Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
In principe is dit onderwerp een paar weken geleden ook al besproken, maar nog niet op basis van de concrete cijfers die er waren. Het was in het algemeen, toen we een hoorzitting hadden met het Vlaams Energieagentschap (VEA) over het Renovatiepact. Hier is het dan wat concreter.
Rationeel omgaan met energie en het snoeien in het verbruik blijven de meest efficiënte, duurzame en goedkoopste oplossingen. We moeten dus de gezinnen aanzetten om de woning goed te isoleren, om rationeel om te gaan met energie en om te investeren in duurzame energieproductie. De Vlaamse Energielening werd in het leven geroepen om voordelig te lenen voor energetische ingrepen aan de woning. Sinds 2015 werden al meer dan 15.000 leningen toegekend, om heel concreet te zijn: 15.881 leningen.
Alle Vlamingen, behalve de inwoners van Linkebeek en Wezembeek-Oppem, konden als eigenaar of huurder tot eind 2018 een beroep doen op de energielening voor een woning in Vlaanderen. Wie behoort tot de prioritaire doelgroepen, komt in aanmerking voor een renteloze lening, die ook na 2018 aangevraagd kan worden.
Sinds 1 oktober 2017 kunnen ook niet-commerciële rechtspersonen en coöperatieve vennootschappen, bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen, vzw's, tot eind 2019 een voordelige energielening aanvragen.
Ik heb een aantal cijfers opgevraagd die terug te vinden zijn in de verschillende antwoorden op de schriftelijke vragen 66, 67 en 68. Daarom heb ik dus de volgende vragen.
Het totaal aantal energieleningen in 2018 – dat waren er 3934 – is met bijna 10 procent gedaald ten opzichte van 2015. Toen waren er 4321. Weliswaar was 2017 een dieptepunt, we kunnen dus wel zeggen dat we opnieuw een stijging hadden ten opzichte van 2017. Maar wat is volgens u de reden voor deze daling?
We merken dat de renteloze energieleningen meer dan verdubbeld zijn, namelijk van 869 in 2015 naar 1921 in 2018. Hebt u enig idee of die stijgende lijn verder doorgezet wordt in 2019? Wat gaat u doen om deze renteloze lening nog beter te promoten? Op welke manier zult u daaromtrent samenwerken met de diverse betrokken partners? Wat is de impact daarvan op de hervormde energiehuizen?
In 2018 ging 60 procent van de dossiers van de renteloze energieleningen naar isolerende werken – laat ons zeggen naar de schil: dat is zowel hoogrendementsglas, als dakisolatie, als muur- en vloerisolatie –, maar ook gemiddeld 24 procent naar PV-panelen (photovoltaic). Dat is enorm verschillend van provincie tot provincie. Ik neem mijn eigen provincie erbij, waar ik zie dat in totaal 1858 leningen aangevraagd zijn, waarvan 40 procent naar PV-panelen gaat. Hoe kijkt u zelf naar deze verhouding, waarbij gemiddeld 60 procent naar de schil gaat, en een kwart naar PV-panelen?
In 2018 werden er slechts zeven energieleningen aan rechtspersonen toegekend. Ik weet dat het toen nog een uitdrukkelijke vraag was van CD&V om dit ook aan deze rechtspersonen toe te kennen. Ik sta daar ook achter, want dat gaat bijvoorbeeld ook over de sportclubs die dat zouden kunnen gebruiken om bepaalde investeringen aan hun sanitair warm water te doen. Wat is volgens u de reden van het beperkte aantal aanvragen? Hoe gaat u proberen deze nog een boost geven? Want hier kan men nog aanvragen doen tot eind 2019.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, u hebt het in uw eerste vraag over een daling van 10 procent. Dat moet ik corrigeren. In het antwoord op uw schriftelijke vraag nummer 67 betreffende de 0 procentlening, wordt expliciet vermeld dat de gegevens enkel de 0 procentlening betreffen die aan de prioritaire doelgroep zijn verstrekt en derhalve exclusief de energieleningen zijn die aan 0 procent worden verstrekt ingevolge de rentesubsidie vanwege de gemeenten. In 2018 werden 1450 dergelijke energieleningen aan 0 procent aan een kredietnemer die niet tot de prioritaire doelgroep behoort, toegekend, wat het totaal van de toegekende 0 procentleningen op 3371 brengt. Samen met de 2013 2 procentleningen betekent dit dat een totaal van 5384 energieleningen is toegekend. Dat is toch een belangrijke stijging ten aanzien van 2015. Er is dus geen daling van 10 procent. Het gaat in totaal wel degelijk over 5384 energieleningen die in 2018 zijn toegekend.
