Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Op alle niveaus komt er meer en meer aandacht en bewustwording voor ons onroerend erfgoed. Dat is een positieve evolutie. Mensen gaan meer en meer de kansen en opportuniteiten zien die ons erfgoed biedt. Gemeenten en intergemeentelijke erfgoeddiensten stippelen een lokaal erfgoedbeleid uit en gaan aan de slag met de inventaris bouwkundig erfgoed of organiseren erfgoedevenementen, die vaak op een ruime belangstelling kunnen rekenen.
We weten dat cultureel erfgoed en onroerend erfgoed vaak met elkaar verbonden zijn. We zien dat bijvoorbeeld in het programma van Open Monumentendag en van Erfgoeddag, maar ook in de synergie en samenwerking tussen de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (IOED) Leiedal en ‘erfgoed zuidwest’, dat eerder het culturele erfgoed vooropstelt. Beide organisaties zitten daar ook fysiek samen onder één dak.
Ook de provincie blijft zich inzetten voor het onroerend erfgoed, dat, in tegenstelling tot het beleidsdomein Cultuur, nog steeds een bevoegdheid van de provincies is. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het initiatief van de provincie Oost-Vlaanderen die twee keer per jaar een subsidieronde voor onroerenderfgoedprojecten uitschrijft, cumulatief met subsidies van een andere overheid. Puur commerciële projecten of projecten met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek zonder dat er een publieksontsluiting aan gekoppeld is, komen niet in aanmerking.
Zowel Vlaanderen als de gemeentebesturen, de IOED’s en de provincies houden zich dus bezig met een beleid rond onroerend erfgoed. Daarom heb ik de volgende vragen.
Minister-president, hebt u een overzicht van de verschillende initiatieven op gemeentelijk, intergemeentelijk of provinciaal niveau met betrekking tot het onroerenderfgoedbeleid? Ik besef dat het misschien een vraag is die u eerder schriftelijk wilt beantwoorden. Op welke manier werken die verschillende niveaus samen? Bent u van oordeel dat bijkomende coördinatie of afstemming tussen de verschillende initiatieven noodzakelijk is?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, ook hier wil ik beginnen met het enthousiasme van de vraagsteller te delen voor grotere bewustwording en aandacht voor onroerend erfgoed, lokaal en bovenlokaal. We hebben daar de laatste jaren met heel veel initiatieven op ingezet en we beginnen ook de resultaten te zien. Het sluit inderdaad een beetje aan bij de vorige vragen.
We stellen vast dat er lokaal veel meer aandacht gaat naar erfgoed. Ik kan u geen overzicht geven van al die lokale en provinciale initiatieven. Ik denk ook niet dat dat bestaat. Er is nu eenmaal geen rapporteringsplicht. Gemeenten moeten daaromtrent niets laten weten. Ze hebben de volle vrijheid om iets te organiseren en om een eigen doelpubliek, eigen themata en klemtonen te kiezen en dergelijke meer. Wel stemmen onroerenderfgoedgemeenten hun initiatieven af op de Vlaamse beleidsprioriteiten omdat dat een van de erkenningsvoorwaarden is.
We constateren wel dat die verschillende niveaus elkaar vinden, vooral op projectmatige basis. Wanneer opportuniteiten zich voordoen en wanneer er een uitdaging is, zien we dat er wordt samengewerkt. Ik geef een paar recente voorbeelden. Wat betreft de fortengordel wordt echt zeer sterk samengewerkt met provincies en gemeenten. Hetzelfde geldt voor de Archeologiedagen in Vlaams-Brabant. Ook het netwerk ‘Oorlog en Vrede in de Westhoek’ is een mooi voorbeeld van samenwerking.
Je merkt ook veel interactie op een informele manier. De mensen kennen elkaar en weten elkaar te vinden wanneer dat nodig is. Ik denk dat het goed is – en ik hoop dat niemand hier dat betwist – dat elk beleidsniveau zijn eigen keuzes maakt en niet afhankelijk is van wat wij in Brussel beslissen of voorstellen. Elk legt zijn eigen klemtonen. Dat is trouwens evident omdat alle situaties verschillend zijn. Ze kunnen daarmee inzetten op wat typisch is voor hen. Ik denk in Limburg aan het mijnerfgoed, in West-Vlaanderen aan de Eerste Wereldoorlog, in Leuven aan het universitair erfgoed en in Antwerpen aan de vestingen die worden opgegraven, om maar enkele voorbeelden te geven die per definitie typisch zijn voor een bepaalde plaats. Je kunt daar moeilijk in gaan coördineren of gaan afstemmen. Maar het is belangrijk dat we inzetten op uitwisseling van ervaring en kennisdeling.
