Samenleven, het draaiboek asielbuddy’s, Patati Patata, enzoverder. Er zijn toch een aantal initiatieven waarin er ter zake goed werk wordt geleverd.
Wat we eerst doen, is praten met de stakeholders. Dat lijkt me de logica zelf. We hebben al met het agentschap van gedachten gewisseld en met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). We gaan nog naar Atlas in Gent kijken. We moeten nog bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) langs. We zijn met verenigingen aan het praten. Dit alles om eerst een heel goed beeld te hebben van wat kan en niet kan, en dan zullen we dat stapsgewijs uitrollen. Het lijkt mij niet mogelijk om in één klap 10.000 of 15.000 buddyprojecten te realiseren. Maar we kunnen dat wel stapsgewijs doen.
We zullen ook met het bedrijfsleven praten, want een van de pistes die we overwegen zijn stages binnen het bedrijfs- of verenigingsleven. Eerst inventariseren we, om goed te begrijpen wat wél en wat niet kan.
De doelstelling is helder: mensen met elkaar in verbinding brengen, de nieuwkomer de kans geven om het Nederlands dat hij moet leren in de praktijk te oefenen. Er is het belang van gedeelde maatschappelijke waarden. Die waardeoverdracht gebeurt voor een stuk klassikaal en via de cursus maatschappelijke oriëntatie. Maar die kan volgens mij en volgens velen ook heel efficiënt gebeuren in het intermenselijke contact dat je hebt.
Als een Vlaamse moeder aan een nieuwkomersmoeder uitlegt wat er in de praktijk nu precies wordt gevraagd van een ouder met schoolgaande kinderen, dan heeft dat volgens mij meer diepgang en impact dan wanneer je dit alleen maar verneemt in een klaslokaal. Een Vlaming – met autochtone of allochtone roots, dat doet niet ter zake – kan aan een nieuwkomer uitleggen hoe gelijkheid van man en vrouw in de praktijk wordt ingevuld, hoe ons openbaar vervoer functioneert, wat de plaats van levensbeschouwingen is in onze samenleving. Ik denk dat zulke gesprekken veel verrijkender kunnen zijn en veel meer overdracht van kennis kunnen betekenen.
Bovendien reik je elkaar een netwerk aan. Ik heb me hier ooit versproken en gezegd dat de Universiteit Gent onderzoek heeft verricht naar wat de impact is wanneer je in je persoonlijk netwerk iemand hebt met een andere etnisch-culturele achtergrond, in dit geval een Vlaming, maar het is de KU Leuven die dat onderzoek uitvoerde. Als je bijvoorbeeld als Armeniër niet alleen moet terugvallen op je Armeense achtergrond, maar ook iemand met Vlaamse roots in je netwerk hebt, verdubbelen volgens dat onderzoek van de KU Leuven daardoor je kansen op de arbeids- en de woningmarkt.
Dat is het voordeel van zo’n buddyproject. Het zal nog een tijd duren vooraleer dat goed in beeld wordt gebracht en in elkaar steekt. Daar zal ik niet flauw over doen. We zijn in overleg met het Agentschap Integratie en Inburgering, waar wel wat werk aan de winkel is. We zoeken daar een nieuw diensthoofd. Deze week nog spreken we de raad van bestuur. Er is een verbetertraject denkbaar. Ik druk mij beleefd, maar ik denk ook correct, uit. Ik ben dat ter plaatse gaan bezoeken. We kunnen daar nog een kwantumsprong maken, er vallen heel veel efficiëntiewinsten te boeken. Het is belangrijk om dat agentschap uit te bouwen en op orde te zetten, omdat het een belangrijke partner is.
Op het einde van de dag gaan we met de lokale besturen spreken. Ik ben al met heel wat verschillende burgemeesters, van verschillende politieke gezindheden, in de diepte aan het praten, om uit te zoeken hoe zij kunnen helpen. Want uiteindelijk zal dat ook een lokaal verhaal worden. Tot hier toe heb ik alleen maar positieve reacties gehad, ongeacht de politieke kleur: mensen van uw partij, christendemocratische burgemeesters, een aantal sp.a-burgemeesters, Open Vld-burgemeesters. Ze staan daarvoor open en zien daarvan ook de meerwaarde in, aangezien dat het lokale samenleven kan bevorderen.
