Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de waardevermindering van het diploma van het technische 7e specialisatiejaar als gevolg van de modernisering van het secundair onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Leerlingen uit het beroepsonderwijs (bso) die momenteel een zevende jaar volgen – dat is een derde jaar in de derde graad en beter gekend als de specialisatieopleidingen – ontwikkelen tijdens dit jaar niet enkel meer expertise in hun vakdomein, maar behalen indien ze slagen ook een diploma secundair onderwijs in de Vlaamse kwalificatiestructuur niveau 4.
In de bepalingen omtrent de modernisering van het secundair onderwijs die momenteel voorliggen, wordt dit gewijzigd. Het decreet stelt: “De studierichtingen van de finaliteit arbeidsmarkt leiden in het tweede leerjaar van de derde graad tot een bewijs van onderwijskwalificatie niveau 3.” Na het zesde jaar beroepsonderwijs zal men dus een kwalificatie secundair onderwijs niveau 3 krijgen. Een extra technisch specialisatiejaar zal een kwalificatie secundair onderwijs opleveren op niveau 4, doch dit zijn dan twee kwalificaties secundair onderwijs weliswaar met bijkomende beroepskwalificaties.
De vrees bestaat nu dat leerlingen minder voor het specialisatiejaar in het beroepsonderwijs zullen kiezen, alhoewel dit specifieke profiel zeer gegeerd is op de arbeidsmarkt. Bijkomende bemerking is dat bij vele overheidsbedrijven nog steeds de klemtoon ligt op het diploma en niet zozeer op de competenties of beroepskwalificaties van de kandidaat-werknemer, en bijgevolg men niet meer zal kiezen om die bijkomende beroepskwalificaties te verwerven.
We zijn zeer blij dat we leerlingen na het zesde jaar beroepsonderwijs eindelijk ook een diploma gaan geven, maar de bekommernis bij vooral het zevende jaar beroepsspecialisatie is dat zij denken dat de attractiviteit van het zevende jaar beroepsonderwijs minder groot zal zijn. Waar men vroeger nog kon zwaaien met een diploma, moet men jongeren nu vooral overtuigen met het inhoudelijke dat wordt bijgebracht.
Ik verwijs ook nog naar de memorie van toelichting bij het decreet dat we daarover hebben goedgekeurd en waar we uiteraard volledig achter staan. We splitsen op in de zevende jaren tussen enerzijds meer beroepsbekwaamheid en anderzijds voorbereiden op hoger onderwijs. Ik ben een zeer grote fan van het leerjaar met de verschrikkelijke naam ‘naamloos leerjaar’. Om jongeren daarvoor warm te maken … Ik denk dat we beter kunnen. ‘Voorbereidend leerjaar’, ‘springplankleerjaar’ of ‘boostjaar’, het maakt me niet uit, maar ‘naamloos leerjaar’ is toch de minst attractieve term die men kon bedenken.
Desalniettemin deel ik de bekommernis van de beroepsscholen om leerlingen te kunnen blijven aantrekken. Minister, kunt u duidelijkheid verschaffen over wat het verschil is tussen kwalificatie secundair onderwijs niveau 3 en niveau 4 en dit in relatie tot het bso? Op welke manier zullen de bijkomende beroepskwalificaties die een leerling verwerft in het zevende leerjaar beroepsonderwijs worden gehonoreerd? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat leerlingen alsnog een specialisatie beroepsonderwijs volgen of de specialisatie die meer beroepsgericht is naast de voorbereiding hoger onderwijs? Zijn de verschillende sectoren en de overheid reeds op de hoogte van deze wijziging en dus bijgevolg bereid om aanpassingen te doen in hun aanwervingsbeleid?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik steun de noodkreet vanuit het beroepsonderwijs omdat leerlingen die een technisch specialisatiejaar volgen, in de modernisering van het secundair onderwijs geen volwaardig diploma middelbaar meer zullen krijgen. Het zijn de directeurs van de katholieke nijverheidsscholen die aan de alarmbel trekken. Nu levert dat extra jaar wel een diploma niveau 4 op. De directeurs vrezen dat leerlingen zich niet meer technisch zullen specialiseren, terwijl de arbeidsmarkt dit nodig heeft.
