Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, het kwam opnieuw in de pers onlangs. In het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) wordt geopteerd voor een vernieuwend en daadkrachtig ruimtelijk beleid dat inzet op een hoger ruimtelijk rendement en op de vrijwaring van de schaarse open ruimte die we nog hebben.
We hoorden het al in een vorige vraag. Sommigen geven de indruk dat we allemaal naar de stad moeten verhuizen, dat bestaande zonevreemde woningen allemaal moeten worden gesloopt en dat alle bebouwing op het platteland moet verdwijnen. We weten intussen dat dit niet de bedoeling is. Uiteraard pleiten wij wel voor een vrijwaring van die schaarse open ruimte, voor de opwaardering van de bos- en natuurgebieden en voor nieuwe ontwikkelingen op plaatsen die goed bereikbaar zijn en niet meer op plaatsen die dat niet zijn.
Stedelijke kernen zijn door hun concentratie aan voorzieningen, winkels, scholen en culturele evenementen ongetwijfeld een aangename plek om te wonen. Alles is dichtbij, wat ook leidt tot minder kosten inzake infrastructuur, waterzuivering en mobiliteit. Maar ook kleinere steden, dorpen en landelijke kernen hebben hun betekenis. Ook daar moeten we in investeren en zorgen dat die leefbaar blijven, dat er voldoende draagkracht of schaal blijft voor buurtwinkels, een lokaal ontmoetingscentrum, een bushalte. Ook in die kernen van het buitengebied zal hier en daar ruimte zijn voor verdichting.
Op 22 februari verscheen een opmerkelijke oproep in de media: ‘Ouderen moeten weg op het platteland’. In een recente studie ‘Vergrijzing op het platteland’ stellen de onderzoekers dat senioren beter zouden verhuizen naar een appartement in de stad, onder meer omdat de kostprijs voor thuiszorg in de toekomst onbetaalbaar zou worden. De studie onderzocht in welke mate het woonbeleid en de ruimtelijke ordening kunnen inspelen op de noden van de vergrijzing op het platteland.
Dat roept bij mij een paar vragen op, minister. Werd de studie die ik noemde opgemaakt in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen? Zo niet, binnen welk kader dan wel? U hebt de opdracht gegeven.
Op welke manier wordt de problematiek van vergrijzing en de relatie tussen het welzijnsbeleid van minister Vandeurzen en het ruimtelijk beleid aangepakt binnen de uitwerking van het BRV?
Welke lessen voor het ruimtelijk beleid trekt u uit de studie?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, de studie werd uitgevoerd door het Platform voor Plattelandsonderzoek. Dit platform werd opgericht om het vele wetenschappelijk onderzoek over het platteland te clusteren en stroomlijnen. Het omvat een brede waaier van onderzoekers die bevoegd zijn voor wetenschappelijk onderzoek en dataverzameling rond het platteland. Het hoofddoel is kennisuitwisseling.
Het witboek BRV zet volop in op een aangepast woningbestand met kwalitatieve compacte woongelegenheden en nieuwe vormen van samenwonen. Een aangepaste woning die voldoet aan alle comfort maakt het mogelijk dat ouderen langer in hun woning kunnen blijven.
Wij hebben trouwens met zijn allen de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) aangepast waar belangrijke instrumenten in zitten om daaraan tegemoet te komen. Het gaat dan over de verouderde verkavelingsvoorschriften maar ook rendementsverhogingen die we willen stimuleren. Ook het witboek BRV zet sterk in op die verwevenheid van wonen met voorzieningen binnen stadsbuurten, dorpskernen en toegang tot basisvoorzieningen. Op die manier speelt het BRV absoluut in op demografische trends van vergrijzing en gezinsverdunning, op het platteland en in de dorpen. Dat is hier trouwens al vaak aan bod gekomen. Daarbij komt dat ook de Vlaamse Regering daarop anticipeert. We hebben het dan over de vermaatschappelijking van de zorg, die vanuit Welzijn een belangrijk statement is naar mensen zo lang mogelijk thuis in hun omgeving laten wonen.
Het is niet zo dat alle senioren naar de centrumsteden moeten verhuizen. Dat is absoluut niet waar. Dat zijn sloganeske uitspraken waar ik mij niet in kan vinden. Wel is het zo dat vergrijzing uitdagingen stelt. Als je naar de demografische prognoses kijkt, dan zie je dat alle gemeenten in Vlaanderen zullen worden geconfronteerd met de vergrijzing, dat wijst op 65-plussers, en met de verzilvering, dat wijst op 85-plussers. Dit is geen fenomeen dat zich enkel in de dorpen op het platteland voordoet maar ook in de stad en in heel Vlaanderen. Dit vraagt inderdaad een gecoördineerde aanpak binnen het beleidsdomein Omgeving, maar ook in andere beleidsdomeinen. Ik heb daarnet verwezen naar Welzijn, maar ik denk ook aan Wonen dat hierin een belangrijke verantwoordelijkheid heeft.
De sleutel ligt volgens mij ook op het lokale niveau. Ik heb ook vertrouwen in de lokale besturen dat ze daaromtrent de juiste keuzes maken. Het is evident dat verdichting en kernversterking de organisatie van zorg en ondersteuning eenvoudiger zullen maken. Als je dichter bij de kern van een dorp op het platteland woont, is het gemakkelijker om iemand te bereiken en zul je minder snel geïsoleerd geraken dan wanneer je verder weg op het platteland in het veld gaat wonen. Ik denk dat dat een perfect antwoord is op de zorgen die zijn geformuleerd.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, u hebt gelijk dat vergrijzing een algemeen fenomeen is dat zowel op het platteland als in de stad voorkomt. Natuurlijk zijn er wel plaatsen waar het net iets indrukwekkender is, bijvoorbeeld aan de kust met de pensioenmigratie. Daar heb je gemeenten die op den duur een bevolking hebben met een meerderheid van mensen boven de 65 jaar. Wij stellen het in elk geval op prijs dat ernaar wordt gekeken en dat er in het BRV en de verdere uitwerking ervan rekening mee wordt gehouden. Het zal vaak een kwestie van afweging, van evenwichten en ook van wat maatwerk zijn van hoe je daarmee omgaat. Het is in elk geval een aandachtspunt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.