Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, in 2030 zal 50 tot 60 procent van de bevolking in veel Vlaamse gemeenten ouder dan 60 jaar zijn. Een studie van de onderzoeksgroep Housing and Urban Studies van de KU Leuven, SumResearch en studiebureau Atelier Romain in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) probeerde zicht te krijgen op de woonomstandigheden van ouderen op het platteland.
De onderzoekers komen tot de conclusie dat het platteland niet is voorbereid op de vergrijzing. Naast de onaangepastheid van de meeste woningen in heel Vlaanderen, kent het platteland vooral een groot probleem op het vlak van mobiliteit. Er zijn weinig winkels, dienstverleners en ontspanningsmogelijkheden in de buurt. Kinderen trekken weg omdat het werkaanbod beperkt is, waardoor de natuurlijke mantelzorgers bij zorgbehoevendheid ontbreken.
De onderzoekers vragen de overheid ouderen te sensibiliseren om te verhuizen naar dorpskernen of steden, waar die mogelijkheden er wel zijn. Verhuizen naar assistentiewoningen is volgens de onderzoekers niet zo populair omdat ze duur zijn en vaak op een verkeerde plek staan. Naar woonzorgcentra verhuizen mensen pas op het einde van hun leven, als hun zorgbehoevendheid zeer zwaar is. Om ouderen te stimuleren om te verhuizen, denken de onderzoekers aan aangename, kleinschalige zorgvoorzieningen in dorpen en dorpskernen. In een dergelijk scenario zou de zorg ook efficiënter kunnen worden georganiseerd. Daarnaast pleiten de onderzoekers ervoor om bij de bouw of de renovatie van huizen meer aandacht te hebben voor toekomstige zorgnoden door te voorzien in voldoende brede deuren voor rolstoelen, in een badkamer op maat van ouderen en in stopcontacten die niet te laag zijn geplaatst.
Minister, hoe staat u tegenover de suggestie om ouderen te sensibiliseren om tijdig naar dorpskernen en steden te verhuizen? Hoe staat u tegenover de idee om kleinschalige zorgvoorzieningen in de dorpskernen en steden te faciliteren? Overlegt u met de andere leden van de Vlaamse Regering over de uitwerking van strategieën om mensen te stimuleren om bij nieuwbouw of renovatie aandacht te hebben voor een eventuele latere zorgbehoevendheid?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Taelman, het onderzoek waarnaar u hebt verwezen, past in het Platform voor Plattelandsonderzoek en het centraal overlegforum dat in 2012 is opgericht om plattelandsgerelateerd wetenschappelijk onderzoek samen te brengen. Het doel van het platform bestaat erin onderzoeksthema’s te bepalen en samenwerking en kennisuitwisseling te stimuleren.
In 2014 heeft de bevoegde minister, minister Schauvliege, drie onderzoeksprojecten goedgekeurd, namelijk het voorliggend onderzoek naar de ruimtelijk-sociale perspectieven van vergrijzing op het platteland, een onderzoek naar actiegerichte strategieën voor gebiedsgerichte plattelandsontwikkeling en ten slotte een onderzoek naar de versterking van de streekidentiteit. De VLM coördineert het platform.
Het onderzoeksrapport gaat in op het belang van de woonomgeving voor de ouder wordende mensen, op de rol van de woonomgeving in het gezond en actief ouder worden, op de vergrijzing in Vlaanderen, op de evolutie van de verschillende visies op ouder worden gedurende de afgelopen decennia, op het Vlaamse beleid ter zake en tot slot op een aantal beleidsvoorstellen.
De aanbevelingen oriënteren zich op de volgende items: aanbevelingen met betrekking tot een paradigmashift naar ‘moving in time’, wonen op de juiste plaats; aanbevelingen met betrekking tot het uitbouwen van een woonzorgnetwerk; aanbevelingen met betrekking tot de plaats in het netwerk ‘groeidorpen en locatiebeleid’; aanbevelingen met betrekking tot openbaar domein en omgeving; aanbevelingen met betrekking tot het vormgeven van een aangepast dorpenbeleid en tenslotte aandacht voor een geïntegreerde benadering wonen, welzijn en ruimtelijke ordening.
