Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik zal eerst even de context schetsen van mijn vraag. Op Europees niveau is er een debat bezig over het Europees meerjarig financieel kader, dat is het meerjarenbudget voor 2021-2027, het budget dat de Europese Unie ter beschikking zal hebben om beleid te voeren. De Europese Commissie heeft daarvoor een voorstel geformuleerd. Dat voorstel is voor het Europees Parlement gekomen, dat daar al op geantwoord heeft. Nu ligt het voor bij de lidstaten. De Vlaamse Regering is daar via België bij betrokken. In die zin is het belangrijk om in dit parlement een zicht te behouden op de positie en de standpunten van de Vlaamse Regering op dat vlak.
Verschillende ministers zijn bevoegd voor de respectieve Europese programma’s. Minister, u bent verantwoordelijk voor de CEF Energy, de Connecting Europe Facility. Dat is een begrotingspost die belangrijk is omdat het voornamelijk gaat over twee dingen. Dat gaat over de ontwikkeling van projecten die ervoor zorgen dat er een verdere integratie is van de interne Europese energiemarkt en dus de interoperabiliteit van de netwerken. Het gaat ook over de samenwerking bij de planning en de inzet van grensoverschrijdende hernieuwbare energiebronnen. Beide zaken zijn voor ons natuurlijk zeer relevant, omdat dit voor een deel gaat over bevoorradingszekerheid, een hot topic: hoe zorgen we ervoor dat we op Europees niveau genoeg energie hebben voor iedereen? Het gaat ook over hoe we ervoor zorgen dat er meer hernieuwbare energie komt, en dat is sowieso, ook gezien de klimaatdoelstellingen, nodig.
Een groot deel van die CEF is eigenlijk federale materie, maar wat specifiek gaat over hernieuwbare energie en over slimme elektriciteitsnetwerken, is Vlaamse materie. Ook de Vlaamse Regering is zich daarvan bewust, want ze verklaarde in november zelf verder te willen onderzoeken wat de opportuniteiten van die CEF zouden kunnen zijn voor de ontwikkeling van smart grids en hernieuwbare energie.
Wat zit er nu in het voorstel van de Europese Commissie? Er wordt ongeveer 7,7 miljard euro uitgetrokken voor die CEF. Er is ook bijzondere aandacht voor de klimaatdoelstellingen. In het voorstel staat dat 60 procent van alle middelen van die CEF aangewend moet worden voor projecten die een bijdrage leveren tot het Parijs-akkoord. Tot zover het voorstel van de Europese Commissie.
Ondertussen heeft het Europees Parlement zich daarover uitgesproken. Het heeft ook een voorstel opgesteld, dat in uw scope ligt, minister. Dat voorstel gaat over een fonds voor eerlijke energietransitie ter waarde van 4,8 miljard euro. Dat is bedoeld om de maatschappelijke, sociaal-economische en milieueffecten op werknemers en gemeenschappen die negatief worden beïnvloed door de overgang van steenkool en koolstofafhankelijkheid, aan te pakken. Er wordt nu vaak gesproken over een energietransitie die sociaal moet zijn, en terecht. Ook voor onze partij en fractie is dat een bijzonder aandachtspunt. Dit is dus een instrument dat zo’n sociale energietransitie zou kunnen bewerkstelligen.
Er komt wat tijdsdruk op in de zin dat de Europese Commissie qua timing voor ogen heeft dat er op 9 mei 2019 op de top in Sibiu tussen de lidstaten zou worden gesproken en geprobeerd om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen over de Europese meerjarenbegroting.
Minister, steunt u al dan niet de creatie van een fonds voor eerlijke energietransitie van 4,8 miljard euro?
Wat is de houding van de Vlaamse Regering ten aanzien van het financieringsniveau van 7,7 miljard euro? Is dat voldoende of ijvert u voor meer ambitie, aangezien dit toch wel het belangrijkste investeringsinstrument wordt onder rechtstreekse controle van de Commissie om de overgang naar een koolstofneutrale Europese Unie te garanderen?
