Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Van Rooy heeft het woord.
Zoals we allemaal hebben gelezen, brachten verschillende spelers tijdens en na het EK-kwalificatieduel tussen Turkije en Albanië de Turkse nationale militaire groet. Hiermee eren ze de Turkse troepen die buurland Syrië zijn binnengevallen, waardoor er inmiddels al honderdduizenden mensen op de vlucht zijn geslagen. Heel alarmerend is dat dit initiatief – die militaire groet – ook in Vlaanderen wordt overgenomen door onder meer jeugdspelers van Turkse origine in Vlaamse jeugdvoetbalploegen. Zo is er een onderzoek gestart door Voetbal Vlaanderen naar diverse foto’s en filmpjes die openbaar werden gemaakt betreffende de club Turkse FC uit Beringen. Zelfs minderjarige voetballertjes uit deze club brachten een militaire groet, uit sympathie met de Turkse militaire invasie.
Het is duidelijk dat in heel onze samenleving talloze Turken Erdogan en alles wat hij doet vurig steunen, en dus ook zijn militaire inval in Syrië, zijn bezetting eigenlijk van Noord-Syrië. Het is ook niet de eerste keer dat het ons duidelijk wordt dat zoveel Turken Erdogan steunen. Bij de herverkiezing van Erdogan nog niet zo lang geleden kreeg hij bijna 75 procent van de stemmen, een record binnen Europa, in Vlaanderen: zoveel Turken die op Erdogan stemden. Ook ten tijde van de mislukte staatsgreep steunden talloze Turken in Vlaamse steden het Erdoganregime.
Erdogan is hier overigens ook geweest. In 2015 was hij in de Ethias Arena in Hasselt en lokte hij maar liefst 25.000 Turken, die hem onthaalden als een ware popster. Turkijekenner Dirk Rochtus verklaarde daarover dat onder Erdogan de Turkse overheid veel energie steekt in het aanhalen van de banden met Turken in het buitenland “via de uitbouw van een goed vertakt netwerk van allerhande verenigingen”.
Recent onderzoek van de Vlaamse overheid heeft zelfs uitgewezen dat de Turkse gemeenschap – mede door de netwerken en de zeer nauwe contacten met Turkije – verder afstaat van de Vlaamse samenleving dan de Marokkaanse. Dat is nogal een prestatie, en het is vooral een gevolg van de neo-Ottomaanse, op de islam gebaseerde politiek en aspiraties van Erdogan, die ik een islamitische tiran zou willen noemen.
Desgevraagd sprak Vlaams minister van Sport Weyts zijn hoop uit dat de Belgische Turken toch wat afstand nemen van hun Turkse roots. Weyts zegde ook “geen voorstander te zijn van sportverenigingen samengesteld op grond van etnische afkomst”, zoals bijvoorbeeld Limburgse voetbalclubs waar bijna uitsluitend jongeren met Turkse roots lid van zijn. Ook stelde hij het “ongehoord” te vinden dat “sportende kinderen in ons land worden misbruikt voor politieke en militaire propaganda”.
Ik lees in de krant, minister, dat u niet wenste te reageren. Dat vind ik heel bizar, onbegrijpelijk. Dit is geen voetbalprobleem, dit gaat de hele Vlaamse samenleving aan. Meer nog, dit is een problematiek die op uw lijf geschreven is als minister van Inburgering. Dit gaat over de inburgering, of liever de mislukte inburgering van talloze Turken, de potentiële mislukte inburgering van kinderen van Turkse origine.
