Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over het Vlaamse energie-expertisecentum voor lokaal beleid
Verslag
De heer Gryyfroy heeft het woord.
Lokale besturen hebben een belangrijke opdracht in de strijd tegen de klimaatproblemen. Door een voorbeeldfunctie op te nemen, kunnen ze het draagvlak vergroten en burgers inspireren om tot actie over te gaan. Door het ondertekenen van een Burgemeestersconvenant hebben tal van lokale besturen aangegeven dat ze de CO2-uitstoot drastisch willen verminderen. Ik zeg wel heel duidelijk ‘hebben aangegeven dat’. Een aantal besturen hebben actieplannen opgesteld maar daar is het vaak bij gebleven.
De lokale besturen hebben nog veel potentieel om rationeel om te gaan met energie en te investeren in duurzame energieproductie. Wij stellen vast dat er weliswaar veel ambitie is maar dat de resultaten uitblijven, onder meer omdat er te weinig expertise is. De Vlaamse overheid zou daar een ondersteunende rol in kunnen opnemen.
De Vlaamse Regering maakte recent 6 miljoen euro uit het Klimaatfonds vrij voor lokale energieprojecten rond energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, groene warmte of elektrische mobiliteit. Projecten kunnen via een oproep worden ingediend.
Vlaanderen zet nu ook een stap verder en richt een tijdelijk energie-expertisecentrum voor de lokale besturen op. Men maakt daarvoor 3 miljoen euro vrij, ik vermoed ook uit het Klimaatfonds. Dat centrum staat de lokale besturen bij in het realiseren van de lokale klimaat- en energieplannen met ondersteuning en begeleiding. Voor de selectie van de partner wordt een aanbestedingsprocedure in twee fasen gelanceerd.
Minister, wat zijn de concrete doelstellingen van het Vlaams energie-expertisecentrum? Op basis van welke parameters zal de partner geselecteerd worden?
Zullen alleen de lokale besturen worden ondersteund die het Burgemeestersconvenant hebben ondertekend? Worden ook lokale besturen aangespoord om het Burgemeestersconvenant te ondertekenen en een actieplan op te stellen?
Tal van lokale besturen werken in functie van Burgemeestersconvenanten al samen met externe partners voor het ondersteunen en begeleiden van de klimaatplannen. Hoe verhoudt het energie-expertisecentrum zich tegenover deze partnerschappen?
De heer Danen heeft het woord.
Minister, op 8 april 2019 raakte bekend dat uw regering 3 miljoen euro uittrekt voor de ondersteuning van het lokaal energiebeleid van gemeenten en steden. Natuurlijk heeft niemand iets tegen een expertisecentrum dat de lokale besturen ondersteunt in hun energiebeleid, alleen voelt de timing vreemd aan. Enkele maanden geleden maakte u geld vrij voor de realisatie van lokale energieprojecten, nu pas organiseert u de ondersteuning.
Eerst geld uittrekken voor projecten en dan pas voor expertise en ondersteuning, dat is de omgekeerde wereld. Bovendien betekent 3 miljoen euro voor de ondersteuning van onze driehonderd gemeenten dat elke gemeente gemiddeld 10.000 euro krijgt. Dat lijkt me bijzonder weinig geld om een dergelijk grote uitdaging mee aan te gaan. Daar gaan we de energietransitie echt niet mee realiseren.
Begin maart reageerde ik op de 6 miljoen euro die deze regering vrijmaakte voor de realisatie van lokale energieprojecten. Kern van mijn reactie toen was dat vooral kleinere gemeenten, met een kleine milieu- of duurzaamheidsdienst, niet de ruimte hebben om dit er ook nog eens bij te nemen, zeker niet binnen het tijdsbestek van die oproep, namelijk een maand. Waarom gaf u toen niet meer kansen aan de kleine gemeenten om projecten in te dienen?
In hun energie- en duurzaamheidsbeleid hebben lokale besturen vooral nood aan ondersteuning in hun technische analyses om de juiste keuzes te maken, tot en met de opmaak van het bestek. Voorziet het op te richten expertisecentrum in dit soort ondersteuning?