Over de drie domeinen van CEF heen moet volgens de Commissie in totaal 60 procent van de middelen aangewend worden voor projecten die een bijdrage leveren tot het Parijsakkoord. Hoe staat u daar tegenover?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Vanbesien, uiteraard zijn de maatschappelijke en socio-economische aspecten van de energietransitie heel belangrijk en dat hebt u ook benadrukt.
Er zullen flankerende maatregelen nodig zijn om een beweging weg van steenkool op te vangen in een aantal regio’s van de EU. Dergelijke conversies liggen maatschappelijk niet altijd gemakkelijk. Ik kan mij op dit ogenblijk niet uitspreken of dit flankerend beleid best gefinancierd zou worden met een nieuw op te richten fonds, dan wel ingevuld moet worden binnen de bestaande structuur- en cohesiefondsen. Het voorstel voor een eigen fonds zal deel uitmaken van de verdere discussies met betrekking tot het meerjarig financieel kader. De uitkomst zal ook sterk afhankelijk zijn van de uiteindelijke hoogte van het nieuwe EU-budget. We zullen dit met Vlaamse Regering zeer strikt opvolgen.
Het CEF-programma is inderdaad een belangrijk instrument voor de financiering van de vereiste transnationale projecten en investeringen die de energietransitie vorm moeten geven. Over definitieve cijfers wordt nog onderhandeld, maar er kan al worden gezegd dat het CEF-budget zal stijgen. De pijler ‘energie’ krijgt ook een aanzienlijke budgetverhoging. We kunnen daar met zijn allen alleen maar heel blij over zijn.
Belangrijke bijkomstigheid is dat het CEF Energie nu ook de lidstaten stimuleert tot samenwerking bij de planning en inzet van grensoverschrijdende hernieuwbare energiebronnen. Een EU-brede coördinatie voor de uitbouw van grensoverschrijdende hernieuwbare energieprojecten en gerichte EU-steun kan de sectorintegratie vergemakkelijken en leiden tot verdere investeringen, wat ook Vlaanderen ten goede komt. Over het percentage dat men uit het CEF-budget wil voorbehouden voor de realisatie van deze grensoverschrijdende hernieuwbare energieprojecten wordt momenteel nog onderhandeld, maar ik ben uiteraard verheugd over de erkenning van het belang van hernieuwbare energie en de opportuniteiten die in crossborder samenwerking liggen, en zet dus in op een hoger percentage dan de initieel voorgestelde 10 procent.
Het is uiteraard belangrijk dat de nieuwe Europese begroting voor de periode 2021-2027 een sterke impuls geeft aan de transitie naar een duurzame en koolstofarme samenleving. Onder meer via de investeringen uit het CEF-programma moet het mogelijk zijn deze transitie tijdig te maken. Vanuit deze optiek ondersteun ik dus het door de Europese Commissie vooropgestelde engagement dat 60 procent van het CEF-budget een bijdrage moet leveren aan klimaatacties.
Verder wil ik nog benadrukken dat naast de kwantitatieve doelstelling voor de financiering van klimaatacties, ook de verbetering van de implementatie belangrijk is. Zo ben ik van mening dat de methode voor de tracering van de klimaatfinanciering in het budget van de EU beter moet worden. We moeten streven naar een transparante aanpak die bijdragen aan klimaatacties inschat en die over de verschillende programma’s heen consistent is.
Ik denk dat ik daarmee uw vragen heb beantwoord.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik denk niet dat u daarmee mijn vragen hebt beantwoord. U hebt de derde vraag beantwoord, namelijk dat u die 60 procent van de middelen steunt. Dat is een duidelijk antwoord, waarvoor ik u dank.