Hebt u hierover misschien contact gehad met uw collega-minister van Sport Weyts? Wat is uw reactie op die militaire groet die Turkse voetballertjes brengen? Wat is uw reactie op het besluit van dat onderzoek dat de Turkse gemeenschap toch zeer ver af staat van onze Vlaamse samenleving? Wat gaat u als minister van Inburgering en Gelijke Kansen de komende tijd, de komende jaren, ondernemen om hier iets aan te doen?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Van Rooy, voor uw vraag. Ik wil onmiddellijk heel duidelijk zijn: ik heb niet gereageerd omdat ik op dat moment wist dat collega Weyts al gereageerd had en ik het volkomen met hem eens ben. Als regering vormen wij een collegiaal orgaan; als een van ons spreekt, ga ik ervan uit dat, indien ik het ermee eens ben, ik me daar gewoon bij aansluit. Mensen die hun kinderen een militaire groet laten brengen in Vlaanderen, die hun kinderen misbruiken voor politieke propaganda en om militaire operaties toe te juichen en die zich voor een extreem-nationalistische kar laten spannen, dat vind ik absoluut verwerpelijk. Daar ben ik het niet mee eens. Dat is voor mij iets dat eigenlijk te laken valt. Ik wil daarbij nog zeggen dat groepsdenken heel veraf staat van mijn kijk op de samenleving. Dé Turkse gemeenschap bestaat voor mij niet. Voor mij bestaan er mensen met Turkse roots. Sommigen van hen staan heel veraf van onze samenleving en zitten volledig in de greep van hun land van herkomst, in dit geval van de indoctrinatie en politieke agitatie van Erdogan. Andere mensen zijn goed geïntegreerd.
Turkije is trouwens een multi-etnische en multiculturele staat. Er leven daar Assyrische, Armeense en Koerdische minderheden, er zijn daar alevieten, christenen, atheïsten, liberalen en nationalisten. Turkije is een heel diverse samenleving, en ook in Vlaanderen – gelukkig maar – zijn mensen op zich uniek en hebben ze een gelaagde identiteit. Wat belangrijk is, is dat mensen zich connecteren met de Vlaamse gemeenschap, met de gemeenschap van het land waar ze verblijven en waar ze deel van moeten uitmaken. Wat wij proberen te doen vanuit de Vlaamse Regering, is benadrukken dat die diversiteit geen probleem is, maar dat er één identiteit is die ons bindt: de Vlaamse identiteit. Daar willen wij ook op inzetten.
Ik ben er al lang van overtuigd dat segregatie in onze steden, het naast elkaar en niet met elkaar leven, een groot probleem is. Het is op termijn nefast, want het werkt het groepsdenken in de hand. Het reduceert mensen tot identiteit en doet wantrouwen en vooroordelen ontstaan, waardoor mensen sneller in de greep raken van de zelfverklaarde leiders van de eigen gemeenschap, die een bepaalde invulling van identiteit opdringen, terwijl mensen net de vrijheid moeten hebben om voor zichzelf te bepalen hoe ze hun identiteit definiëren en hoe ze ermee omgaan.
Ik vind het op zich ook niet abnormaal dat mensen die een bepaalde geschiedenis hebben in een ander land, daar met een grotere interesse naar kijken en daar meer betrokken bij zijn. Ik kan dat perfect begrijpen. Als dat echter doorslaat naar het oprichten van sportclubs op etnisch-culturele basis, die dan ook nog eens worden ingezet om een bepaald regime te bewieroken of om er als applausmachine voor te dienen, dan past dat niet in mijn beeld van een goedwerkende samenleving die diversiteit omarmt, maar net in een beeld van een gesegregeerde samenleving, waar mensen buiten die samenleving blijven staan.
Als u vraagt hoe we dat moeten aanpakken, dan denk ik dat er een gecoördineerd beleid moet zijn van alle ministers samen en het lokale niveau. We gaan met de lokale besturen moeten nagaan hoe we segregatie tegengaan en integratie en samenleven bevorderen, zodat mensen meer met elkaar in plaats van naast elkaar gaan leven, zodat mensen op dezelfde schoolbanken gaan zitten, in dezelfde sportclubs actief worden, in dezelfde buurten gaan leven en aan een gedeelde identiteit gaan werken. Ik vind het belangrijk dat we een aantal grondwaarden delen, maar het overbrengen daarvan komt tot stand door interactie, op dagelijkse basis. Dat is waarin ik geloof. Ik geloof dat het een zeer emancipatorisch verhaal moet zijn, omdat mensen opsluiten in de gemeenschap en bepaalde beelden opdringen, dodend is voor de vrijheid van mensen en niet emancipatorisch werkt.