De modernisering van het onderwijs voorziet dat je na je zesde jaar bso een extra jaar algemene vorming kunt volgen. Dan krijg je, als je slaagt, wel je middelbaar diploma van niveau 4, hetzelfde als wat leerlingen nu krijgen na een technisch specialisatiejaar. Directeur Michel Cardinaels van de nijverheidsschool in Bree zegt: “Zeer vreemd, dat je voor algemene vorming wel een volwaardig diploma krijgt en voor technische vakken niet. Want wat heeft de arbeidsmarkt nodig? Technici. Vorige week bleek nog uit een studie van de VDAB over schoolverlaters dat een specialisatiejaar je kansen op de arbeidsmarkt erg verhoogt. In dat zevende jaar krijg je net zeer veel praktijk: auto-elektriciteit, fotolassen, pijpfitting, dakwerken enzovoort. Dat zijn allemaal specialisatiejaren. De jongeren die afstuderen in die zevende jaren zijn zeer gegeerd.” Het zou geen goede zaak zijn, als dat specialisatiejaar minder aantrekkelijk zou worden.
Minister, in het artikel wijst u op het bijkomende jaar voor bso’ers die na hun middelbaar willen voortstuderen. Ze krijgen in dat specialisatiejaar algemene vakken. Een ander groot verschil met nu is dat er ook beroepskwalificaties – en dus niet alleen onderwijskwalificaties – ingevoerd worden. Dat zal evenwel slechts onderwijskwalificatie 3 opleveren. U antwoordt: “Dit toont onze waardering voor de arbeidsmarktgerichte studierichtingen.” Voor ons is het toch niet helemaal duidelijk hoe dat het geval kan zijn.
Kunt u verduidelijken hoe de regeling nu juist in elkaar zit? Wilt u uw antwoord verduidelijken? Krijgt u ook signalen uit het veld? Bent u zich bewust van de gevolgen voor de kwaliteit van de uitstroom?
In het artikel wordt gesteld dat het diploma na zes jaar bso, niveau 3, niet als volwaardig diploma beschouwd wordt voor de overheidsjobs. Klopt dat? Kunt u dat verduidelijken? Kan daar iets aan gedaan worden, zoals ook collega Daniëls vraagt?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal proberen zo kort en zo duidelijk mogelijk te antwoorden. Vandaag is het zo dat leerlingen uit het bso die slagen in het tweede leerjaar van de derde graad, dus het zesde jaar, geen diploma secundair onderwijs krijgen. Zij krijgen enkel een getuigschrift. Dat is niet waarderend voor hun inspanningen. Daarom hebben we in het kader van de modernisering van het secundair onderwijs beslist om ook na het tweede leerjaar van de derde graad een diploma secundair onderwijs uit te reiken. Die beslissing werd al genomen in 2013, collega’s, en stond in het masterplan secundair onderwijs. Met dat diploma zullen leerlingen met succes kunnen starten op de arbeidsmarkt. De aansluiting is immers gegarandeerd via de beroepskwalificaties die een onderdeel vormen van de studierichting. Dat is de tweede grote nieuwigheid.
Het diploma, na die zes jaar dus, zal ook onmiddellijk toegang verlenen tot graduaatsopleidingen, tot hbo5. Het geeft evenwel geen rechtstreekse toegang tot de bacheloropleidingen. Waarom niet? Omdat deze jongeren op dat moment onvoldoende voorbereid zijn op hoger onderwijs. Zoals u weet, hebben wij een matrix met duidelijke finaliteiten: arbeidsmarkt of verder studeren. Men kan dus na beroepsonderwijs wel naar hbo5, want dat is hoger beroepsonderwijs, maar niet onmiddellijk naar een academische of professionele bachelor.