Er is een Vlaams netwerk voor de gemeenten die we hebben erkend, ook voor de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Het agentschap ondersteunt dat meermaals per jaar met een netwerkmoment waarbij kennis wordt uitgewisseld over thema’s die op dat moment relevant zijn voor iedereen. Verder is er ook de nodige tijd, ruimte en mogelijkheid voor informeel contact. Hetzelfde gebeurt voor de erkende onroerenderfgoeddepots.
Ik wil ook Herita hier niet vergeten te vermelden. Herita wil hier de komende jaren meer op inzetten door de organisatie van regionale netwerkbijeenkomsten en de ontwikkeling van een onlineplatform om kennis en expertise op een toegankelijke manier aan te bieden.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, er zijn inderdaad heel veel initiatieven op verschillende niveaus, maar misschien net omdat er zoveel zijn, bestaat de kans dat er veel naast elkaar wordt georganiseerd. Ik stel deze vraag omdat volgens een recent proefschrift over publieksarcheologie in Vlaanderen het grootste probleem is dat het aanbod totaal versnipperd en ontoegankelijk is. Mijn vraag is dan ook of er een gebrek is aan een coördinerende instantie. Is er misschien een rol weggelegd voor Herita om dat allemaal aan elkaar te breien, om het oneerbiedig uit te drukken?
De heer Caron heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de bezorgdheid van mevrouw Van Werde over samenwerking. Minister-president, dit is een algemene oproep, die niet op een bepaalde kritiek is gebaseerd. Het is zinvol dat er wordt samengewerkt binnen het domein van het onroerend erfgoed maar ook binnen het domein van het culturele erfgoed. Straks volgt er trouwens nog een vraag in verband met toerisme, die nog eens een aanverwante sector bevat.
Mijn aandacht werd vooral getrokken door het voorbeeld dat mevrouw Van Werde gaf uit mijn regio, met name IOED Leiedal en zuidwest, die inderdaad binnen dezelfde structuur samenwerken aan de verschillende initiatieven, en met succes. Ik deel vooral de zorg dat morgen of vandaag Herita en het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed FARO op het Vlaams niveau, ook met elkaar samenwerken. Die twee dimensies zijn in feite zielsverwanten van elkaar. Alleen al het begrippenkader bewijst dat het geen vreemden voor elkaar zijn.
Monumentenzorg is door een vreemd lot in de staatshervormingen van 1980 en 1988 eerst gemeenschapsmaterie geworden en dan weer gewestmaterie. Het had vooral te maken met het feit dat Brussel voor zijn eigen monumenten wilde zorgen en dat niet wilde overlaten aan een van de twee gemeenschappen. Maar nu zitten we dus met gescheiden werelden, gescheiden administraties, terwijl het in de werkelijkheid veel nuttiger zou zijn indien ze opnieuw zouden worden samengebracht. Het is wat mij betreft een agendapunt voor een volgende staatshervorming: denk nog eens na hoe zinvol het is dat we cultureel en onroerend erfgoed respectievelijk gewest- dan wel gemeenschapsmaterie maken. Op die manier zouden we ze dichter bij elkaar kunnen brengen. We zouden ook nog meer winst kunnen boeken op het vlak van sensibilisering, educatie, ontsluiting en valorisatie van ons prachtig patrimonium.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik denk dat de samenwerking tussen roerend en onroerend erfgoed zich inderdaad niet mag laten tegenhouden door toevalligheden van staatshervormingen. Ik denk dat de voorzitter van de commissie Cultuur op dat vlak iets heel terecht heeft gezegd. Ik zou zeggen: laat duizend bloemen bloeien. Hoe meer initiatieven er worden genomen, hoe beter. Als daar nog stimulansen kunnen komen vanuit Vlaanderen, dan is dat des te beter. Ik ben er zeker niet tegen dat verschillende initiatieven worden genomen op verschillende vlakken, ongeacht of dat lokaal, provinciaal of door organisaties als FARO gebeurt. We kunnen daar alleen maar heel blij om zijn als er dan ook voldoende middelen zijn om die samenwerking mogelijk te maken. Het organiseren van een samenwerking tussen zaken die normaal gezien gescheiden van elkaar hun werk doen, kost extra moeite. Maar in de mate dat het bestaat, zijn wij daar zeker niet tegen. Over een volgende staatshervorming zullen we het later nog wel eens hebben.
