Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vanbesien heeft het woord.
Voorzitter, de aanleiding is de aanvraag door de intercommunale ISVAG voor een verlenging van de vergunning voor haar oude verbrandingsoven, maar ondertussen ook voor de bouw van een geheel nieuwe verbrandingsoven, op dezelfde locatie, maar met een grotere capaciteit. Op dit moment verwerkt men 159.000 ton afval, en men zou de capaciteit willen verhogen tot 190.000 ton afval per jaar. Het openbaar onderzoek daarover is net afgelopen. Er zijn bij mijn weten 1664 bezwaren ingediend, onder meer door omwonenden van Aartselaar en Wilrijk, die bang zijn voor de negatieve milieueffecten ter plaatse, maar ongeveer 30 procent van de bezwaren gaan ruimer en leggen het verband met het algemeen Vlaams beleid inzake schone lucht, klimaat en afval. Dat wijst op het belang van het dossier, dat we ook al in het verleden hebben gekend als een dossier dat heel veel stof heeft doen opwaaien.
De grotere verbrandingscapaciteit van de oven is eigenlijk in strijd met het Vlaams uitvoeringsplan inzake huishoudelijk afval, dat net een afbouw vereist van afval en dus van verbrandingscapaciteit. Ik merk dat ISVAG in haar vergunningsaanvraag geen valabele argumenten naar voren brengt om die inbreuk op het uitvoeringsplan te verantwoorden. Er is een stuk over de preventie van afval, maar daar komen ze niet verder dan de opmerking dat er significante inspanningen zullen worden geleverd, terwijl het eigenlijk net de ISVAG-gemeenten zijn die slecht presteren op het vlak van afvalreductie.
Minister, ik heb u twee jaar geleden ook al een vraag gesteld over die plannen van ISVAG, die toen al bekend waren. Ik zal een deel van uw antwoord citeren, omdat dat toch wel belangrijk is in dezen. De bottomline was dat u de vergunningsaanvraag zou toetsen aan de doelstellingen van het uitvoeringsplan. Ik citeer: “Het uitgangspunt van het nieuwe plan is dat er een evenwicht nagestreefd wordt tussen het aanbod aan brandbaar restafval en de beschikbare verbrandingscapaciteit. Dat komt niet uit de lucht gevallen, dat is ook opgenomen in het regeerakkoord. Dat is de lijn die de Vlaamse Regering uitzet. De intercommunales en afvalbedrijven zijn dus goed op de hoogte van deze doelstelling. Nieuwe vergunningsaanvragen zullen uiteraard aan dit principe worden getoetst.”
Intussen is de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) al een tijd bezig met de opmaak van een langetermijnvisie inzake de eindverwerking van afval. De directieraad van de OVAM besliste in 2013 al om te gaan voor een ‘zero waste strategy’ tegen 2050. Ook wil de Vlaamse Regering in haar toekomstvisie voor 2050 Vlaanderen tegen 2050 voor honderd procent circulair maken. Ook om die reden moet de bestaande overcapaciteit aan verbrandingsovens dus worden afgebouwd. Op korte termijn gaat de OVAM voor 250.000 ton minder. Dat is als uitgangspunt behouden in de ontwerpteksten voor die langetermijnvisie. Uiteraard is in dat kader een nieuwe oven, laat staan een oven met een grotere capaciteit, ongewenst.
Dan zijn er nog de meer lokale effecten of argumenten, die ook spelen. De ISVAG-directie pleit namelijk voor een nieuwe oven op dezelfde locatie, terwijl er al heel wat mobiliteitsproblemen zijn op de A12 ter hoogte van Wilrijk-Aartselaar. Ook is de aanvoer van afval over water op deze plaats niet mogelijk.