De duurzaamheidsambtenaren die Vlaanderen destijds subsidieerde, werden afgeschaft. We stellen nu vast dat gemeenten vaak te weinig bestuurskracht hebben om dergelijke energiedossiers op te volgen. Dat is jammer want net lokale, gedecentraliseerde energieopwekking moet meer gestimuleerd worden en lokale besturen hebben een unieke positie om in dat kader innoverend te werken. Projecten die van onderuit worden gedragen, vergroten het draagvlak voor de energieomslag. Welke extra inspanningen zult u leveren om de lokale besturen, en vooral de kleinere gemeenten, extra te ondersteunen?
Minister Peeters heeft het woord.
We hebben het net gehad over het halen van de doelstellingen. Iedereen was het erover eens dat we die doelstellingen absoluut niet zouden halen.
We doen alles wat we kunnen. We proberen alleszins iedereen aan te moedigen om de doelstellingen te halen en de lokale besturen te ondersteunen bij het nemen van energiemaatregelen. We doen dat enerzijds inderdaad via de lokale energieprojecten, de call die we hebben gelanceerd, en anderzijds via dat expertisecentrum dat recentelijk werd goedgekeurd op de Vlaamse Regering.
Mijnheer Danen, u zegt dat het de omgekeerde wereld is. Ik vind van niet. Het verhaal van het energie-expertisecentrum komt gewoon iets later omdat de recente decreetswijziging daarvoor nodig was. Maar die is inmiddels goedgekeurd en daardoor konden wij overgaan tot het aanbesteden van dat expertisecentrum.
Wat zijn de concrete doelstellingen? Die concrete doelstellingen worden uitgebreid omschreven in het besluit van de Vlaamse Regering dat we hierover hebben genomen. Het Vlaamse expertisecentrum lokaal energiebeleid heeft alleszins als missie een ondersteuningsplatform op te zetten en te beheren, met een focus op drie doelstellingen die we als overheid wensen te realiseren met dit project.
De eerste doelstelling is het doorgeven van expertise inzake lokaal energiebeleid aan lokale besturen. Daarbij denken we aan beleidsondersteuning, kennisopbouw, informatie-uitwisseling en leertrajecten via dit expertisecentrum.
De tweede doelstelling is het geven van advies en een meer intensieve begeleiding op maat voor steden en gemeenten. We denken vooral aan twee thema’s die daarbij aan bod zouden kunnen komen. Enerzijds het thema lokale warmtezoneringsplannen en anderzijds het thema begeleiding van doorbraakprojecten uit de lokale energieactieplannen.
De derde doelstelling is het ontwikkelen van een set van ondersteunende tools. Dit zou onder meer kunnen zijn: monitorings-, managements- en ruimtelijke energieplanningstools die aanvullend, complementair of minder generiek zijn dan wat vandaag al bestaat.
Op basis van welke parameters zal een partner worden geselecteerd? De selectie zal gebeuren op basis van de combinatie van prijs en kwaliteit. Voor de kwaliteitsbeoordeling werden verschillende parameters gehanteerd.
Een eerste criterium is de relevantie van het voorstel. Kennis van de context, uitdagingen en potentiële succesfactoren en gespecialiseerde kennis inzake ondersteuning van steden en gemeenten bij de ontwikkeling van lokaal energiebeleid zijn hierbij relevant.
Een tweede criterium heeft betrekking op de kwaliteit van de voorgestelde methodologie: de geschiktheid en de relevantie van de voorgestelde methodiek voor het opzetten van een ondersteuningsplatform voor lokale overheden inzake energiebeleid, met inbegrip van diverse ondersteunende tools, de inzet van expertise voor inhoudelijke vraagstukken, samenwerking met lokale overheden, de coördinatie van het ondersteuningsplatform en advies en begeleiding op maat.
Een derde criterium heeft betrekking op de ambitie en de geloofwaardigheid van de effecten van de voorgestelde aanpak. We kijken daarbij naar de presentatie van een ambitieuze, concrete en overtuigende strategie om te communiceren, het aangetoonde potentieel van de duurzaamheid van de oplossingen die worden aangeboden via de aanpak, en de zichtbaarheid van de Vlaamse dimensie van de ondersteuning.