Er valt in 2018 inderdaad een aanzienlijke toename van het aantal doelgroepdossiers te noteren. Dat kan worden verklaard door de uitbreiding van de prioritaire doelgroep die in mei 2017 door de Vlaamse Regering werd beslist. In 2018 besliste de Vlaamse Regering om bij de bepalingen van de inkomensgrens ook de kinderen ten laste mee in rekening te nemen. Dat verhoogt de maximale inkomensgrens en kan logischerwijze zorgen voor een verdere toename van het aantal doelgroepdossiers. De scope wordt dus veel breder. Momenteel is het echter nog afwachten wat de impact van het verdwijnen van de 2 procentlening zal zijn op het aantal doelgroepleningen, het zogenaamde meeneemeffect. Het is alvast de intentie om in de communicatiecampagne die omtrent de nieuwe taken van de Energiehuizen zal worden gevoerd, voldoende aandacht aan de energielening te besteden. Voor de Energiehuizen is het effect van de toename inzake de doelgroepdossiers beheersbaar omdat op dit moment de 2 procentleningen zijn vervallen. Dat hebben we van hen alleszins zo mogen vernemen.
Het feit dat de doelgroep de energielening hoofdzakelijk aanwendt voor isolatiewerken, kunnen we alleen maar toejuichen. We kunnen daar ook uit concluderen dat de Energiehuizen hun taken zeer goed op zich nemen. Energiebesparende werken zijn immers nog altijd de meest prioritaire ingrepen. Daar moet echt alle prioriteit op liggen. De eerste bekommernis is nog altijd om zo weinig mogelijk energie verloren te laten gaan. De energie-efficiëntie is op dit moment alleszins nog belangrijker dan de hernieuwbare energie. Wat dat betreft is de energielening voor isolatiewerken een goede zaak, zeker bij de kwetsbare gezinnen. Ons doel met de 0 procentleningen is in die zin zeker bereikt.
Het aantal leningen aan rechtspersonen is op dit ogenblik inderdaad nog zeer beperkt. Mogelijke verklaringen hiervoor kunnen liggen in enerzijds de verplichte bankwaarborg die recent middels het verzamelbesluit van 30 november 2018 werd afgeschaft, en anderzijds in de alternatieve leningskanalen voor rechtspersonen die ondertussen gecreëerd zijn. We denken bijvoorbeeld aan het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) dat voorziet in leningen voor zonnepanelen op scholen, aan het Fonds Culturele Infrastructuur dat leningen ter beschikking heeft voor zonnepanelen bij organisaties die gesubsidieerd worden vanuit Cultuur en Jeugd, en tot slot aan het Participatiefonds Vlaanderen, waar leningen voor hernieuwbare energie aan sociale en beschutte werkplaatsen en maatwerkbedrijven mogelijk zijn. Deze versnippering van het aanbod aan mogelijke leningen zal een impact hebben op het aantal aanvragen dat loopt bij de energiehuizen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de antwoorden.
Het is enerzijds goed dat we, naar aanleiding van de verschillende hoorzittingen die hier werden georganiseerd, de 0 procent-energielening hebben doorgetrokken en vooral dat we de inkomensgrens hebben opgetrokken in functie van het aantal kinderen. Dat zijn goede beslissingen. Ik geef toe dat ik daar in het begin twijfels bij had. Maar ik denk uiteindelijk toch dat het goed is. Zo zijn er bijvoorbeeld oudere mensen van 70 jaar, die moeilijk bij de bank geraken en toch iets willen veranderen aan hun woning, maar onder een bepaalde inkomensgrens vallen en voor wie dat dus geen prioriteit meer is.