Het welzijns- en gezondheidsbeleid streeft ernaar om mensen zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen, ook bij een toenemende zorgbehoevendheid. Dit vertaalt zich in een toenemende aandacht voor ambulante en thuiszorgondersteunende voorzieningen alsook in meer aandacht voor de huiselijkheid en het welzijn in de residentiële voorzieningen.
In de conceptnota 'Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen. Dichtbij en integraal – visie en veranderagenda’ hebben we onze visie ter zake duidelijk beschreven. Oudere personen aanzetten tot blijvende activiteit en zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving laten wonen, is mogelijk als ook de woon- en leefomgeving daarop is afgestemd. Een aangename en veilige woonomgeving stimuleert ouderen om naar buiten te komen. Voldoende zit- en rustplaatsen, begaanbare stoepen, bereikbaar openbaar vervoer, de aanwezigheid van basisvoorzieningen alsook warme, betrokken en zorgzame buurten en buurtvervlechting kunnen hier een significante bijdrage toe leveren. Oudere personen wensen, zelfs bij verminderde zelfredzaamheid, zo lang mogelijk volledig zelfstandig te blijven wonen. Het is van belang dat ouderen tijdig correcte adviezen ontvangen met betrekking tot woningaanpassing, grootte van de woning, vormgeving van de ruimtes, inrichting, hulpmiddelen, domotica, Mobile Health en andere, eventueel gemeenschappelijke, woonmogelijkheden die afgestemd zijn op mogelijk individuele zorg en ondersteuningsnoden. Hierin kunnen heel wat verschillen bestaan, van grotere aanpassingen tot kleinere hulpmiddelen. Goede adviesverstrekking, begeleiding van aanpassing waar nodig en betaalbaarheid van de aanpassingen zijn kritische succesfactoren.
Wanneer een eigen woning of appartement niet aanpasbaar is, is het voor de oudere persoon belangrijk dat zorg kan worden aangeboden binnen een diversiteit aan alternatieven, eventueel intergenerationele woonvormen bij voorkeur in een vertrouwde omgeving. Gezien de wens van de oudere om zo lang mogelijk in zijn eigen huis of vertrouwde omgeving te kunnen wonen en contacten te onderhouden, vergt het een aanpak waar buurtgerichtheid in al zijn facetten centraal staat. Daarnaast is het ook wenselijk dat oudere personen geïnformeerd en gesensibiliseerd worden over het belang van tijdig te verhuizen naar een aangepaste of aanpasbare woning of woonomgeving. 'Moving in time' is even belangrijk als 'aging in place'. Mensen zo lang mogelijk thuis laten wonen, vergt naast aangepaste zorgverlening en ondersteuning, ook een kwaliteitsvolle en waar nodig aangepaste woning en een toegankelijke en stimulerende woonomgeving en publieke ruimte.
Sinds 2011 bereidt het beleidsdomein Omgeving het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) voor als opvolger van het bestaande Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. In dit BRV streeft men ernaar om de Vlaamse ruimte minder versplinterd te organiseren en meer te concentreren op dorpskernen en/of steden, zoals u aangeeft. Om de hoger geformuleerde doelstellingen om mensen zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen, te realiseren, heeft het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in het ontwerp van BRV gepleit voor de aanwezigheid van nabije basisvoorzieningen, ontmoetingsmogelijkheden, apotheken, dienstencentra, voldoende toegankelijkheid van de publieke ruimte, rolstoeltoegankelijkheid, een diversiteit aan woonvormen zoals kangoeroewoningen en cohousing en een omgeving die gezondheid en beweging stimuleert, groen, voldoende zitbanken enzovoort.