We zitten op dit moment werkelijk in de fase van het begrijpen, verkennen, studeren, zien wat er op het terrein in beeld is en wat er reeds bestaat. In de loop van de komende maanden zullen we dan langzaam overgaan naar fase 2, mevrouw De Vreese, namelijk de uitrol. We hebben vijf jaar, nog vier en een half. Ik bewonder uw ongeduld en uw goesting. Ik zal zeker proberen u persoonlijk in te schakelen in een van die buddytrajecten. Dan heb ik de eerste toch al binnen. Ik ben alleszins blij dat u mij opjaagt, maar ik wil toch proberen om mij aan mijn engagement van twee weken geleden te houden om het grondig en stapsgewijs te doen en eerst goed het terrein te verkennen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik begrijp uw engagement om mij in te schakelen in het buddyproject. Ik vraag me af of u zelf ook buddy bent geweest van een van de mensen in Mechelen. (Opmerkingen van minister Bart Somers. Gelach)
U kent het project zeer goed, vanuit Mechelen. Ikzelf wat minder. Minister, op welke manier werkt dat? Gebeurt dat met vrijwilligers of met een soort professionals? Ik vergelijk even met het project rond voogden, waarbij er professionele voogden zijn, maar er ook heel veel vrijwilligers worden ingeschakeld. Dat is voor mij niet helemaal duidelijk, omdat ik het niet zo goed ken. Kan iedereen zich kandidaat stellen om buddy te worden? Kunt u zich als minister kandidaat stellen, kunnen wij ons als parlementsleden daarvoor kandidaat stellen?
Het is een onderdeel van de burgerschapstest, je moet dus slagen voor alle vier de onderdelen. Betekent dat dat je geslaagd bent voor de vierde pijler als je gewoon deelneemt aan die veertig uur, of komt er daarrond ook een soort van test?
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil wel even toelichten hoe dat in mijn stad verlopen is. Dat is maar één mogelijkheid, er zijn er verschillende. In mijn stad gebeurde dat op basis van vrijwilligheid, en zo zie ik het eigenlijk ook voor Vlaanderen. Je zoekt naar vrijwilligers, mensen die in onze samenleving leven, burgers van Vlaanderen die zeggen dat ze bereid zijn om daar wat energie in te steken. Het viel ons in Mechelen op dat dit een zeer gevarieerd aantal mensen was. Mijn eerste gedachte was dat dat vooral mensen waren met een heel positieve kijk op diversiteit, maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het een plejade was. Om het op een maatschappelijke schaal te zetten: het waren mensen van eerder conservatief naar meer progressief, en niet alleen progressief, maar ook mensen die er belang aan hechten dat nieuwkomers in onze samenleving zich ook heel goed de taal eigen maken en onze waarden en normen goed leren kennen.
We hebben dat gedaan met speeddating, we probeerden te matchen. De motivatie was toch vooral het bijbrengen van waarden en normen en van de taal. Er speelden ook andere, meer plezante, motivaties mee. Mensen konden vier à vijf Vlamingen zien, en omgekeerd kon elke Vlaming vier à vijf nieuwkomers zien. Ze konden dan zeggen dat ze bijvoorbeeld met nummer één of nummer vier wilden werken, want het moet natuurlijk langs de twee kanten ook aangenaam blijven. Op die manier werden er koppeltjes gemaakt – u kent dat waarschijnlijk uit speeddatingprogramma’s op televisie. Die mensen spraken één keer per week gedurende één uur af. Ze liepen door de stad, of gingen samen iets drinken, of spraken bijvoorbeeld af in een cultureel centrum. Gedurende dat uur was die nieuwkomer vooral bezig met Nederlands te praten. We vragen mensen wel om Nederlands te leren, maar het grote probleem is dat ze vaak niet de kans hebben om dat te oefenen, omdat ze ingesloten zitten in hun etnisch-culturele groep. Op die manier kregen ze de kans om Nederlands te praten, en ontstond er wederzijdse interesse – op zeker moment begonnen ze te vertellen wie ze waren enzovoort – en ze hielden dat zo zes maanden vol. Op het einde van die zes maanden kwamen ze naar het stadhuis van Mechelen en kregen ze beiden een diploma en werden ze bedankt voor de inspanningen. Het mooie is dat het overgrote deel van die trajecten nadien gewoon voort bleven duren, die mensen bleven met elkaar in contact, en werden vrienden, of ten minste kennissen van elkaar, en hielpen elkaar waar nodig. Op die manier heb je echt een ondersteuning.