Er is ten slotte nog een vierde criterium, en dat heeft betrekking op de organisatie van het werk en de middelen. We kijken naar de adequaatheid van de verdeling van de taken, en naar de verantwoordelijkheden van het vooropgestelde team en de verschillende deelnemers. Zijn die toereikend? Hoever staan we met de globale toewijzing van tijd en middelen voor het project, de kwaliteitswaarborging en de relevantie van een opvolgingssysteem? Dit zijn de vier criteria die van belang zijn om de uitbouw van het expertisecentrum te kunnen beoordelen volgens de kwaliteitsnormen.
Er werd ook gevraagd welke lokale besturen hiervoor in aanmerking komen. We weten dat vandaag meer dan 80 procent van alle Vlaamse steden en gemeenten het Burgemeestersconvenant hebben ondertekend, en ondertussen ook lokale energieplannen hebben opgemaakt.
Plannen opstellen is natuurlijk een zaak, maar tot concrete actie en uitvoering komen is nog iets anders. We weten dat heel wat lokale overheden moeilijkheden ondervinden bij het omzetten van deze plannen in concrete acties. Het ontbreekt hun vaak aan technische en andere expertise om deze projecten tot uitvoer te brengen. Deze ondersteuning en begeleiding worden via dit expertisecentrum in belangrijke mate verder ontwikkeld.
Het staat alle Vlaamse steden en gemeenten – ook diegene die nog geen convenant hebben ondertekend – vrij om een beroep te doen op het Vlaams expertisecentrum dat we willen opzetten. Dit is alleszins een Vlaams initiatief, dat zich richt tot alle Vlaamse lokale besturen.
U vraagt ook hoe zich dat tot andere partnerschappen verhoudt. Wel, aangezien de steden en gemeenten hun energiebeleid als zeer belangrijk en cruciaal beschouwen, is er een grote vraag naar onderlinge uitwisseling van kennis en ervaringen.
De ontzorging van gemeenten gebeurt nu al in zekere mate door de provincies en de streekintercommunales; ook dit platform kan al heel wat expertise aanbieden. Vooral de streekintercommunales – denk aan Leiedal of de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK) – spelen hier al in belangrijke mate op in. Maar het lijkt ons toch aangewezen om een nog structurelere samenwerking op te zetten, die alle Vlaamse gemeenten kan betrekken en ondersteunen bij hun energietransitie.
We voelen alleszins dat er nood is aan een verhoogde samenwerking en een verhoogde interactie tussen de gemeenten onderling, en tussen de gemeenten en de bovengemeentelijke overheden. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de andere actoren geven dit ook aan. Een sterke coördinatie is nodig om het gemeentelijk beleid en het Vlaamse beleid beter op elkaar af te stemmen.
De vergaarde kennis dient bovendien op enthousiasmerende wijze uitgedragen te worden naar alle steden en gemeenten. Daartoe is er opnieuw nood aan specifieke expertise en vaardigheden rond communicatie en netwerking met lokale overheden. Er is ook behoefte aan ruime ervaring inzake overleg en coördinatie tussen en met steden en gemeenten onderling.
Deze ervaring en expertise zijn gewenst om succesvolle lokale projecten en maatregelen breed ingang te doen vinden en te repliceren naar andere gelijkaardige gemeenten. Dit behoort allemaal tot het takenpakket van het expertisecentrum. Het expertisecentrum is dan ook complementair met de bestaande partnerschappen.
Collega Danen vraagt concreet waarom we niet meer inzetten op kleinere besturen. Ik kan meegeven dat er in het verleden heel wat kleine besturen zijn ingegaan op onze call rond lokale energieprojecten. Van de 308 gemeenten waren er 149 die zich effectief konden verzekeren van het startkapitaal.
Het is natuurlijk te zien wat u als een kleine gemeente beschouwt, maar wij leggen de grens op minder dan 25.000 inwoners. Van de 149 lokale besturen die zich van het startkapitaal konden verzekeren, telden 116 gemeenten – 78 procent – minder dan 25.000 inwoners. Zij vallen dus onder de noemer ‘kleine gemeente’.
Van de 149 lokale besturen die zich konden verzekeren van het startkapitaal, waren er 116, of 78 procent, met minder dan 25.000 inwoners. Daarom leek het ons niet nodig om voor de nieuwe call die we recentelijk hebben gelanceerd niet te focussen op kleine gemeenten. We willen alle lokale besturen een kans geven.
Op de vraag over de concrete doelstellingen heb ik geantwoord.