Minister, in uw antwoord zegt u dat de kosten bij de energiehuizen beheersbaar zijn. Dat is goed nieuws, want een van onze grootste ‘kopzorgen’ was hoe we die energiehuizen leefbaar kunnen houden. Maar u spreekt ook van een meeneemeffect. Het feit dat de 2 procent-lening verdwijnt, zou volgens u een invloed kunnen hebben op het aantal 0 procent-energieleningen. Ik begrijp niet goed wat u bedoelt met dat meeneemeffect.
Het is goed dat de bankwaarborg wordt afgeschaft. Maar je ziet duidelijk dat de versnippering waarover u spreekt hoofdzakelijk leningen, ondersteuningen of systemen in verband met hernieuwbare energie betreft. U gaf het voorbeeld van het Participatiefonds Vlaanderen, dat van AGION en ten slotte nog een derde voorbeeld van die versnippering. Maar er is iets dat ik daar niet in terugzie. En dan komen we weer tot dezelfde discussie in verband met mijn voorgaande opmerking over het feit dat 60 procent naar de schil gaat en een kwart naar PV-panelen. We focussen ons bij die rechtspersonen blijkbaar vooral op hernieuwbare energie, terwijl ik er eigenlijk op had gehoopt dat we hier enorm veel projecten zouden kunnen zien rond energie-efficiëntie.
Ik keer terug naar mijn voorbeeld van de sportclubs, die soms met een echt verouderde installatie zitten voor de productie van sanitair warm water. Die mensen zeggen dat ze daarvoor het geld niet hebben, tenzij ze geld inzamelen via een pannenkoekenavond, een tornooi enzovoort, om eindelijk die douches op een deftige manier te kunnen renoveren. Het gaat dan niet enkel over het waterverbruik, maar ook over de productie van warmte. Een tweede pijnpunt dat steeds terugkomt, naast de productie van sanitair warm water, is de verlichting.
Het duurt een tijd om die versnipperde initiatieven op één lijn te krijgen want iedereen beschouwt die als zijn ‘eigendom’. Maar waarom zet je in de communicatie, bijvoorbeeld met die sportclubs, niet meer in op energie-efficiëntie? Want die lening is er net daarvoor. We moeten meer daarop werken. Het is volgens mij een heel interessante tool om hernieuwbare energie te plaatsen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik deel de mening van de heer Gryffroy in zijn laatste betoog. Ik stel inderdaad ook vast dat heel wat sportclubs problemen hebben met hun technische installaties, vooral voor warm water, verlichting enzovoort. Het zou inderdaad goed zijn, minister, indien u er in verband met de doelgroepencommunicatie goed over nadenkt welke doelgroepen je op welke manier benadert. Dat is volgens mij substantieel en heel erg belangrijk.
Ik wil nog een ander voorbeeld geven. Heel wat jeugdbewegingen, die in veel gevallen een vzw hebben of een vzw daarboven, nemen stroomgroepen, vaak dieselgeneratoren, mee op kamp of bivak. Er zijn voorbeelden gekend van groepen, onder andere in Beringen, Limburg, die een zonnepanelenstroomgroep meenemen op kamp. Zij wekken hun energie op via zonnepanelen, met een batterij eraan. Dat zijn heel goede, innovatieve initiatieven, die al min of meer op punt staan. We kunnen ook die doelgroep van de jeugdverenigingen specifiek benaderen om een energielening te gebruiken voor dat soort investeringen. Dat verdient zich terug. Het is goed voor hun imago en ook goed voor het milieu. We moeten zulke zaken mogelijk maken. Maar dan moeten de jeugdbewegingen wel weten dat het mogelijk is.
Uiteraard wordt de energielening vooral gebruikt voor de klassieke zaken, zoals zonnepanelen en isolatie. Maar ik stel ook vast dat er nog maar weinig rechtspersonen daarvan gebruikmaken. Dat moet meer en beter. Maar u hebt al gezegd dat u daarover beter zult communiceren. Ik hoop dan ook dat we de resultaten daarvan snel kunnen zien.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik ben nog iets vergeten te zeggen.