Mevrouw Brouwers, het is genoteerd dat u al aan een volgende staatshervorming denkt.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Er zijn een aantal boeiende zaken gezegd. Wat de samenwerking betreft, blijf ik erbij dat je netwerken kunt organiseren en expertisedeling kunt ondersteunen, maar het is goed dat lokale initiatieven spontaan groeien, dat gemeenten dat doen en verenigingen van gemeenten dat doen. Ik zie op het terrein dat lokale erfgoedverenigingen of heemkundige kringen of andere culturele organisaties daar ook op springen, daaraan meewerken en trots zijn op het ontsluiten van een aantal zaken. Ik heb het gevoel dat er de laatste jaren een sterke vooruitgang is geboekt op dat vlak.
Mevrouw Van Werde, ik meen uit uw repliek te hebben begrepen dat er meer coördinatie moet zijn met betrekking tot archeologie. We publiceren alle vooronderzoeken en eindverslagen, maar daar zijn er nog maar bitter weinig van. Zodra ze er zijn, worden ze gedeeld met het grote publiek. Dat is een schat aan informatie waar iedereen kennis van kan nemen.
In mijn antwoord op de vorige vraag heb ik erop gewezen dat we een webapplicatie zullen maken om die vervolgonderzoeken bekend te maken. Voor zover er versnippering van informatie of te weinig kennisdeling zou zijn, wordt daar op die manier aan verholpen.
Wat de samenwerking betreft, onderschrijf ik wat wordt voorgesteld. Ik juich toe dat Herita, FARO maar ook veel lokale verenigingen die daar niet bij aangesloten zijn, kunnen samenwerken in een aantal projecten bij ontsluitingen, bij publiekswerkingen enzovoort. Er zijn heel veel lokale verenigingen die helemaal niet zijn ingekapseld in een van die twee organisaties, maar die daar toch spontaan aan meewerken.
Mijnheer Caron, de staatshervorming gekoppeld aan een interne Vlaamse staatshervorming vergt natuurlijk een breder debat. Persoonlijk ben ik eerder terughoudend. Ik weet dat er heel veel stemmen opgaan om cultuur en onroerend erfgoed te fuseren, maar cultuur is veel breder dan erfgoed. Ik heb begrepen dat u het hebt over roerend erfgoed en over onroerend erfgoed. Het is eventueel wel een zinnig debat om te zeggen dat we roerend erfgoed losweken uit cultuur en één agentschap erfgoed oprichten, roerend en onroerend. Dat is perfect. Ik denk niet dat we zo breed moeten gaan, want er is heel veel meer in cultuur dan enkel erfgoed. Dit kan eventueel wel zin hebben want het volledig losweken van erfgoed en het onderbrengen daarvan bij cultuur, zal onmiddellijk een aantal reacties oproepen. Zo worden alle bestaande verbanden met omgeving waar veel vragen over gesteld worden, losgemaakt.
Ik zie een zeer grote meerwaarde in het feit dat erfgoed en omgeving met elkaar verbonden zijn, maar u hebt een punt, mijnheer Caron, waar u zou zeggen dat we roerend erfgoed uit cultuur zouden kunnen halen. We zijn hier puur aan het freewheelen, ik spreek me daar niet over uit. Bovendien gaat het over gewest- en gemeenschapsbevoegdheden waar we nog een bijkomend probleem hebben. Daarvoor moeten we naar een eventueel grote staatshervorming gaan. Ik wil in elk geval niet dat Brussel meer gewestgemeenschap wordt. De laatste staatshervorming is in die richting gegaan om Brussel steeds meer gewestgemeenschap te maken, terwijl ik juist vind dat Vlaanderen de band met de Brusselse Vlamingen moet blijven behouden. Voor toerisme is die stap al gezet, voor de kinderbijslag is die stap al gezet en zo zijn er nog stappen gezet waarbij de Brusselse Vlamingen zijn afgesneden van het Vlaamse beleid. Ik ben geen voorstander van die optie, maar puur theoretisch hebt u een punt dat het zinvol zou zijn. Maar meer dan erover nadenken doen we momenteel niet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.