Mijn beeld – en dat is mijn ervaring die ik achttien jaar lang lokaal heb opgebouwd – is dat we die segregatie moeten doorbreken. Samenleven en mensen emanciperen, zijn de beste manier om uitwassen te voorkomen zoals we die nu gezien hebben. Ik ben het dus ten gronde volledig eens met de analyse van collega Weyts.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uiteenzetting over Turkije. Alsof ik en, naar ik hoop, ook de andere aanwezigen niet zouden weten dat Turkije misschien wel multireligieus en multi-etnisch is. Als we het wat van naderbij bekijken, zien we echter ook hoe dat daar gewoon niet werkt, en zeker niet sinds Erdogan er aan de macht is. De minderheden waarover u spreekt, worden immers onderdrukt. Erdogan probeert hen in een soennitisch-islamitische mal te dwingen. Ik heb daar contact met christenen, atheïsten, Assyriërs en Koerden. U hebt gezegd dat de Turkse gemeenschap hier ook zeer divers is. Dat lijkt me iets waarover we het allemaal eens kunnen zijn, maar daar gaat mijn vraag om uitleg natuurlijk niet over. Mijn vraag om uitleg slaat op dat gedeelte van de Turkse gemeenschap – u noemt hen extreem nationalistisch – dat zich duidelijk niet wil en niet kan integreren in onze samenleving.
U hebt uw zoveelste betoog gehouden over hoe u wilt verbinden en over hoe u geen apartheid wilt. Ik zie u daar zitten: ‘We moeten allemaal samenleven.’ Dat is u op het lijf geschreven. Het is ook waarom u hier zit als minister van Inburgering. Iedereen kent u. U hebt wellicht al honderden speeches gegeven waarin u dat verhaal hebt verteld. Dat wordt natuurlijk op luid applaus onthaald, want dat klinkt zeer mooi, maar ik heb van u nog geen enkele concrete actie gehoord om dit te bewerkstelligen.
U maakt zich vooral zorgen om de apartheid in de steden. U hebt in een aantal interviews verklaard dat dit ons grootste probleem is. Ik vind het verbazend dat de nieuwkomers die nu toekomen u minder zorgen baren dan de bestaande apartheid in de steden. Het een is natuurlijk een gevolg van het ander. Als nieuwkomers hier toekomen en er wordt nauwelijks of te weinig gedrukt op de Vlaamse identiteit, die volgens u bovenaan moet staan en leidend moet zijn, veroorzaakt of bewerkstelligt dit dus steden, scholen en wijken waar die apartheid zich manifesteert en waar iedereen op zijn eigen eiland woont.
U hebt een aantal keren herhaald dat u niet hebt gereageerd omdat u het eens bent met de analyse van minister Weyts, maar dat is ook wat het is. Nogmaals, dat is een analyse en niet eens een poging om aan te geven wat u hieraan wilt doen. Die problemen zijn immers niet nieuw. Deze fratsen met een gedeelte van de Turkse gemeenschap – want ik wil me zorgvuldiger uitdrukken – kaarten wij al decennia aan. Langzaam maar zeker is dat bij u doorgedrongen. Maar wat doet u eraan?
Om te besluiten, wil ik nog dit zeggen. U bent een liberaal of profileert zich toch als liberaal. Om de segregatie tegen te gaan, moeten we samenleven, zegt u. Geen aparte voetbalclubs, aparte scholen of aparte klassen meer: we moeten mengen. Maar hoe kunt u dat rijmen met de liberale gedachte dat we allemaal vrij zijn om te gaan en te staan waar we willen? Zult u die mensen verplichten in gemengde wijken te wonen? Indien u vindt dat dat moet kunnen en dat dat niet indruist tegen de liberale gedachte dat we kunnen wonen waar we willen, wil ik dat wel eens horen.
Minister, ik wil concrete actie. Ik wil concrete punten horen over hoe u dit specifieke probleem in de Turkse gemeenschap wil aanpakken. Daar is meer voor nodig dan uw mooie woorden over samenleven.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Voorzitter, ten eerste zijn we het helemaal eens met de analyse dat het totaal laakbaar is sport voor politieke doeleinden te willen instrumentaliseren of, erger nog, kinderen voor politieke doeleinden te instrumentaliseren. We zijn het ermee eens dat sport net een manier bij uitstek is om het samenleven mogelijk te maken en om ontmoetingen te verzorgen tussen mensen met een verschillende achtergrond, die dan in een sportieve context op verschillende manieren met elkaar in contact komen.
