Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dit is een heel ander thema dan het vorige, maar het valt allemaal onder de noemer ‘onbekend is onbemind’. Zaken die we kunnen uitdragen en mensen die we leren kennen, hebben veel meer kans op slagen.
Recent vernamen we via de pers dat steeds meer mensen hun lichaam na hun overlijden afstaan aan de wetenschap. Dit kan vanaf de leeftijd van 21 jaar. Wanneer het lichaam door de instelling wordt vrijgegeven kan het nog een laatste rustplaats krijgen, overeenkomstig de wensen van de nabestaanden of de betrokkenen zelf, via een begrafenis of verstrooiing.
Wie zijn lichaam wil afstaan aan de wetenschap, moet dit bij leven kenbaar maken – dat is logisch – door middel van een wilsverklaring, en die dan bezorgen aan de instelling waaraan men zijn lichaam wil schenken. In de praktijk gebeurt het echter dat, wanneer de betrokken persoon overlijdt, de instellingen daarvan niet op de hoogte werden gebracht of dat de nabestaanden niet op de hoogte zijn van de wens van de overledene en er dan ook niet kunnen op ingaan.
In de wilsverklaring die voorzien is in de Vlaamse decreetgeving is de mogelijkheid om ervoor te opteren het lichaam te schenken aan een wetenschappelijke instelling niet opgenomen. Een aantal zaken zijn opgenomen in het decreet, meer bepaald in artikel 15 van het decreet van 16 januari 2004 op de lijkbezorging en begraafplaatsen. In de voorbije jaren hebben we dat in verschillende keren regelmatig uitgebreid. Momenteel zijn er al wilsverklaringen mogelijk voor iedereen vanaf de leeftijd van 16 jaar, en die kunnen gaan over de wijze van lijkbezorging, de asbestemming, het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid, evenals over de gemeente waar men begraven of uitgestrooid wil worden, evenals over de vermelding van het bestaan van een uitvaartcontract.
Minister, deze bepaling werd de voorbije jaren enkele keren uitgebreid. Hoe staat u tegenover het voorstel om de mogelijkheid te creëren de wens om het lichaam na overlijden af te staan aan de wetenschap, mee op te nemen in de decretaal voorziene laatste wilsbeschikking? Ziet u mogelijkheden om ervoor te zorgen dat meer mensen hun lichaam aan de wetenschap zouden afstaan, alsook dat die wens kenbaar is op het moment van overlijden? Wat staat een mogelijke aanvulling in de weg?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, laat me beginnen met te zeggen dat u een van die parlementsleden bent die zich door de jaren heen uitstekend verdiept hebben in een aantal maatschappelijk relevante deelthema’s die vaak tussen de mazen van het net vallen omdat ze in het parlement niet worden aangekaart. De vragen die u stelt – want u bent daar stilaan een deskundige in – zijn steeds een verrijkend moment in ons parlement, dus ik ga proberen zo goed mogelijk te antwoorden op uw vragen. Ik ga de twee vragen samen nemen.
Het is inderdaad zo dat iedereen vanaf de leeftijd van zestien jaar zijn laatste wilsbeschikking via een schriftelijke kennisgeving kan overmaken aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente. Dat staat, zoals u reeds hebt gezegd, in artikel 15 van het decreet over de lijkbezorging. Dat artikel bepaalt wat in die laatste wilsbeschikking kan worden opgenomen. De opsomming vermeldt niet – en daar hebt u gelijk in – de mogelijkheid om in de laatste wilsbeschikking de wens op te nemen om het lichaam na overlijden aan de wetenschap af te staan. Je kunt dat niet aangeven in het formulier.
Het is inderdaad zo dat, als een lichaam aan de wetenschap wordt geschonken, het doorgaans na twee jaar teruggegeven wordt aan de nabestaanden, zodat zij het alsnog kunnen begraven of cremeren. Zoals in het Vlaams regeerakkoord is overeengekomen, zal ik in overleg met lokale besturen en andere betrokkenen evalueren of het mogelijk of wenselijk is het decreet over de begraafplaatsen en de lijkbezorging te actualiseren. De mogelijkheid om in de schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking de wens te uiten het lichaam na overlijden aan de wetenschap af te staan, biedt inderdaad een aantal voordelen. Ik zal uw suggestie dan ook meenemen tijdens het overleg met de lokale besturen en de andere betrokkenen.