Volgens mij moet dat niet door een examen gaan. Ik denk dat we drie poten hebben die door een examen moeten gaan, en dat die vierde poot een versterkende poot is, die in een eerste fase gebouwd is op vrijwilligheid: een stuk engagement van de nieuwkomer, vrijwilligheid van de Vlaming. We gaan wel vragen aan de mensen om daaraan mee te doen, dat is evident, maar hoe we dat helemaal vorm gaan geven, daar is het nog wat te vroeg voor. Wat we in Mechelen gedaan hebben, heb ik ook op een aantal andere plaatsen gezien. Het idee kwam oorspronkelijk van Geert Bourgeois, hij heeft ooit gezegd dat we dat nu robuust moesten uitrollen. Op de twee plaatsen in het buitenland waar ik al ben gaan praten over ons Vlaams inburgeringsbeleid, is men daar razend enthousiast over. Ik ben in Oostenrijk en in Denemarken geweest, en men vindt dat echt vernieuwend.
Ik geloof ook dat we die vrijwilligers kunnen vinden. Of we er meteen zoveel duizenden gaan vinden, weet ik niet. Maar als je dat vertaalt naar lokale besturen, denk ik dat het op heel veel plaatsen mogelijk moet zijn om die mensen te vinden.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Bedankt voor de toelichting en de verduidelijking, minister. Ik ben er net als u van overtuigd dat het een grote meerwaarde kan zijn voor een nieuwkomer om inderdaad de taal te kunnen spreken en om daarvoor mensen te vinden. Ik hoor ook van een aantal nieuwkomers dat dat geen evidentie is, dat zij gemakkelijk benaderd worden door mensen uit de eigen gemeenschap. Ik ben dus zeer benieuwd naar de verdere uitrol en ik geef u daar natuurlijk ook wel de tijd voor.
Mevrouw De Vreese, minister Somers is blijkbaar iets vergeten, maar u krijgt nog altijd de kans om daaraan het slotwoord toe te voegen.
Minister Somers heeft het woord.
U vroeg me of ik dit ken vanuit mijn eigen familie. Wel, ik heb dit in mijn eigen familie meegemaakt. Iemand in mijn familie heeft zich bekommerd om een Somalische jongen van 16 jaar. De jongen heeft daardoor verder kunnen studeren en heeft zijn diploma gehaald, en op kerstavond zit hij bij ons mee aan tafel. Dat heeft voor de jongen heel veel veranderd, want hij heeft daardoor inzicht gekregen in hoe een Vlaamse familie functioneert, wat de huiselijke normen en waarden zijn, die ook belangrijk zijn om mee te geven, en het heeft ook onze familie veranderd.
Het heeft de blik op diversiteit van de generatie voor mij verbreed en een andere kijk gegeven op de samenleving. Wat die jongen op jonge leeftijd heeft meegekregen, is voor hem determinerend om in Vlaanderen goed te kunnen functioneren, veel meer dan wat hij op de cursussen heeft gekregen. De cursussen waren echt belangrijk, onder andere voor zijn taalvaardigheid. Daar geloof ik echt in. Dus ja, ik ken dit absoluut ook persoonlijk.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik heb daar natuurlijk niet veel aan toe te voegen. Ik ken ook heel veel mensen in hun persoonlijke omgeving en ik zie ook in de klas van mijn dochter dat nieuwe kindjes in de klas door het contact, door te worden uitgenodigd op verjaardagsfeestjes, door mee te worden betrokken in het leven van de Vlamingen, zo steun krijgen om de taal te begrijpen en te spreken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.