Ik wil nu even stilstaan bij het derde leerjaar van de derde graad, want hierover gaat de discussie. Vandaag krijgen jongeren pas na een derde leerjaar van de derde graad bso, het zogenaamde ‘zevende jaar’, een specialisatiejaar, het diploma secundair onderwijs. Ze kunnen daarmee naar de arbeidsmarkt, maar evengoed kunnen ze een hbo5 of een bachelor aanvatten. Nochtans zijn ze niet voorbereid op die doorstroming, zeker niet naar de bachelors, omdat de focus van de opleiding lag op het technische en het arbeidsmarktgerichte.
In het kader van de modernisering hebben we alle derde leerjaren van de derde graad onder één noemer geplaatst: Se-n-Se-opleidingen, wat staat voor secundair-na-secundair. Dat is een vereenvoudiging in vergelijking met vandaag: nu is er immers een opdeling tussen specialisatiejaren bso en Se-n-Se, die volgen op het tso. Bij de toekomstige Se-n-Se-opleidingen zijn er twee types, namelijk de Se-n-Se als beroepsgerichte specialisaties en de Se-n-Se die voorbereiden op het hoger onderwijs. Zevende jaren, Se-n-Se’s dus, als beroepsgerichte specialisaties zullen worden samengesteld uit een of meerdere beroepskwalificaties. Deze Se-n-Se-opleidingen leiden niet tot een onderwijskwalificatie 4 maar wel tot een bijkomende beroepskwalificatie van niveau 3 of niveau 4. De beroepskwalificatie kan dus wel van niveau 4 zijn, maar de onderwijskwalificatie niet. Dat is ook vrij logisch, omdat opnieuw de focus van de opleiding gericht is op de technische aspecten van een beroep en dus geen algemene vorming toevoegt.
Se-n-Se-opleidingen die voorbereiden op het hoger onderwijs en leiden tot een diploma secundair onderwijs van onderwijskwalificatieniveau 4 vormen een tweede soort. Die opleidingen zijn niet alleen samengesteld uit beroepskwalificaties maar ook uit eindtermen en zullen jongeren vanuit een arbeidsmarktgerichte studierichting specifiek voorbereiden op het hoger onderwijs.
Enkele dagen geleden werd een delegatie van directeurs op mijn kabinet ontvangen. Ik begrijp de bezorgdheid van onze directies. U moet echter ook proberen mijn bezorgdheid te bekijken. Jongeren die vandaag na het zevende jaar – niet het naamloos jaar maar het andere Se-n-Se, waarbij ze een diploma krijgen – de sprong maken naar de bachelors, halen geen goede resultaten. Daarom hebben we gezegd dat we ervoor moeten zorgen dat we doen wat we beloven. Als je na je secundair onderwijs, ook al is het na zeven jaar, niet voldoende algemene vorming gehad hebt om met vertrouwen de sprong te kunnen maken naar de professionele bachelor, dan mogen we dat niet toelaten. Dat is de reden waarom we geknipt hebben. Ik hoop dat heel veel technische scholen ook die algemene vorming zullen aanbieden.
Ik wil aangeven aan welk denkspoor we nu aan het werken zijn, omdat ik jullie bezorgdheid wel begrijp.
Ik kan niet beknibbelen op mijn zorg om te doen wat beloofd werd. Je moet ook wel zorgen dat men een redelijke kans op slagen heeft als men dan toch start in die andere richtingen.
De directies zeggen: de leerlingen gaan misschien vast blijven zitten op niveau 3 van de kwalificatiestructuur, ze gaan misschien niet meer kiezen voor Se-n-Se. Ik heb daar begrip en geen begrip voor. Hun zorg zou moeten zijn: als je onderwijskwalificatie 4 geeft, dat er voldoende algemene vorming is geweest. Die garantie heb ik met het huidige aanbod niet.