Ik kan u wat de timing betreft nog meegeven dat wij in 2020 louter de verbeterpunten aan het decreet gaan inventariseren. De actualisering van het decreet plan ik in 2021. Ik zal uw goede suggestie ter zake dan ook zeker meenemen, zowel bij de oplijsting van de verbeterpunten, als bij de herziening van het decreet.
Indien het decreet in deze zin wordt aangepast, is overleg met de federale overheid ook nog wel nodig, zoals u weet. Conform artikel 15bis, paragraaf 2, tweede lid van de federale wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging bepaalt de koning hoe de kennisgeving van de laatste wilsbeschikking wordt ingeschreven in het bevolkingsregister. Als wij het decreet willen wijzigen, gaan we ook nog contact moeten opnemen met de Federale Regering, die, als we tot 2021 wachten, dan wel gevormd zal zijn.
Conclusie: een goede suggestie, terechte opmerking, lacune in onze regelgeving, lacune in het formulier. We nemen het mee, en u zult het mee kunnen opvolgen vanuit het parlement.
Mevrouw Schryvers, na deze bloemen hebt u het woord.
Dank u wel, minister, voor de bloemen. Ik dacht al, oei, nu moet ik oppassen, maar deze keer niet dus. (Gelach)
Deze keer niet, waarvoor dank.
Ik weet dat de regelgeving rond begraafplaatsen en lijkbezorging inderdaad niet de meest voor de hand liggende is om er hier in dit huis mee bezig te zijn, maar ik weet ook dat heel veel mensen daar vragen over hebben, dat het zeer gevoelig ligt en dat we daar minutieus mee moeten omgaan. Er is ook een sterke maatschappelijke evolutie: vroeger gebeurde alles volgens vaste geplogenheden en was het voor iedereen hetzelfde, terwijl mensen nu een persoonlijke invulling willen. We krijgen daar ook steeds meer vragen over.
Wat altijd voorop moet staan, is dat we proberen om de wil van de mensen uit te voeren, met respect voor de menselijke waardigheid. We hebben in het verleden al een aantal zaken aangepast, en ik vind het goed dat er in het regeerakkoord een globale evaluatie is ingeschreven.
Ik wilde inderdaad vragen naar de timing, maar u hebt die zelf al aangegeven. Ik begrijp dat het niet direct kan; zoals u tegen een collega heeft gezegd, is er vijf jaar tijd om het regeerakkoord uit te voeren en kan niet alles ineens. Maar zelfs als we zo’n globale evaluatie uitvoeren, moeten we nog altijd oog blijven hebben voor bepaalde evoluties die zich voordoen en moeten we niet denken: dit is het nu voor de volgende vijftien of twintig jaar. Er evolueert zoveel dat er altijd nieuwe vragen komen die we binnen een bepaald kader moeten beoordelen.
Maar verder ben ik natuurlijk heel tevreden dat u dit punt daarin wilt opnemen. Het is altijd beter dat de wil van de mensen kenbaar is dan wanneer erfgenamen of nabestaanden nadien moeten vaststellen dat iemand een bepaalde wil had die ze niet hebben kunnen uitvoeren omdat ze het niet wisten. Daarnaast weten we ook dat er die voortdurende vraag is vanuit de wetenschap. Als we aan die twee zaken kunnen tegemoetkomen, is dat een voordeel. Ik kijk daarnaar uit en zal ook de andere punten opvolgen die in die evaluatie naar voren zullen komen.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, u zegt terecht dat het gaat over een diepmenselijke problematiek. U verwijst zeer specifiek naar mensen die wensen dat na hun overlijden hun lichaam ter beschikking van de wetenschap wordt gesteld. Zij willen met andere woorden iets goeds doen voor de samenleving en het is dan ook confronterend wanneer dat niet goed verloopt, wanneer er geen duidelijk kader is. Ook voor de nabestaanden is dat emotioneel soms een heel complexe zaak. Als dat allemaal goed en helder geregeld is, dan wordt de samenleving daar beter van, krijgen de nabestaanden een heel menselijk kader en geeft dat duidelijkheid aan degene die zijn of haar lichaam wil afstaan.
Ik vind het heel terecht dat we daar in dit parlement over praten, vertrekkend vanuit de vrijheid van de mensen waarbij we ook rekening houden met de menselijke waardigheid en de gevoelige maatschappelijke context. Het is dan ook heel terecht dat dit op de agenda wordt gezet.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik kan geen beter slotwoord geven dan de minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.