In de context van het BRV duidt het beleidsdomein Omgeving ook op een grotere woonmobiliteit zodat mensen in functie van hun behoefte kunnen verhuizen naar een gepaste woning voor jonge gezinnen, ouderen of zorgbehoevenden. Om dit mogelijk te maken moeten de bestaande woontypologieën meer worden gedifferentieerd. Door deze differentiatie op buurtniveau door te voeren, maken we het mogelijk dat bijvoorbeeld ouderen binnen hun buurt kunnen verhuizen naar een meer geschikte woning zonder hun sociale contacten te verliezen, en dat is belangrijk voor hun welbevinden. Bovenstaand standpunt bepleit WVG ook in de transitieprioriteit ‘Slim Wonen en Leven’, die een tijdshorizon tot 2050 heeft, alsook in de voorbereiding op het Vlaams regeerakkoord. Binnen ‘Slim Wonen en Leven’ werkt men onder andere rond thema’s zoals duurzame woonwensen, wonen op maat waar bovenstaande elementen ook worden bepleit.
De noden en behoeften, maar ook de keuzevrijheid en de kwaliteit van leven van de zorgbehoevende personen en de mantelzorger, moeten daarbij centraal worden gesteld. De keuze om in een bepaalde omgeving te blijven wonen, zal bijgevolg moeten worden gerespecteerd en met een netwerk van informele en professionele actoren worden ondersteund.
Toch moeten de zorgbehoevende personen en de mantelzorgers zich bewust zijn van de gevolgen van hun keuze om in een bepaalde omgeving te blijven wonen.
In het kader van de vermaatschappelijking van de zorg besteden we in Vlaanderen veel aandacht aan buurtgerichte zorg. Dit is de zorg die erop gericht is de sociale cohesie te versterken om vragen naar zorg en ondersteuning uit de buurt op te vangen en mogelijk toe te leiden naar gepaste hulp of ondersteuning of zelf op te nemen, maar ook op het actief betrekken van de buurt bij de werking van de voorziening. Bij de actualisering van het Woonzorgdecreet van 2009, die we op dit moment voorbereiden, besteden we hier bijzonder veel aandacht aan. Mensen met een zorg- en ondersteuningsnood aanzetten tot blijvende activiteit en participatie en zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving laten wonen, is enkel mogelijk als ook de woon- en leefomgeving daarop is afgestemd. Dit vergt een intensieve aanpak waar buurtgerichtheid in al zijn facetten centraal staat.
Het WHO-model rond integrale zorg en ondersteuning positioneert de mantelzorger, de vrijwilligers en de buurt als eerste beschermende en ondersteunende schil rond de persoon met een zorg genoot die centraal staat. Dit kan enkel worden gerealiseerd indien de bewoners van de buurt samen met de aanwezige verenigingen, organisaties, zorgaanbieders en de lokale overheid constructief samenwerken.
In zorgzame buurten zijn dan ook de betrokken relaties tussen de personen met een zorg en/of ondersteuningsnood, de mantelzorgers, de buurtbewoners, de vrijwilligers, de professionele zorgverleners en de lokale overheid erg belangrijk en voorwaarde voor goede resultaten. De lokale overheid heeft hier ontegensprekelijk een verbindende, faciliterende rol. Buurtkracht komt immers niet meteen. Het vergt een duurzame inzet en ondersteuning, maar vooral ook een paradigmashift: de professionele hulpverleningslogica moet immers plaatsmaken voor een samenwerkingslogica.
In het geactualiseerd Woonzorgdecreet beogen we uitdrukkelijk de buurt te valoriseren als een betekenisvolle plaats om de zelfredzaamheid en samenredzaamheid van kwetsbare mensen mogelijk te maken, te ondersteunen en te versterken. Hierbij ligt de nadruk op wat er echt nodig is om tegemoet te komen aan de veranderende zorg- en ondersteuningsvragen binnen een welbepaalde buurt. Meer bepaald gaat het om een samenhangende en buurtgerichte aanpak van wonen, welzijn en zorg. In Vlaanderen zijn er reeds vele initiatieven die hierop inspelen, elk met hun eigen dynamiek. Het veronderstelt echter dat men kan beschikken over een instrumentarium om de behoeftes en de verlangens van de bewoners van een buurt, alsook de sterktes en de zwaktes, de kansen en de risico’s van de buurt te detecteren en in kaart te brengen. Elke gemeente, elk dorp, elke wijk en iedere buurt is immers uniek, kent een eigen historiek en dynamiek en reageert anders op de uitdagingen die de vermaatschappelijking van de zorg met zich meebrengt.