Er is mij gevraagd, en daar ben ik nu over aan het nadenken, om in dat zevende jaar naast een beroepskwalificatie die onderwijskwalificatie aan te bieden in één jaar, zodat ze dus op de twee zouden mikken. Voor mij is dat zeker bespreekbaar, als we het erin krijgen. Maar nog eens, voor mij telt maar één iets, en dat is de garantie op slaagkansen. Dan zouden we naar een Se-n-Se kunnen gaan die volledig algemeen vormend is, een Se-n-Se die enkel op extra beroepskwalificaties mikt of een Se-n-Se die op één beroepskwalificatie en een OK4 mikt. Ik ben bereid om die piste mee te bekijken. We moeten dat nu toch nog omzetten, dus dat kan. Maar ik moet de garantie hebben dat men voldoende voorbereid is. Die piste bekijken we nu, dat zou wat soelaas kunnen brengen. Maar de pure redenering ‘we gaan minder leerlingen hebben in het zevende jaar’ is voor mij geen optie.
Wat de overheidsjobs betreft, mevrouw Meuleman, ik weet niet waar dat vandaan komt. Wat de toegang tot het openbaar ambt betreft, is het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad beroepssecundair onderwijs voldoende. Het is niet zo dat men kansen zou ontnemen, dat blijft zeker op niveau. We moeten wel op termijn de regelgeving aanpassen aan de terminologie, eigen aan de Vlaamse kwalificatiestructuur en de VKS-niveaus.
Dat zijn de oplossingen waar wij aan werken.
Collega's, een van de uitgangspunten die mijn fractie steeds naar voren heeft geschoven, is dat studenten en leerlingen duidelijk moeten weten wat ze met hun studies kunnen doen en dat we geen ijdele hoop creëren. Met andere woorden, als je beroepssecundair onderwijs hebt gedaan – ik denk aan mijn eigen leerlingen van vroeger, eerst verzorging en dan thuis- en bejaardenzorg – kun je dan een lerarenopleiding doen? Ja. Is uw slaagkans dan groot? Neen. Kan je assistent psychologie gaan doen? Ja. Is uw slaagkans groot? Neen. Kan je nadien criminologie gaan studeren aan de universiteit? Ja. Is uw slaagkans groot? Nihil. Nul zijn er in alle statistieken doorgekomen. Dus die duidelijkheid is absoluut nodig. Ik onderschrijf dat, minister.
De kwestie is natuurlijk dat we van ons zevende jaar nog geen matrix hebben. Dat maakt het natuurlijk moeilijker om duidelijk te maken wat blijft bestaan en wat niet blijft bestaan en hoe het eruit zal zien. Dat is mijn oproep. Laat ons snel die matrix van het zevende jaar organiseren.
Kunnen we voor de specialisatiejaren beroepssecundair onderwijs niet veel meer samenwerken met de sectoren? Dan zouden de studenten kunnen afstuderen met bijvoorbeeld voor elektriciteit en BA4, met een CVA, met een certificaat koeltechnieken, omdat ze kunnen omgaan met die gassen. Dan zijn ze direct inzetbaar en ze hebben bijkomende attesten en kwalificaties op zak. Dat kan de studenten motiveren om verder te doen. Ze krijgen niet alleen wat extra, ze krijgen daarbovenop kwalificaties die hun collega's die gestopt zijn na het zesde jaar beroepssecundair onderwijs, niet hebben.
Collega's, ik ben reeds zeer lang pleitbezorger voor een algemeen vormend zevende jaar, het zogenaamde naamloos leerjaar. Ik vind dat we dat in nagenoeg alle regio's en steden moeten hebben om die leerlingen effectief klaar te stomen. Ik zie op sommige fora dat men met de handrem op rijdt, dat men dat tegenhoudt, ik begrijp dat werkelijk niet. Er komen negatieve adviezen van bepaalde structuren op scholen die het engagement willen nemen om dat naamloos leerjaar in te richten. Ik zal graag binnenkort een suggestie doen om dat naamloos leerjaar een iets meer catchy naam te geven.