Nog een ander debat dat zich aandient in dit dossier, gaat over energie. Een argument dat de ISVAG-directie graag naar voren brengt, is dat van de energievalorisatie, de koppeling van afvalverbranding aan een gepland warmtenet. Meer zelfs, ondertussen wordt de kar in dezen voor het paard gespannen, want minister Tommelein heeft al subsidies toegekend aan dat warmtenet, dat geheel afhankelijk is van de toekomstige nieuwe oven, nog voor die oven een vergunning heeft gekregen. In datzelfde ontwerp van langetermijnvisie van de OVAM lezen we nochtans dat projecten rond de ondersteuning van en de verbinding met de warmteafzet geen aanleiding mogen geven tot een lokale geografische ‘lock-in’ van verbrandingscapaciteit, en dat, als energie wordt teruggewonnen, dat het best kan onder de vorm van warmte en stoom. De energievalorisatie waarin in het kader van ISVAG wordt voorzien, is echter een lage energievalorisatie en dus eigenlijk in strijd met het cascadeprincipe, dat in eerste instantie mikt op hoogwaardige warmtevoorziening voor de industrie.
De laatste discussie, ten slotte, die deze aanvraag met zich meebrengt, gaat over de eindverwerkingstechnologieën voor huishoudelijk afval. Er is de discussie over wat het meest milieuvriendelijk is. CE Delft werkt in uitvoering van actie 46 van het uitvoeringsplan aan een actualisering van de BBT-studie (best beschikbare technologie) voor eindverwerkingstechnieken. De oude studie dateert van 2001. Ik heb trouwens samen met de sp.a-fractie, onder meer met collega en oud-minister Tobback, een voorstel van resolutie ingediend over de ontwikkeling en toepassing van meer milieuvriendelijke technieken voor de verwerking van huishoudelijke afvalstoffen. We organiseerden daar ook op eigen initiatief een hoorzitting over met de sector in het Vlaams Parlement.
Die vergunningsaanvraag is er nu dus. Die heeft diverse aspecten, die ik heb overlopen. Het is echter duidelijk dat er, in het verlengde van de langetermijnvisie op de eindverwerking van afval van de OVAM, nood is aan een zinvolle geografische spreiding van verwerkingscapaciteit over het hele Vlaamse grondgebied, met een keuze voor de beste technologie en met een optimalisatie van de capaciteit om de restwarmte van ovens zo goed mogelijk te benutten. Minister, het is uw rol en die van de OVAM, als Vlaamse overheid, om dit op een planmatige manier aan te pakken. Het is in onze ogen dus niet de taak van afzonderlijke intercommunales om eigenhandig beslissingen te nemen die ingaan tegen het Vlaamse afvalbeleid, zoals dat in mijn ogen in dezen het geval is. Daarom is het in mijn ogen logischer dat een beslissing over nieuwe verwerkingscapaciteit enkel kan worden genomen zodra er duidelijkheid heerst over de langetermijnvisie inzake de eindverwerking en de studie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) over de best beschikbare technologie is opgeleverd.
Minister, vandaar de volgende vragen. Is de langetermijnvisie inzake de eindverwerking van huishoudelijk afval definitief klaar? Zult u die visie volgen en implementeren? Komt dat in de commissie? Indien het allemaal nog niet klaar is, wanneer zou het dan wél klaar zijn?
Is de actualisering van de BBT-studie van VITO voor eindverwerkingstechnieken er al? Welke conclusie trekt u eruit? Kan die studie ook naar de commissie komen?
Bent u bereid om uw finale beslissing rond de aanvraag voor de vergunning voor de nieuwe ISVAG-oven uit te stellen en indien nodig de beslissingstermijn te verlengen, totdat er duidelijkheid is over de langetermijnvisie voor de eindverwerking van huishoudelijk afval?
Collega, u weet dat in deze commissie de specifieke vergunningsaspecten van een bepaald bedrijf normaal gezien niet besproken worden. Het is aan de minister om te zien of ze daarop antwoordt. Uw vraag werd wel aanvaard, vanwege de vragen rond algemene termijnen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Hoe zit het met de langetermijnvisie rond eindverwerking? De OVAM heeft een ontwerp opgemaakt en is daarmee naar de relevante stakeholders gegaan, en heeft samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en Go4Circle aan een consensusnota gewerkt met de strategische krachtlijnen. Op basis van de documenten en de reacties wordt die op dit moment gefinaliseerd. Dat zal wellicht in het voorjaar klaar zijn.
Het is duidelijk dat de krijtlijnen die vastliggen in het uitvoeringsplan voor huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval, onverkort gelden. Dat betekent dat op het vlak van eindverwerkingscapaciteit de beschikbare capaciteit in Vlaanderen wordt afgestemd op de productie van Vlaams restafval. Dat is een principe dat volledig conform is met de visie van de Europese Commissie over de rol van afvalverwerking binnen een circulaire economie.