Minister, ik deel uw mening dat dit in de eerste plaats op het niveau van de lokale besturen moet gebeuren. Integratie is immers een tweerichtingsproces. In die zin ben ik wel wat teleurgesteld, als ik het regeerakkoord lees. Er ligt vooral veel nadruk op wat er van de nieuwkomers in de toekomst aan inspanningen wordt gevraagd, maar er staat heel weinig in welke inspanningen er van ons, als samenleving, worden gevraagd. Als het gaat over de strijd tegen discriminatie, begrijp ik nog altijd niet goed waarom er in het regeerakkoord niet staat dat we de praktijktesten zullen veralgemenen.
U had het over de sociale mix, maar de dubbele contingentering wordt bij het inschrijvingsbeleid van onze scholen afgeschaft. Er wordt bovendien 6 procent bespaard op de subsidies van alle verenigingen, zoals de jeugdverenigingen, sportverenigingen en cultuurverenigingen, waarover u net hebt gezegd dat ze zo belangrijk zijn om het samenleven in de praktijk mogelijk te maken.
Als ik kijk naar wat u in Mechelen hebt gedaan, dan denk ik dat u heel goed hebt begrepen dat het een verhaal van rechten en plichten is. Ik zou echter graag van u horen hoe u er in de praktijk voor wilt zorgen dat die nieuwkomers ook die mogelijkheden krijgen en hun rechten, die ze eigenlijk hebben, kunnen uitoefenen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik was eerst niet van plan om bij deze vraag tussen te komen, maar als ik de repliek van mevrouw Goeman hoor, die zegt dat deze regering alleen een analyse heeft gemaakt van waar we naartoe moeten, maar dat deze regering niet zegt hoe we dit concreet moeten doen, dan denk ik toch echt dat mevrouw Goeman het regeerakkoord niet heeft gelezen. Als er in heel dit regeerakkoord nu één luik is waarin heel duidelijk staat wat er van onze medeburgers wordt verwacht om deel te nemen aan onze samenleving en bij de club te horen, dan is het toch wel het luik over inburgering en integratie. Het verhaal van rechten, maar vooral ook van plichten, staat toch wel heel duidelijk in dit regeerakkoord.
(Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Iedereen krijgt om de beurt het woord.
Ik denk dat het verhaal van rechten en plichten ook de basis is van een sterke samenleving. De tijd toen mensen van de voordelen konden genieten, maar de verplichtingen niet moesten naleven, is definitief voorbij. Lees toch nog maar eens goed dit regeerakkoord voor u minister Somers beschuldigt dat hij geen pad heeft naar de visie die hij net verkondigd heeft.
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk dat dit een heel belangrijke en grote uitdaging is. Het is terecht dat we hierover regelmatig van gedachten wisselen. Het is ook goed dat we dat met elkaar op een beschaafde en correcte manier doen.
Ik zal beginnen met de eerste tussenkomst. Ik heb niet gesproken over twee uitdagingen waarvan de ene belangrijker is dan de andere. Ik heb over twee verschillende uitdagingen gesproken. Zo zie ik dat ook. Ik wil dat nog eens heel even verduidelijken.
De eerste uitdaging, waaraan mevrouw Sminate terecht veel aandacht heeft besteed in haar repliek, is wat we moeten doen met de nieuwkomers in onze samenleving. Dit zijn mensen die via de federale overheid, die hiervoor bevoegd is, en via de internationale instanties toegang hebben gekregen tot dit grondgebied. Wat doen we daarmee? Daarover is het regeerakkoord heel duidelijk. Die mensen moeten op een betere, snellere en effectievere manier in onze samenleving worden ingeschakeld. We zullen van hen meer inspanningen vragen, maar tegelijkertijd zullen we hun in onze trajecten ook meer hefbomen of handvatten geven zodat deze mensen sneller en volwaardiger deel kunnen uitmaken van onze samenleving. Dat is het inburgeringstraject en de eerste grote uitdaging. Het regeerakkoord heeft hiervoor heel wat sporen opgezet waarmee we die doelstelling willen realiseren, zodat mensen die in onze samenleving komen, weten dat we van hen een aantal dingen heel duidelijk verwachten. Ze moeten inspanningen leveren en ze moeten bijdragen tot de samenleving. Tegelijkertijd geven we ook hefbomen om dat in de praktijk mogelijk te maken. Dat is de eerste uitdaging.