Minister, ik begrijp de bezorgdheid dat het moeilijk is om van een Se-n-Se-beroepsopleiding leerlingen te laten doorstromen naar een bacheloropleiding. U hebt geprobeerd om op dat probleem een antwoord te vinden. Aan de andere kant, het is misschien niet zo voor overheidsjobs, maar algemeen op de arbeidsmarkt, en dat is de grote bezorgdheid, is de vereiste een diploma secundair onderwijs, ook voor de meer technische en de beroepsjobs. (Opmerkingen)
Maar in de perceptie benadeelt het feit dat men dan geen diploma secundair onderwijs heeft, de sollicitant wel. Het is moeilijker om op de arbeidsmarkt aan een job te geraken als je geen diploma secundair onderwijs hebt. Niveau 3 is niet het diplomaniveau 4.
U mag dat niet onderschatten. Het is een volwaardig diploma secundair onderwijs. Het enige wat we sluiten is de rechtstreekse toegang naar de bachelors. Ik heb al met veel technische scholen gesproken. Men geeft permanent de indruk dat dat geen diploma is, maar het is wel een diploma.
Dat is de bezorgdheid die leeft.
Ik weet het, maar het is een diploma.
We laten ze los. Het is niet altijd de jongere die wil doorstuderen naar de bachelor. Daar maken zij zich ook niet zulke zorgen over, maar wel dat ze benadeeld zullen zijn op de arbeidsmarkt, omdat er een soort perceptie is. Tot nu toe was een zevende jaar gelijkgesteld aan het diploma secundair onderwijs. Je kwam uit het zevende jaar en had alsnog een diploma secundair onderwijs. De kansen verhoogden.
Dat was een soort garantie dat nog kon worden rechtgetrokken wat voorheen niet goed was gegaan. Nu leeft het gevoel dat dit wegvalt en dat zelfs na het extra technisch specialisatiejaar, waardoor ze goed opgeleid zijn voor de arbeidsmarkt, meer gespecialiseerd zijn en blijk gegeven hebben van extra inspanningen, hun kansen toch niet verhogen, omdat ze nog steeds geen diploma secundair onderwijs hebben.
Daar moet dan toch de perceptie en de communicatie worden bijgestuurd, ook voor werkgevers. Een bekommernis van de nijverheidsscholen was dat net daarom veel mensen dat zevende jaar deden: het is immers niet tof om ongekwalificeerd uit te stromen en geen diploma te hebben. Ze vrezen dat die motivatie er nu niet meer zal zijn en dat ze die studenten zullen verliezen. Het verschil tussen de niveaus 3 en 4 en de perceptie daarvan strookt blijkbaar niet met de werkelijkheid. Op dat vlak zal zeker nog sensibilisering nodig zijn.
De heer De Meyer heeft het woord.
De zorg leeft. Soms is ze begrijpelijk, maar soms is ze ook ten onrechte en zelfs gebaseerd of foutieve informatie, wat hier duidelijk blijkt wat betreft het civiele effect. De vraag of die zorg terecht is, vergt een zeer genuanceerd antwoord. Ik wil één zin uit het masterplan citeren: “Puur arbeidsmarktgerichte studierichtingen leveren wel een diploma secundair onderwijs op, maar geen rechtstreekse toegang tot het hoger onderwijs. Leerlingen uit zo’n studierichting die in het hoger onderwijs willen instromen moeten daarvoor een voorbereidend jaar met vrucht volgen.” Deze zin is overduidelijk: het zevende specialisatiejaar van het beroepsonderwijs, in de toekomst secundair-na-secundair of Se-n-Se genoemd, blijft mijns inziens bijzonder waardevol. Zevendejaars studenten zullen zeer gegeerd blijven op de arbeidsmarkt. Een juiste communicatie is belangrijk, maar betekent ook dat de naam de lading dekt. Dat is fundamenteel.
Minister, de piste die u hebt geschetst, is interessant om zeker verder te onderzoeken.
Minister Crevits heeft het woord.
