Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
De Vlaamse Regering besliste op 1 december 2017 dat de modernisering van het secundair onderwijs definitief van start moet gaan op 1 september 2019. Dat is binnen minder dan zes maanden. In die hervorming neemt STEM – Science, Technology, Engineering and Mathematics – terecht een prominente plaats in. Daarvan moeten we niemand hier overtuigen.
Over de onderwijsnetten heen besteden secundaire scholen nu al meer aandacht aan wetenschap, techniek, engineering en wiskunde vanaf de eerste graad. Wat ons betreft mag dat ook wat meer zijn in het basisonderwijs. Ook daar hebben wij een voorstel van decreet om wereldoriëntatie op te splitsen in mens en maatschappij, wetenschap en techniek. Ook daar zien we op het terrein helaas dat dat vaak nog niet gebeurt omdat het geïntegreerd zou moeten gebeuren. Dat is jammer, want de leerlingen die sterk zijn in wetenschap en techniek, zien die aandacht verdwijnen in een zogenaamd clustervak. Dat is jammer, want dan kan het ook minder worden benoemd.
Wie op 18 jaar in een STEM-richting afstudeert, studeert meestal verder aan een universiteit of een hogeschool. De kans is groot dat die student voor een STEM-opleiding kiest. Verspreid over heel Vlaanderen, beconcurreren de universiteiten en de hogescholen elkaar met een ruim aanbod aan STEM-opleidingen. We kunnen dat vandaag al zien op de achterkant van een aantal bussen van De Lijn.
Die strijd om koppen of studentenaantallen wordt hard gestreden, vooral aan de hogescholen. Het mechanisme van de overheidsfinanciering, in het bijzonder het systeem van de onderwijsbelastingeenheden (OBE’s) of puntengewichten, is hieraan medeplichtig.
De studenten die voor een STEM-georiënteerde professionele bacheloropleiding kiezen, worden in verhouding tot hun collega’s die voor een humane bacheloropleiding kiezen per kop minder gefinancierd. Voor het studiegebied industriële wetenschappen en technologie is een puntengewicht 1,2 van toepassing. De informaticaopleidingen moeten het zelfs stellen met een puntengewicht 1. De opleidingen in de bedrijfswetenschappen zitten ook zeer laag. Ik vermeld ze hier bewust nog eens apart. De bacheloropleidingen in het studiegebied sociaal-agogisch werk, gezondheidszorg en onderwijs worden met de respectievelijke puntengewichten 1,4, 1,6 en 1,6 daarentegen ruimer bedeeld. Het aantrekken van veel studenten voor STEM-opleidingen benadeelt de hogescholen dus financieel. We hebben meer STEM-studenten nodig, maar als die studenten minder in de sociale wetenschappen en meer in de STEM-richtingen zitten, snijdt de hogeschool in haar eigen vel. Dat is een heel raar systeem.
De STEM-opleidingen blijken in de praktijk echter meer te kosten dan wat de overheid ter beschikking stelt. Dat staat haaks op de betrachtingen van het STEM-actieplan 2012-2020. Op bladzijde 36 van dat actieplan staat een interessante zin: “In het kader van voorliggend actieplan zullen afspraken gemaakt worden tussen alle betrokken beleidsdomeinen om de middelen vanuit een gezamenlijke visie in te zetten, over de wijze waarop de middelen ingezet worden en wie welke acties financiert.”
Minister, vindt u niet dat het aan de vooravond van de inkanteling van de graduaatopleidingen aan de hogescholen op 1 september 2019 dringend tijd wordt dat de STEM-georiënteerde richtingen beter worden gefinancierd? De STEM-georiënteerde graduaten kunnen rekenen op een puntengewicht van 1,15 voor handelswetenschappen en bedrijfskunde en van 1,5 voor industriële wetenschappen en technologie. Binnen een en dezelfde hogeschool zal, door die inkanteling, een STEM-student dus meer of minder opbrengen naargelang hij voor een bachelor- of graduaatopleiding kiest. Indien hij voor een masteropleiding zou kiezen, zou hij de universiteit zelfs een puntengewicht van 2 voor de positieve wetenschappen of 3 voor de biomedische wetenschappen opleveren. Dat is een vreemde visie.
Ik wil het niet onder stoelen of banken steken. Er is een evaluatie van de financiering van het hoger onderwijs gebeurd. Dat is een zeer interessant document. Ik kan iedereen die in de nieuwe commissie Onderwijs zal starten, aanraden om die evaluatie te lezen want het is vooral een beschrijving van hoe het systeem in elkaar zit. Het vraagt enige aandacht om alle afkortingen te begrijpen, laat staan de ratio die erachter zit. We moeten niet flauw doen: die OBE’s en de getallen die eraan zijn verbonden, zijn in het verleden niet ingevoerd als een afspiegeling van de reële onderwijsbelasting, maar om de toenmalige verhoudingen tussen de verschillende gezindten in het hoger onderwijs gelijk te stellen.
Minister, hoe staat u tegenover het verschil in financiering van de STEM-georiënteerde opleidingen, afhankelijk van het feit of een hogeschool die opleiding als een bachelor- of een graduaatopleiding organiseert?