Dan kom ik op de lokale duurzaamheidsambtenaren die in het verleden door Vlaanderen gesubsidieerd werden maar enige jaren geleden zijn afgeschaft. Het geplande expertisecentrum zal de lokale besturen maximaal kunnen bijstaan en advies kunnen geven over participatieve energieprojecten. Ik denk hierbij aan burgercoöperaties die worden opgezet voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Deze kunnen stimulerend werken en een lokaal draagvlak voor de energietransitie verhogen. Maar er is vaak onduidelijkheid over de bestaande regelgeving, financieringsmogelijkheden en dergelijke meer. Ons bovenlokaal expertisecentrum kan daar de nodige expertise aanbrengen. Kortom, zeker kleinere maar eigenlijk alle lokale besturen kunnen er via intensievere begeleidingstrajecten baat bij hebben. Daarom zijn we gestart met de uitrol van dit Vlaams expertisecentrum.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Over de doelstelling zijn we het uiteraard eens. Dat gaat over de nood aan een verhoogde samenwerking, verhoogde coördinatie, onderlinge uitwisseling van kennis en ervaringen. Wat ik niet goed begrepen heb, is dat men op twee limieten zal botsen. Het is eindig. Het is voor drie jaar voorzien. Dat expertisecentrum heeft dan drie jaar gegevens verzameld, gecommuniceerd en gemeenten doen samenwerken. Maar wat daarna? U schrijft een aanbestedingsprocedure uit. Dat betekent dat private partners zich ook kunnen aanbieden. Maar private partners zullen na drie jaar zeggen: ‘Het contract is gedaan, dus ik stop ermee.’ Waarom hebben wij geen beroep gedaan op onze eigen partners? Je hebt de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), die de tabellen maakt, die weliswaar niet worden ingevuld door de gemeenten. Maar dan moet je misschien onderzoeken waarom de gemeenten dat niet te doen. Waarom schakelen we de VVSG niet in als leidende partner? Waarom schakelen we Fluvius, het Vlaams EnergieBedrijf (VEB), het facilitair bedrijf, het Vlaams Energieagentschap (VEA), de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK), Leiedal enzovoort niet in? U hebt ze zelf opgenoemd. Waarom hebt u niet al die partners samengebracht? Dan moet iemand de leiding nemen. Dan moet u een werkingsbudget van 3 miljoen euro geven aan de leidinggevende partner. Dan heb je tenminste geen aanbestedingsprocedure nodig en ben je zeker dat alle kennis die er nu is bij die leidende partner wordt gecentraliseerd, want dan kun je die leidinggevende partner daartoe verplichten. Nu zou het perfect kunnen dat de uitkomst is dat de private partner met een paar overheidspartners als consortium naar voren komt als beste, en dat die dan bijvoorbeeld minder goed gaat samenwerken met andere lokale partners die het wel al gedaan hebben. De kennis is nu gefragmenteerd over heel Vlaanderen. Waarom hebben we niet aan een van onze overheidspartners – ik vergat EnergyVille nog – de opdracht gegeven om met 3 miljoen euro werkingsbudget de leiding te nemen om al die gefragmenteerde kennis samen te brengen en te bekijken hoe we de steden en gemeenten kunnen overtuigen, vooral omdat ik schrik heb wat er zal gebeuren na drie jaar?
De heer Danen heeft het woord.
Ik dacht ook spontaan aan EnergyVille en de andere organisaties die collega Gryffroy opsomde. Er is heel wat kennis en expertise in Vlaanderen. Ik wil echt wel oproepen om van de bestaande netwerken of kennisinstellingen gebruik te maken.
Ten tweede deel ik uw bezorgdheid over wat er na die drie jaar gebeurt met de opgebouwde kennis. Het zou bijzonder jammer zijn mocht alle kennis in een kast terechtkomen en daar stof liggen vergaren.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral meegegeven dat dit binnen de Vlaamse Regering werd goedgekeurd. We staan daar dus unaniem achter. Ik zeg dat even, mijnheer Gryffroy, omdat u hier vandaag vrij sceptisch bent. (opmerkingen van Andries Gryffroy)
U mag zeker sceptisch zijn. Dat is absoluut geen probleem. U hebt me wel een aantal vragen gesteld en ik zou daar graag op antwoorden.