Maar als ik heel eerlijk mag zijn, is wat zich in Limburg heeft afgespeeld, de tweede uitdaging. Het gaat hier over mensen die hier geboren zijn, opgegroeid zijn of lange tijd in onze samenleving verblijven, heel vaak de Belgische nationaliteit hebben, soms tot de tweede of derde generatie behoren. Ze maken deel uit van onze samenleving. Ze zijn burgers. Maar zij hebben zich teruggeplooid op de eigen gemeenschap van het land van herkomst. Op die manier worden ze soms ingekapseld voor andere doeleinden. Hun blik is gericht op het land van herkomst en onvoldoende op de samenleving waarvan ze nu deel uitmaken. Daardoor blijven ze geïsoleerd van onze samenleving en kunnen ze makkelijker meegesleept worden voor politieke en andere doeleinden.
Dan kom je inderdaad tot de hallucinante situatie waarin jonge kindjes die in Vlaanderen geboren en opgegroeid zijn, een militaire groet brengen aan een regime dat op dit moment dingen aan het doen is in het Midden-Oosten waar we allesbehalve vrolijk van worden. Ze leunen aan bij een regime waar ik niet direct veel sympathie voor heb, om dan met een understatement en ministeriabel te spreken. Dat willen we niet. Voor mij is dat een grote bedreiging en die moeten we keren, want anders leven we niet in een samenleving in diversiteit. Dan leven we op een soort van monoculturele eilanden naast elkaar, waar achterdocht tussen de ene en de andere kan groeien. Ik zeg dat niet vandaag, mijnheer Van Rooy, maar ik zeg dat al heel lang. Ik heb daarover geschreven, al sinds ik burgemeester ben en zelfs daarvoor. Dat is een constante in mijn overtuiging en in hoe ik denk over hoe we de problemen moeten aanpakken.
We moeten ons de vraag stellen hoe we kunnen komen tot een gemeenschap die inzet op gedeelde identiteit. Dat is de uitdaging. Mensen hebben verschillende identiteiten en ik hoop dat mensen daar ook trots op zijn. Ik heb er ook verschillende. U hebt er ook verschillende. Maar er is er een die we delen in Vlaanderen en dat is de Vlaamse identiteit, zoals we op lokaal vlak ook vaak een identiteit delen, namelijk de lokale identiteit. Hoe verbind je mensen door die ene identiteit? Die identiteit hangt samen met de waarden waarop een samenleving is gebaseerd, die de vrijheid van iedereen garanderen en die rechten en plichten aan iedereen toebedelen. Dat zijn de grondwaarden van de Verlichting – om het met een zwaar woord te zeggen – of onze grondwettelijke waarden. Hoe doe je dat? Daar bestaat geen wonderoplossing voor.
Ik heb in het verleden uw partij het omgekeerde horen bepleiten, namelijk om mensen af te zonderen met de ambitie of uitdrukkelijke bedoeling om mensen massaal terug te sturen. Men is daar dan wat onduidelijker over geworden en men heeft beseft dat dit verhaal in een tweede en derde generatie wat meer flou wordt. Men is nu niet duidelijk meer over dat spoor.
Daar bestaat geen wonderoplossing voor, maar ik vind wel dat we daar robuuster en duidelijker in moeten optreden, krachtdadiger ook. Ik weet immers uit lokale ervaring dat dit kan. We kunnen geen paradijs creëren, want het paradijs is niet van deze wereld. Er zullen altijd mensen zijn die zich isoleren. Er zijn trouwens ook Vlaamse mensen die zich isoleren en zich soms met heel rare ideeën uit de samenleving terugtrekken. Ik geloof er wel in dat we een veel bredere inbedding kunnen krijgen van mensen die samenleven.