Uw andere antwoorden begrijp ik eigenlijk niet zo goed. De onderhandelingen zijn bezig en ik vraag u naar het standpunt van de Vlaamse Regering. Uw antwoord is dat de onderhandelingen bezig zijn en dat we niet weten waar die zullen uitkomen. Ik vraag u niet wat de uitkomst zal zijn van de onderhandelingen, want dat weten we nog niet. We zullen dat zien en achteraf ook wel in de krant kunnen lezen. Als parlement is het echter belangrijk om vooraf te weten wat uw standpunt is tijdens die onderhandelingen, want u zit daarin. Ik hoop dat u, indien u onderhandelt, weet wat uw eigen standpunt is. Ik ben het er uiteraard mee eens dat u niet weet wat de uitkomst zal zijn.
U zegt dat het afhankelijk zal zijn van het uiteindelijke algemene bedrag van het meerjarig budget. Hoe hoog vindt de Vlaamse Regering dat dit moet zijn? De Commissie doet een voorstel van 1,1 procent van het bruto nationaal inkomen (bni). Het Europees Parlement, met onder meer Guy Verhofstadt als voortrekker, zegt dat het veel meer moet zijn. Een duidelijke meerderheid in het Europees Parlement pleit voor 1,3 procent van het bni. Wat zegt de Vlaamse Regering daarover?
Minister, u hebt gezegd dat we wel zullen zien hoeveel het is, maar de Vlaamse Regering heeft daar een stem in. Wat wil de Vlaamse Regering?
Ik heb een gelijkaardige vraag over dat apart fonds voor een eerlijke energietransitie. U hebt gezegd dat we het nog niet weten en dat de onderhandelingen het zullen uitwijzen. Mijn vraag is echter wat uw standpunt is. Hoe gaat u naar die onderhandelingen? Vindt u dat er een apart fonds voor een eerlijke energietransitie moet zijn, zodat dat wordt gebetonneerd en we zeker weten dat er geld gaat naar die transitie en naar de opvang van de sociale gevolgen hiervan, of vindt u dat dit beter wordt geïntegreerd in andere fondsen, met als mogelijk nadeel dat dit kan verwateren en dat minder te controleren valt dat die klemtoon effectief wordt gelegd?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Vanbesien, ik kan natuurlijk niet op de feiten vooruitlopen. U weet wellicht dat de Vlaamse Regering op dit ogenblik overlegt. De interkabinettenwerkgroepen kijken na wat straks de definitieve cijfers zullen zijn. Als minister van Energie kan ik enkel zeggen dat we de ambitie zo hoog mogelijk willen stellen, maar ik kan natuurlijk niet vooruitlopen op wat straks het definitieve standpunt van de Vlaamse Regering zal zijn. We leggen de lat echter zo hoog mogelijk. We hebben een zo groot mogelijke ambitie en daar blijven we op hameren. We willen uiteraard zo veel mogelijk middelen uit dat Europees fonds binnenhalen.
Wat specifiek het fonds voor een eerlijke transitie betreft, denk ik niet dat het van doorslaggevend belang is of het om een apart fonds of om een deel van de bestaande structuren en cohesiefondsen gaat. Het is opnieuw van belang dat we een zo hoog mogelijk budget kunnen binnenrijven om voor een eerlijke transitie te zorgen. Iedereen heeft daar uiteraard belang bij, maar ik kan niet vooruitlopen op wat straks het officiële standpunt van de voltallige Vlaamse Regering zal zijn. De ambitie is alleszins groot.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister, ik had het daarstraks verkeerd begrepen. Ik dacht dat u had gezegd dat er nog wordt onderhandeld op het niveau van de Belgische staat of de Europese Unie, maar blijkbaar gaat het om onderhandelingen in de Vlaamse Regering. We weten dat we in mei 2019 moeten landen, maar er is nog geen standpunt. Ik denk dat het heel dringend is dat de Vlaamse Regering een standpunt inneemt. Ik zie me dan ook genoodzaakt hierover later nog eens een vraag om uitleg te stellen, in de hoop dat de Vlaamse Regering dan een standpunt zal hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.