Mijn volgende vraag gaat natuurlijk over de toekomst en had ik eigenlijk ook naar aanleiding van de evaluatie kunnen stellen. Op welke termijn plant u de STEM-georiënteerde bacheloropleidingen meer financiële slagkracht te geven? We mogen daarbij de opleidingen in de handelswetenschappen en de bedrijfskunde niet vergeten.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, ik dank u voor uw vraag om uitleg, maar ik wil wel meedelen dat dit systeem is goedgekeurd door het Vlaams Parlement, door u en door allen die ervoor hebben gestemd. Ik begrijp uw vraag, maar we zitten in de context waarin we zitten.
Toen ik net minister van Onderwijs was, hebben de hogescholen me bezocht. Ik heb hen toen gevraagd of we de gewichten eens zouden bekijken. U hebt het over HBO5, maar in de bacheloropleidingen zijn de verschillen ook groot.
Minister, dat staat in de derde alinea van mijn vraag om uitleg.
Mijnheer Daniëls, ik probeer u wakker te houden. Ik heb toen gevraagd of we dat al dan niet zouden moeten herbekijken in een context waarin er geen middelen waren. Als we dat in de bestaande middelencontext hadden herbekeken, zouden er winnaars en verliezers zijn geweest.
We hebben toen afgesproken dat, zolang de context is wat hij is wat betreft de budgetten, de verhoudingen het best gerespecteerd zouden blijven zoals ze zijn.
Vooraleer ik inga op de cijfers, wil ik wat uitleg gegeven over het aandeel en het aantal jongeren dat vandaag voor een STEM-opleiding kiest aan onze hogescholen. Het aantal generatiestudenten in een STEM-opleiding is gestegen van 5844 in het academiejaar 2010-2011 – dat is de nulmeting van ons actieplan – tot 7129 in het academiejaar 2016-2017. Dat zijn de gegevens van de STEM-monitor van juni 2018. Dat is een toename van 1285 studenten of plus 22 procent. Ook in aandeel groeiden de STEM-richtingen in dezelfde periode, namelijk van 23,8 naar 26,4 procent. Dat is een groei met 2,6 procentpunten. De doelstelling om tegen 2020 27,8 procent te halen, lijkt dus perfect haalbaar.
De keuze voor een verschillend puntengewicht voor de graduaatsopleidingen enerzijds en de bacheloropleidingen anderzijds is bij de totstandkoming van het decreet over de uitbouw van onze graduaatsopleidingen een bewuste keuze geweest. Aan de basis daarvan lagen de verschillende financieringsmechanismes voor de HBO5-opleidingen aangeboden door onze centrale voor volwassenenonderwijs en de professionele bacheloropleidingen aan de hogescholen. In het financieringsmechanisme voor HBO5 wordt voor de berekening van het aantal leraarsuren gewerkt met delers. Zo is bijvoorbeeld de deler voor het studiegebied industriële wetenschappen en technologie 10 en die voor het studiegebied handelswetenschappen en bedrijfskunde 13. Als men voor de graduaatsopleidingen dezelfde puntengewichten zou nemen als voor de professionele bacheloropleidingen, dan zou men na de integratie een verschuiving van middelen krijgen tussen de instellingen. Om dat te vermijden, heeft men voor de graduaatsopleidingen een alternatief puntengewicht berekend, waarbij de bestaande delers omgerekend werden naar puntengewichten. Op die manier kwam men voor het studiegebied industriële wetenschappen en technologie op een puntengewicht van 1,5 en voor het studiegebied handelswetenschappen en bedrijfskunde op een puntengewicht van 1,15. Op die manier klikt men dus de bestaande historische situatie vast. Dat was op dit moment noodzakelijk. U weet dat net dat mechanisme ook achter de ruimere OBE-problematiek (onderwijsbelastingseenheid) schuilt, waarbij bij de professionele bacheloropleidingen een OBE 1 is voor de studierichtingen uit het studiegebied handelswetenschappen en bedrijfskunde, of OBE 1,6 voor de lerarenopleiding.
Een verschillend puntengewicht voor de graduaatsopleidingen en de professionele bacheloropleidingen, en bij uitbreiding ook de universitaire opleidingen, is geen ideale situatie. Daar ben ik het volkomen mee eens. Dat is ook erkend door de decreetgever. In de memorie van toelichting bij het decreet over de uitbouw van de graduaatsopleidingen hebben we gesteld dat dit een tijdelijke situatie is. Op het ogenblik dat de puntengewichten voor de hogeronderwijsopleidingen herbekeken en aangepast worden, worden die van de graduaatsopleidingen het best ook meegenomen, zodat er voor beide opleidingen dezelfde puntengewichten komen.
De verscheidenheid in de puntengewichten en de OBE’s is groot. Het maakt voor een hogeschool budgettair heel veel uit of ze veel studenten OBE 1 of 1,2, dan wel studenten met een OBE van 1,6 heeft. De vaststelling is dan inderdaad dat het puntengewicht voor de STEM-opleidingen die zich in de studiegebieden handelswetenschappen en bedrijfskunde en industriële wetenschappen en technologie situeren, aanzienlijk lager is in vergelijking met de puntengewichten van de andere studiegebieden.