Dat betekent dat je moet inzetten op projecten die dat mogelijk maken. Die projecten betekenen vaak geen dwang. Ik geloof het sterkst in projecten waar mensen vrijwillig aan meewerken. Als ik u een voorbeeld mag geven uit het Vlaams regeerakkoord, namelijk het project ‘School in zicht’. Daarin worden middenklassengezinnen samengebracht en in dialoog gebracht met de school om de hoek die soms een concentratieschool is. Ze worden overtuigd om hun kinderen er toch naartoe te sturen. Ik ken een stad waar men op drie jaar tijd meer dan 185 middenklassengezinnen zo overtuigd heeft. Op die manier zijn verschillende scholen die wij concentratiescholen zouden noemen, terug opengebroken voor diversiteit. Dat kan ook in de omgekeerde richting. Dit kan ook gebeuren met mensen met migratieroots aan wie gezegd wordt dat dit een goede, kwaliteitsvolle school is waar hun kinderen thuishoren.
Ik geef ook het voorbeeld van jeugdbewegingen. Als u zegt dat jonge kinderen eigenlijk deel zouden moeten zijn van onze samenleving, dan heb ik veel liever dat ze in plaats van in een voetbal- of sportclub die gebaseerd is op een etnisch-culturele onderbouw, deel worden van de Chiro of de Scouts of van een voetbalclub waar iedereen elkaar ontmoet. Dergelijke projecten bestaan in Vlaanderen, waarbij met dit gegeven heel intensief aan de slag wordt gegaan. Ik ken een stad in Vlaanderen waar men in een jaar tijd veertig mensen met migratieroots naar de Chiro en Scouts heeft gebracht. In een jaar tijd! Waar deelt men waarden? Waar leert men wat het betekent om in gemeenschap te zijn? Dat is daar. Daar draagt men samen verantwoordelijkheid. Daar brengt men de namiddag door in spel. Daar wisselt men taal en ervaringen uit en bouwt men vriendschappen op voor het leven.
Het is de opeenstapeling van zulke projecten die dat mogelijk maakt. Niet één project, niet een ‘one shot’, geen ‘silver bullet’. Tegelijkertijd moet er een duidelijke houding zijn van een overheid, zowel de lokale als Vlaamse, die zegt niet te geloven in segregatie. Organisaties die zich organiseren op etnisch-culturele basis en tegelijkertijd segregatie in de hand werken, zijn niet onze partners. Dat staat heel duidelijk in het Vlaams regeerakkoord. Dat is een lijn waarin ik altijd zelf heb geloofd. Soms is dat een proces dat tijd vraagt en overtuiging. Sommige organisaties kun je ook niet zien als een bondgenoot omdat ze de stap niet willen zetten naar de diverse samenleving, naar de Vlaamse samenleving. Het is een aanpak die op het terrein het verschil kan maken. Dat is de enige aanpak. Al de rest is stoer spierballengerol en trapt vaak mee in de val van het groepsdenken, en het versterkt het groepsdenken vanuit de andere richting. Als we spreken over de Turkse gemeenschap, dan zijn we mensen al in een hoek aan het duwen. Ik probeer te kijken naar individuen.
Wat ook belangrijk is, is dat we proberen om rolmodellen naar voren te brengen. U vraagt hoe we dat doen. Positieve rolmodellen maken het verschil. Ik ken er heel veel, er zitten er zelfs in het Vlaams Parlement. Dat zijn mensen met migratieroots die deel worden van het bestuur. De ene gaat daar heel ver in, heeft nog weinig voeling met die roots; anderen blijven hun roots koesteren, maar kunnen die toch perfect inpassen in een Vlaamse traditie. Dat is voor mij de manier om het te doen, maar altijd met respect.
Ik zal nog iets zeggen wat sommigen zal storen. Dit zal inspanningen vragen van iedereen in Vlaanderen. Dat staat ook in ons regeerakkoord. Ook de ontvangende samenleving moet inspanningen doen. Je bouwt geen samenleving met A- en B-burgers. Je bouwt een samenleving door dat samen te doen. Dat betekent: sportclubs die openstaan voor de mensen en de kinderen in de omgeving. De meeste sportclubs doen dat trouwens ook, laat daar geen misverstand over bestaan.