In een studierichting die voorbereidt op de arbeidsmarkt, krijg je na zes jaar een volwaardig diploma, plus een beroepskwalificatie. Als je nog een zevende jaar volgt, leidt dit tot extra beroepskwalificaties. Ik vind het niet oké dat onze technische en vooral onze beroepsscholen zichzelf zo ‘naar beneden’ praten. Ze wekken immers de indruk dat het beroepsonderwijs als doel zou hebben om toch maximaal voor te bereiden op het hoger onderwijs. Dat is niet zo. Het bereidt voor op de arbeidsmarkt. Bovendien is het wel zo dat na zes jaar de deur naar hbo5 open staat, en dat is hoger onderwijs.
Als je een extra beroepskwalificatie kan krijgen na het zevende jaar, is dat goed, en daar moet men toch enigszins trots op zijn. Nogmaals, op vraag van de scholen bekijken we of we tot een zevende jaar kunnen komen waarbij je én een extra beroepskwalificatie krijgt én een voldoende algemene vorming om de sprong te wagen. Ik wil daar wel garanties over hebben en zal niet toelaten dat we iets halfslachtigs maken waardoor jongeren dan toch weer niet slagen als ze hoger onderwijs volgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is merkwaardig als je zinnen hoort voorlezen die je in een andere hoedanigheid zelf hebt geschreven, maar het is wel juist wat erin staat, namelijk dat bij het schrijven van het masterplan in 2013, het probleem bestond dat we de indruk wekten dat wie een zevende jaar beroepsonderwijs had gedaan, per definitie alles aankon in het hoger onderwijs. Een zevendejaars had het diploma secundair op zak, en alles was voor hem of haar toegankelijk. We hebben daar een meer realistische kijk op willen geven, die gebaseerd is op de slaagkansen.
Minister u hebt die moeilijkheid al geschetst, het onderscheid tussen onderwijskwalificatie niveau 3 en beroepskwalificatie niveau 4 is voor leerlingen en ouders zeer moeilijk te begrijpen. Je krijgt dat moeilijk uitgelegd, want het is hetzelfde maar anders.
Ik wil drie oproepen doen. Laten we in de zevende specialisatiejaren beroepsonderwijs die we vroeger hadden, maar die nu gericht zijn op de voorbereiding op de arbeidsmarkt, bijkomende certificaten met civiel effect steken. Dat zal de attractiviteit echt verhogen. Laten we er ook voor zorgen dat we het naamloos leerjaar een andere naam geven. Laten we ten slotte de matrix voor de zevende jaren zo snel mogelijk in orde brengen, zodat we op die manier, ook visueel, zoals we met de matrix van de tweede en de derde graad hebben gedaan, aan mensen en scholen kunnen uitleggen wat het belang van elke opleiding is om ervoor te zorgen dat scholen nog reclame kunnen maken en studenten van 18, 19 of 20 jaar kunnen overtuigen om er nog een zevende jaar bij te doen. Dat is volgens mij belangrijk voor de perceptie van ons technisch en beroepsonderwijs.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
We delen dezelfde bezorgdheid. Het was echt wel een doelstelling van de hervorming en de modernisering, die over de partijgrenzen heen werd gedeeld, om het bso en het tso op te waarderen.
Als je dan een perceptie en een civiel effect krijgt waarbij blijkt dat dat eigenlijk een stapje achteruit zou zijn, dat je dus niet iets van waarde erbij krijgt op papier als je een extra zevende specialisatiejaar hebt gedaan, dan bereiken we die doelstelling om tso en bso op te waarderen, niet. Volgende week heb ik een vraag naar aanleiding van wat vandaag in de krant stond over STEM (Science, Technology, Engineering, Mathematics). Daar zitten we een beetje met een gelijkaardig probleem: dat boomt, maar het boomt vooral in het aso. En wie valt er dan weer uit de boot?
Al is het dan niet via een structuurhervorming en via een brede eerste graad, wat onze voorkeur was geweest, we wilden toch proberen om bso en tso zo veel mogelijk op te waarderen, maar als we door die kwalificatiestructuur ergens een omgekeerd civiel effect zouden krijgen, dan is dat iets waar we absoluut voor moeten opletten. We moeten die bezorgdheid zeker ter harte nemen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.