Zoals u zelf ook gezegd hebt, zijn de huidige puntengewichten historisch bepaald. Sowieso denk ik dat het onontbeerlijk is dat, als je die budgettaire evenwichten wilt herstellen, je dat met bijkomende financiële middelen doet omdat je anders heel ingrijpende verschuivingen tussen de hogescholen gaat krijgen. Ook nu is er al een aanzienlijk verschil tussen de financiering per student, afhankelijk van de portfolio aan studierichtingen die een instelling aanbiedt.
Met de inkanteling en de uitrol van de graduaatsopleidingen dringt er zich zeker een herziening van de financiering binnen het hoger onderwijs op. Een aanpassing van de puntengewichten zal daar sowieso deel van moeten uitmaken. Dat dit een prioriteit is voor de toekomst, merk je ook aan standpunten in de respectievelijke memoranda, die vrij eensgezind zijn als het daarover gaat. De hoofdkwestie is echter dat dit volgens mij gepaard zal moeten gaan met extra middelen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik vind het goed dat u inderdaad aangeeft dat er een historisch gegroeid iets is en dat we ervoor moeten opletten dat instellingen in een sector waar we ambitie en studenten nodig hebben, net opleidingen gaan indienen in een OBE-segment (onderwijsbelastingseenheid) dat hoger ligt, om op die manier middelen te genereren. Dat moeten we absoluut vermijden. Ik hoop dat daar ook naar wordt gekeken op het moment dat instellingen nieuwe opleidingen aanvragen, want de ware doelstelling is macrodoelmatigheid, wat natuurlijk meer is dan alleen de instelling, al begrijp ik natuurlijk van een aantal wel de achtergrond.
Collega’s, we zullen in de volgende legislatuur dus inderdaad moeten bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de opleidingen die bepaalde studenten en een bepaald profiel genereren, STEM-opleidingen, maar ook bedrijfskunde en handelswetenschappen, worden meegenomen. Anders geven we een heel raar signaal aan instellingen die daarin willen investeren, namelijk dat dat eigenlijk toch niet zo wordt geapprecieerd, dat we liever hebben dat ze dat niet doen. Daarmee zeg ik niks over de andere die 1,6 of 1,4 hebben.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, ik wil bij twee elementen stilstaan. Onze collega heeft in zijn inleiding eventjes verwezen naar STEM op het vlak van het secundair onderwijs. Collega, u herinnert zich dat we daar een heel interessante hoorzitting over hebben gehad. Het lijkt me bijzonder nuttig om nog eventjes na te lezen wat de heer Guy Tegenbos heeft gezegd over de goede slaagkansen van STEM in de technische en beroepsrichtingen – laat me toe dat ik die term gebruik –, en ook wat hij onder andere heeft gesuggereerd over de domeinscholen.
Uw vraagstelling over het hoger onderwijs vind ik zeer terecht. Minister, als ik uw uitgebreid en soms technisch antwoord goed heb beluisterd, denk ik dat u reeds aangeeft dat, als er aan de puntengewichten wordt gewerkt, er mogelijk ook bijkomende middelen zullen moeten zijn. Die moeten uiteraard in de eerste plaats gaan naar STEM-georiënteerde richtingen en richtingen handelswetenschappen en bedrijfskunde. Daar sluit ik me volledig bij aan. Dat is ook de stelling van onze fractie.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Meyer, dat is net wat ik heb gezegd. Ik heb de context geschetst: hoe zijn we gekomen tot waar we nu staan, en waarom was dat ook noodzakelijk binnen de budgetten die er waren? Ik ben echter mee vragende partij om dit recht te zetten in de toekomst. Ik denk dus dat alle mensen die hier een betoog hebben gehouden, eigenlijk hetzelfde hebben gezegd. Het zal echter extra budget vergen. Ik heb ook geen zin om nu plots bij de lerarenopleidingen een beetje geld weg te pakken. Dat gaat ook niet. Daar moet ook verder in worden geïnvesteerd.
Algemeen, als we de financieringsonderzoeken bekijken, dan zijn onze meest kwetsbare punten het basis- en hoger onderwijs. Dat heeft Dirk Van Damme al een aantal keren gezegd. Dat zijn dus de twee niveaus waar er wel wat extra kan. Vandaag zeggen dat ons hoger onderwijs overdadig en weldadig gefinancierd is, is niet helemaal correct. Ik denk dus dat, als er extra investeringsruimte is voor het hoger onderwijs, het goed is om die ongelijkheid voor een stuk te gaan verbeteren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk dat we consequent moeten zijn. Als we inderdaad STEM zo belangrijk vinden, naast de andere, en ik zeg bewust ‘naast’ en niet ‘in plaats van’, want daar moeten we toch heel sterk voor opletten, dan moeten we daarover ook de juiste signalen geven. We moeten ook heel goed bekijken hoe we dat kunnen doen, in samenspraak met de instellingen voor hoger onderwijs. We moeten er ook voor zorgen dat we de visies daar allemaal wat op elkaar afstemmen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.