Is een model voor de toekomst een model waarbij er in Vlaanderen Turkse sportclubs en voetbalclubs naast Congolese naast Armeense bestaan? Daarop zeg ik heel duidelijk ‘neen’. Neen. De toekomst is: in Mechelen Mechelse voetbalclubs, in Vilvoorde Vilvoordse voetbalclubs, in Antwerpen Antwerpse, waarin mensen met verschillende achtergronden samen voetballen, samen spelen, samen op school zitten...
Hoe gaan we samenleven in buurten? Ja, ik ben liberaal en ik geloof heel sterk in de vrijheid, maar ik geloof dat we mensen kunnen overtuigen. De plekken die ik aanhaal, zijn allemaal gebaseerd op overtuigingskracht, maar niet op dwang. In ons regeerakkoord staat dat we inzake sociale woningen mogelijkheden gaan creëren om een betere sociale mix te maken. We willen een percentage van de sociale woningen toebedelen aan mensen uit de middenklasse, hoogopgeleiden, die tijdelijk in een wijk wonen en in ruil voor de goedkope huur zich inspannen om in die wijk een sociaal weefsel op te bouwen. Dat houdt in: lessen Nederlands geven, voor naschoolse kinderopvang zorgen. Ik ken scholen waar zestig à zeventig Vlaamse Vlamingen aan kinderen – vaak met migratieroots – Nederlandse les en wiskunde geven en zorgen dat ze geen achterstand oplopen. Ze doen dat gratis.
Ik ken buddyprojecten. Dat buddyproject is een van de belangrijke nieuwe sporen in ons inburgeringstraject, naast het leren van Nederlands, het veel beter begrijpen van onze maatschappelijke waarden, goed Nederlands kunnen praten, en werken of actief zijn op de arbeidsmarkt. Dat project bestaat trouwens ook in Antwerpen, dat is niet alleen in mijn stad, het bestaat ook op andere plaatsen. Men wordt gekoppeld aan een meter en een peter. In zes maanden tijd maken zij die mensen wegwijs in onze samenleving. Daar deelt men waarden met elkaar. Ze zorgen dat die persoon zich ook echt kan inschakelen in onze samenleving; dat hij onze samenleving in de diepte kan begrijpen. Dat gaat segregatie tegen. Alle instrumenten die kunnen bijdragen om een gesegregeerde samenleving tegen te gaan en ervoor te zorgen dat we allemaal vrijer worden, dat we in onze omgeving mensen hebben met een andere overtuiging en achtergrond, een andere sociologische afkomst, kunnen ons allemaal sterker maken. Dat is wat ik geloof.
Als u van mij duidelijkheid vraagt, ik ben daar altijd duidelijk over geweest. Ik denk dat u mij soms verkeerd inschat, ik heb dat nog ervaren. Ik nodig u uit om het boek dat ik daarover heb geschreven eens te lezen, zodat u uw minister in zijn ideologische onderbouw beter zult begrijpen. (Opmerkingen)
Ik ben daar glashelder in. Ik doe dat niet vanuit een soort vijanddenken, ik doe dat vanuit een positieve houding. Vijanddenken, negativiteit en pessimisme gaan onze samenleving niet vooruithelpen. De enige manier om dat te doen, is op het terrein.
Mijn grootste bondgenoten, mijnheer Van Rooy, de enige die ik heb, dat zijn burgemeesters en lokale besturen, want inburgeren en samenleven en segregatie bestrijden, doet men niet in de Wetstraat. Mensen leven samen in wijken, steden, gemeenten en moeten daar samen opgroeien. Ik ga proberen om goed te luisteren naar die burgemeesters, naar wat zij erover denken, en met hen maximaal samenwerken om daarin stappen vooruit te zetten. Ik geloof, ik hoop want ik ben er niet zeker van en ik heb vanaf het begin gezegd dat ik daar bescheiden in ben dat het gaat lukken. Ik zal het minstens proberen. Ik ga minstens mijn uiterste best doen om dat te proberen, om inderdaad de segregatie die een deel van de Turkse mensen stevig in haar greep houdt, te doorbreken. Dat is op termijn nefast voor Vlaanderen, en op de allereerste plaats voor de mensen die in de gesegregeerde parallelle circuits leven, want op die manier gaan ze nooit echte kansen krijgen in onze samenleving.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik zal beginnen met het allerbelangrijkste, mijnheer Somers: u nodigt mij uit om uw boek te lezen en ik nodig u uit om het mijne te lezen. Ik heb namelijk gezien dat u aan Bart Brinckman, toen hij u daarover bevroeg, hebt gezegd – en ik viel totaal achterover – dat het u deed denken aan de Protocollen van de wijzen van Sion. Dat bewijst dat u het niet hebt gelezen. Dat is een drogreden die ik in datzelfde boek helemaal weerleg. Laat ons dus elkaars boek inderdaad lezen.