Bovendien zijn de doelstellingen van het uitvoeringsplan geen eindpunt. Vlaanderen zal ook daarna verder blijven inzetten op het uitrollen van de circulaire economie en het sluiten van materiaalkringlopen. Dat houdt in dat het ook na 2022 de ambitie is om de hoeveelheid restafval verder te reduceren.
De actualisering van de VITO-studie werd gegund aan CE Delft. Op basis van overleg met de stakeholders is de opdracht recent verruimd, met als doel een bijkomend verwerkingsscenario te onderzoeken. Ook de afwerking van die studie zit in een eindfase. Een ontwerp-eindrapport wordt verwacht in januari. Op basis daarvan zal VITO ook terugkoppelen naar de klankbordgroep. CE Delft zal de resultaten daarvan verwerken in het finale eindrapport.
Ik kan mij op dit moment uiteraard niet uitspreken over lopende vergunningsaanvragen. Ik kan alleen bevestigen dat de termijnen van het Omgevingsvergunningendecreet bindend zijn en dat we die uiteraard zullen naleven. Maar ik doe hier geen uitspraken over procedures waarover ik moet oordelen, want anders is de onafhankelijkheid of de objectiviteit geschaad, en dat kan niet de bedoeling zijn.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Wat mij natuurlijk geruststelt, is dat u nog eens zegt dat de verbrandingscapaciteit afgestemd moet zijn op de hoeveelheid afval en dat we de hoeveelheid afval nog naar beneden gaan trekken. Dat vind ik positief.
De OVAM-studie was in ontwerp eigenlijk al een hele tijd klaar. U zegt nu dat ze in het voorjaar klaar zal zijn, zonder er een concrete datum op te kleven. Ik vind dat dat vrij veel tijd met zich meebrengt. Ik weet niet of daar vertraging op zit of niet. Kunt u concreter zeggen wanneer die uiteindelijk klaar zal zijn?
Ik vraag me toch af in hoeverre u een engagement neemt om, op basis van de studies die er komen rond BBT en die nieuwe huishoudstudie van de OVAM, dat veel centraler te gaan superviseren en daar een coördinerende rol te gaan opnemen. Het is een algemene vraag, en geen vraag die zich enkel toespitst op dit dossier, dat de beslissingen over waar en hoe verbrandingscapaciteit wordt opgebouwd, vanuit een Vlaams kader en vanuit een Vlaamse planning zouden kunnen gebeuren, en niet alleen afhangen van toevallige aanvragen van spelers op het terrein.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega, we hebben natuurlijk de OVAM, die een expertise heeft op dat vlak, maar we hebben ook een heel sterke traditie om met de stakeholders de zaken te overlopen. Dat vraagt soms wel wat tijd, maar het zorgt er wel voor dat, als je met iets naar buiten komt, er ook een breed draagvlak voor is. Ik ben daar nogal voorstander van. Dat vraagt wat meer tijd, maar dat betekent niet dat daar niet aan gewerkt wordt. Het is een verschil in visie. Ik denk dat het niet goed is om van bovenaf een aantal zaken door te duwen, zonder daar de stakeholders bij te betrekken. Dan ga je wel snel, maar dan weet ik niet of dat wel de juiste weg is.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik heb niet gezegd dat u de stakeholders niet serieus moet nemen. Ik vroeg me alleen af of u er zicht op had wanneer dat rond zou zijn. U hebt er niet op geantwoord, dus neem ik aan dat het nog niet duidelijk is wanneer de stakeholders dan allemaal beluisterd zijn en wanneer daar samen een beslissing in kan worden genomen.
Ik vind het spijtig dat er ook op de tweede vraag geen antwoord komt. Het is belangrijk om het geheel in het oog te houden, om ervoor te zorgen dat als er verbrandingscapaciteit is in Vlaanderen, dat op een goede manier gespreid is en op een goede manier gepland wordt, en dat dat niet afhankelijk is van organisaties ter plaatse, die daar natuurlijk hun eigen belang bij hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.