Minister, u zei in uw antwoord terecht: ‘exclusief de energieleningen die aan 0 procent worden verstrekt in gevolge een rentesubsidie vanwege de gemeente’.
U hebt daar cijfers genoemd van om en bij de 1400 rentesubsidies, maar blijkbaar is dat dus wel gecentraliseerd, als ik het goed begrijp. U weet immers zeer goed hoeveel rentesubsidies de gemeenten uitschrijven. Is dat dan niet een beetje dubbelop? De gemeenten en de Vlaamse overheid werken hier een beetje naast elkaar. Is het dan niet beter om dat te centraliseren?
Minister, aan de hand van de cijfers die zijn binnengekomen in antwoord op een aantal schriftelijke vragen merken wij dat de leningen aan 0 procent, die heel specifiek gericht zijn op een sociale doelgroep, echt wel in de lift zitten en die sociale doelgroep dus echt wel bereiken. Dat juichen wij vanzelfsprekend toe. Wij blijven het ook wel wat betreuren dat de lening aan 2 procent werd afgeschaft, ook gelet op de vele aanvragen die er in 2018 toch wel waren.
In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag laat u weten dat een aantal banken zich ertoe geëngageerd hebben om voordelige energieleningen, met een rente onder 2 procent, aan te bieden. Ik wil nogmaals duidelijk maken dat het slechts om engagementen gaat en jammer genoeg niet om spijkerharde garanties. Mijn vraag is eigenlijk hoe we dat in de toekomst kunnen monitoren.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik dank jullie voor de bijkomende vragen.
Zijn de kosten voor de energiehuizen beheersbaar? De doelgroep is inderdaad verruimd, nu het aantal kinderen ten laste ook een criterium geworden is. Op dit ogenblik zou ongeveer 46 procent in aanmerking kunnen komen voor een energielening aan 0 procent bij de energiehuizen. Is dat allemaal beheersbaar? De signalen die we op dit moment krijgen geven aan van wel, deels omdat de energielening aan 2 procent is weggevallen. Dat wilde ik even verduidelijken.
Wat betreft het stijgende aantal leningen en de tussenkomst van gemeenten in een aantal van die leningen, is het zo dat een aantal gemeenten klaarblijkelijk het verschil tussen de lening aan 0 procent en 2 procent bijpassen. Dat zit mee in de cijfers verrekend. Ik zie dat de gemeente van mevrouw Taeldeman dat ook doet. We zien een duidelijke stijging in het aantal verstrekte leningen. Op dit moment zijn het er 5384, wat een opmerkelijke stijging is ten opzichte van 2015.
Dat de doelgroep beheersbaar blijft voor de energiehuizen, is dus deels te danken aan het wegvallen van die lening aan 2 procent. Ik wil daarbij benadrukken dat die leningen enkel zijn weggevallen bij de energiehuizen. Mensen die niet in aanmerking komen voor een lening aan 0 procent kunnen wel nog altijd een goedkope lening aangaan bij de banken. De energiehuizen moeten niet de concurrentie aangaan met de reguliere banken, want dan verliezen we de corebusiness uit het oog.
Wat de rechtspersonen betreft, heb ik een vraag gehoord over de versnipperde leningskanalen, waaronder het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) en de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV). De kanalen zijn inderdaad her en der verspreid, maar we denken toch dat het alsnog goed is dat een aantal rechtspersonen zoals jeugd- en sportverenigingen nog aanspraak kunnen maken op die lening aan 1 procent en daarvoor de weg kunnen vinden naar de energiehuizen.
Ik zal de opmerking ter harte nemen om nog meer te focussen op communicatie en om de mensen en het verenigingsleven erop te wijzen dat zij terecht kunnen bij de energiehuizen voor een 1 procentlening inzake energie-efficiëntie. Ik zal de energiehuizen nog meer oproepen iets te doen aan de communicatie. Dat is heel belangrijk voor iedereen die te maken heeft met energie-efficiëntie.
Mijnheer Gryffroy, u hebt dus wel degelijk een punt wanneer u het hebt over het versnipperde aanbod van energieleningen bij de andere instanties die vooral focussen op hernieuwbare energie terwijl de energiehuizen vooral focussen op energie-efficiëntie. Ik denk dat lokale besturen het verenigingsleven een warm hart toedragen en tal van initiatieven kunnen nemen om zowel de jeugdverenigingen als de sportverenigingen te ondersteunen.