Nu, u hebt veel tijd gekregen om te reageren en u blijft opnieuw grotendeels, in navolging van mevrouw Sminate, de mantra en modewoorden van het rechten-plichtenverhaal gewoon herhalen, zonder echt veel concreets te zeggen. U hebt wel wat projecten opgesomd, maar die staan toch totaal niet in verhouding tot de situatie zoals die nu is. Laat het mij ook maar wat breder trekken dan die wijken. Ik ken Mechelen natuurlijk niet zo goed als mijn eigen stad Antwerpen, maar misschien moet u maar eens gaan kijken in die wijken. Daar wonen vooral Marokkanen en ook wel wat Afrikanen.
Ik vraag mij nog altijd iets af, mijnheer Somers – en ik doe opnieuw een appel op uw liberale spirit. U hebt wel over sociale woningen gesproken, waar een sociale mix wordt nagestreefd, maar ik heb u datzelfde niet horen zeggen over niet-sociale woonwijken. Gaat u mensen verplichten om bij elkaar te gaan wonen in gewone woonwijken? Ik zou dat wel eens willen zien.
Die segregatie is er. Die mensen leven trouwens niet zo geïsoleerd – ik heb u horen zeggen dat die Turken geïsoleerd leven. Die trouwstoeten zijn een ander probleem dat zich om de zoveel tijd voordoet over heel Vlaanderen, in bepaalde wijken. Heel vaak gaat het om mensen van Turkse origine. U zegt dan dat u zich vooral moet richten op het lokale niveau, maar al die projectjes die u opnoemt – en ik zeg dat effectief op een ietwat denigrerende manier –, zijn een druppel op een hete plaat. Ik hoor u zeggen dat u veertig kinderen met een migratieachtergrond naar de Scouts hebt kunnen lokken. Dat is prachtig. Maar… veertig? Hoeveel Turken zijn er in onze samenleving?
Wat wijzen de onderzoeken uit over de denkbeelden van de Turkse gemeenschap? Een onderzoek uit Berlijn toont aan dat de helft van de Turken er een fundamentalistisch-islamitisch gedachtegoed op nahoudt. De helft. Dat gaat over honderdduizend Turken in Vlaanderen. Ik zie het niet zo rooskleurig als u, maar ik geef toe dat u in die zin wel eerlijk bent. U hebt al in aantal interviews gezegd dat u optimistisch bent, maar geen wonderoplossing hebt en niet weet of het wel gaat lukken. Ik vind het wel wat dat u als minister van Integratie eigenlijk zegt: ‘Ja, de problemen zijn significant en ik weet niet of het gaat lukken om ze op te lossen.’ Is dat dan de boodschap die wij als Vlamingen moeten aanvaarden? Ik vind het ongelooflijk dat dat de boodschap is, na al die decennia van massa-immigratie. Dat woord gebruikt u niet eens in uw repliek, terwijl u wel alleen maar naar het lokale niveau verwijst, het niveau dat continu die toevloed moet verwerken. De tussenkomst van de heer D’haeseleer ging precies daarover. Die kunnen dat niet aan. Misschien moet u ook even naar boven kijken, niet alleen naar beneden, om dan eindelijk ook te zeggen, in navolging van het Vlaams Belang: ‘Draai nu toch die kraan dicht!’ Dan zult u met heel van die projectjes toch nog iets kunnen verbeteren aan de situatie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.