U vraagt zich af waarom we een nieuw expertisecentrum opstarten en waarom we geen gebruik maken van de bestaande partners, terwijl de kennis op dit ogenblik al vrij gefragmenteerd is, zoals u zelf zegt. Welnu, we hebben er binnen de Vlaamse Regering specifiek voor gekozen om dit expertisecentrum, dit ondersteuningsplatform, wel degelijk op te zetten met de drie doelstellingen die ik daarstraks al heb meegegeven.
Het is heel duidelijk: iedereen kan participeren, waaronder de VVSG, EnergyVille en Fluvius, zoals u zelf ook aangeeft. ‘Iedereen’ betekent ook: particulieren. EnergyVille is volgens mij nog altijd geen overheidsinstantie, maar heeft wel heel wat kennis en zou dus ook kunnen deelnemen. Wij willen daaromtrent nu gewoon een aanbesteding uitschrijven, zodat we op een goede en ordentelijke manier een stevig onderbouwd expertisecentrum krijgen dat overal kennis vergaart, die kennis ook deelt en een set van ondersteunende tools ter beschikking kan stellen ten behoeve van lokale besturen, om zo de fragmentatie aan te pakken.
U vraagt wat er na die drie jaar gebeurt. Wij hebben nu inderdaad een project voor drie jaar opgezet en daarvoor zijn middelen vrijgemaakt uit het Energiefonds. Als we het project voor onbeperkte tijd hadden opgezet, dan had ik hier nu de vraag gekregen hoe het zat met tussentijdse evaluaties. Ik denk dat er voor om het even welk expertisecentrum of ondersteuningsplatform een evaluatie nodig is. Als dit expertisecentrum goede resultaten oplevert bij het halen van onze doelstellingen inzake hernieuwbare energie, dan hebben we er allemaal baat bij om de projectduur te verlengen. Maar de toekomst zal dat moeten uitwijzen. Dat zal later moeten blijken.
Ik herhaal dat iedereen kan participeren, zowel bestaande partners als particulieren. Wie het expertisecentrum uiteindelijk zal ondersteunen, dat zal afhangen van wat de partners aanbieden.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Als Vlaams parlementslid hoef ik niet akkoord te gaan met alles wat de Vlaamse Regering beslist. Het is net mijn job om de zaken kritisch te bekijken en de regering te controleren. Punt.
EnergyVille mag dan wel een naamloze vennootschap zijn, maar voor Eurostat is dat een publiek bedrijf. Vanuit de overheid kun je perfect een overeenkomst sluiten met een publiek bedrijf zonder een aanbesteding uit te schrijven. Je kunt dat als overheid toewijzen aan bijvoorbeeld EnergyVille. Als EnergyVille morgen een overeenkomst sluit met Temse, bijvoorbeeld, dan kan dat zonder voorafgaande aanbesteding. Met andere woorden, de complexe aanbestedingsprocedure was onnodig geweest, als alle kenniscentra waren samengezet en er een ‘leading partner’ uit gekozen was. Dat is mijn logica.
Na drie jaar heb je iets opgebouwd en heb je de keuze om al dan niet opnieuw een aanbesteding uit te schrijven. Als je ziet hoe moeilijk het nu al is om een VITO-formulier (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) of het GIS-platform (Geographical Information System) in te vullen, dan vrees ik dat het nog complexer wordt als je daar een private partner bij betrekt. Gezien de gefragmenteerde kennis had u beter alle kennis samengebracht en een leading partner aangeduid, zonder daarvoor eerst een aanbesteding uit te schrijven. U had gewoon moeten discussiëren over de budgetten en over wie de leiding zou nemen binnen het nieuwe expertisecentrum. Ik sta trouwens achter dat expertisecentrum en ben er al lang vragende partij voor, maar dan moet het wel een centrum zijn dat door de overheid gestuurd wordt en geen mix wordt van overheid en privaat. Daar zit het verschil.
De heer Danen heeft het woord.
Er zijn de laatste jaren wel inspanningen gebeurd om expertise, kennis en innovatiekracht samen te brengen. EnergyVille is daar een voorbeeld van. Ik vind het jammer dat dit nu dreigt wat meer gefragmenteerd te worden. Ik wil oproepen om de zaken te proberen te bundelen zodat de kennis die wordt vergaard ten volle wordt benut op een zo efficiënt mogelijke manier en zeker niet verloren gaat.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.