Mijnheer Danen, u had het over stroomgroepen op zonnepanelen. In het kader van de stroomversnellers belet geen enkel lokaal bestuur om een dergelijke stroomgroep aan te kopen en die tijdens de jeugdkampen ter beschikking te stellen van de jeugdverenigingen. Dat zijn goede praktijkvoorbeelden van energie-efficiëntie.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Wanneer het gaat over rentesubsidie, staat bijvoorbeeld op de site van Leopoldsburg waar er een CD&V-meerderheid is, dat voor iedereen die niet onder de voorwaarde valt om renteloos te lenen, de gemeente de rente op zich neemt onder de vorm van een rentesubsidie. Voor 10.000 euro op zestig maanden betekent dat een rentesubsidie van 511,72 euro. Dat betekent dan wel dat er een 2 procentenergielening is aangegaan en wanneer ik dan cijfers opvraag over de 2 procentleningen, veronderstel ik dat die daar ook in zitten. (Opmerkingen van minister Lydia Peeters)
Ja, maar dan hebt u er in totaal maar 3934 en u telt ze nog eens op. Volgens de cijfers die ik heb gekregen, zijn in 2018 1921 0 procentleningen en 2013 2-procentleningen verstrekt. Uit uw antwoord begrijp ik dat van die 2013 er ongeveer 1400 zijn die een rentesubsidie hebben gekregen maar het totaal van 3934 blijft dan. Van die 2013 hebben er ongeveer 1400 een rentesubsidie gekregen naar aanleiding van een initiatief van de gemeente en moeten die niet nog eens worden opgeteld.
Minister Peeters heeft het woord.
Voor 2018 zijn er in totaal 3371 0 procentleningen verstrekt en 2013 2 procentleningen. Een aantal lokale besturen hebben energiesubsidies toegekend. Ik weet niet welk bedrag de gemeente Leopoldsburg precies heeft gegeven maar het totaal aantal leningen, en die cijfers zijn ons aangereikt door het VEA, bedraagt 5384. Voor alle duidelijkheid zal ik het nog eens navragen maar dat is de informatie die ik van het VEA heb verkregen.
Ik begrijp dat u die informatie hebt gekregen van het VEA maar dan zit er ofwel een fout in uw antwoord ofwel in het antwoord op mijn schriftelijke vraag. Het gaat over een rentesubsidie, dat betekent dat men een subsidie krijgt op de rente maar dan moest die opgenomen worden in de 2-procentlening. Nu heb ik er 2013 aan 2 procent en 1921 aan 0 procent gekregen. Zoals ik het begrijp, zouden er dan 3371 aan 0 procent moeten zijn en zoveel minder aan 2-procent. Er klopt dus iets niet.
Als er een fout in het antwoord staat, is dat in elk geval niet bewust gebeurd. Ik zal het nakijken maar het zijn de cijfers die ik van het VEA heb gekregen.
Dat maakt nog eens duidelijk hoe belangrijk juiste cijfers zijn.
Ik ben blij dat u voor de verenigingen een betere communicatie over energie-efficiëntie aankondigt.
Ik wil er gewoon op wijzen dat het voorbeeld dat collega Danen gaf in verband met een stroomgroep op diesel of een PV-groep op zonnepanelen of batterijen, natuurlijk wel een leuk idee is, maar dat dit gehuurd wordt. En huren gaat dus niet meegaan in dat initiatief rond de energieleningen. Het moet dan al gebeuren door een gemeente die het aankoopt, enzovoort. Zoiets wordt verhuurd, en past dus niet in het kader van de renteloze lening.
Het zou nog kunnen passen in uw volgende vraag over lokale energieprojecten.
We hebben al een mooi voorbeeld van een lokaal energieproject voor een gemeente. Die kunnen dus een ‘packagecontainer’ kopen met PV-panelen erop en batterijen erin. Dan kunnen ze misschien meedoen aan dit lokaal energieproject.
De vraag om uitleg is afgehandeld.