De werkgroep ‘Zorgzame buurt’ heeft een basisvisietekst uitgeschreven met betrekking tot zorgzame buurten. Deze inspiratienota reikt een conceptueel en methodologisch kader aan opdat buurtbewoners langer in hun huis of vertrouwde buurt kunnen blijven wonen. Een zorgzame buurt vereist participatie, netwerking en is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen, waaronder informele en professionele actoren en het lokale bestuur. In het traject van de actualisatie van het Woonzorgdecreet wordt geopteerd om buurtgerichte zorg als algemeen werkingsprincipe op te nemen opdat woonzorgactoren geresponsabiliseerd worden om buurtgerichte zorg te ontwikkelen en te ondersteunen. Daarnaast vereist een zorgzame buurt een grote flexibiliteit op het vlak van de organisatie van zorg en wonen. Elke buurt is uniek en er moet dan ook vertrokken worden vanuit de lokale context, uitdagingen, behoeften, capaciteiten en sterktes. De mogelijkheden van zorgzame buurten zijn dan ook verschillend voor afgelegen woningen op het platteland of woningen in dorpskernen en steden. In het kader van het lokaal sociaal beleid kunnen de lokale besturen bijzondere aandacht geven aan de specifieke woon- en zorgbehoeften van de ouderen en hun stedenbouwkundige uitgangspunten hierop afstemmen. Ook kan in het kader van het in ontwikkeling zijnde Eerstelijnszorgdecreet een zorgraad bijzondere aandacht geven aan de woonkwaliteit van zorgbehoevende personen en het efficiënt en effectief organiseren van de zorg en ondersteuning, zowel in de stad als op het platteland.
In de conceptnota ‘Residentiële ouderenzorg. Een echte thuis voor kwetsbare personen. Een stevige uitdaging voor de samenleving en zorgaanbieders’, die uitgeschreven werd in breed overleg met alle betrokken actoren en binnenkort wordt besproken binnen het Vlaams Parlement, kunt u lezen dat het woonzorgcentrum van de toekomst geïntegreerd is in de samenleving. Het bevindt zich met andere woorden in het centrum van de leefgemeenschappen. De sterke verbondenheid met de buurt, de wijk of het dorp is een van haar doelstellingen. Het ontwikkelt activiteiten en/of participeert aan activiteiten die ertoe bijdragen dat het woonzorgcentrum en haar cliënten zich geïntegreerd voelen in deze leefgemeenschappen. Inclusie is hier het streefdoel.
Een blauwdruk voor het woonzorgcentrum van de toekomst bestaat er echter niet. De fysieke verschijningsvorm van een woonzorgcentrum kan heel verscheiden zijn. Dit kan zich zowel concentreren binnen een woonzorgwijk of campus als in kleinschalige entiteiten verspreid binnen een gemeente of buurt. Vaak zullen hier de historische inplanting, de bestaande gebouwen, de stedenbouwkundige richtlijnen en de lokale mogelijkheden bepalend zijn. Het is bovendien mogelijk een woonzorgcentrum te erkennen dat zijn werking in verschillende gebouwen op een redelijke afstand van elkaar gelegen organiseert. Met ‘redelijke afstand’ wordt binnen dezelfde of de aangrenzende gemeente bedoeld. Zo kan een woonzorgcentrum in verschillende gebouwen in een wijk werken. Dat maakt de inbedding in de woonkernen gemakkelijker, waar het immers niet steeds haalbaar is om een groot gebouw als woonzorgcentrum in te richten.
Het Woonzorgdecreet van 2009 bepaalt dat initiatieven bijvoorbeeld in de privésfeer van de mensen, waarbij mensen op kleinschalige wijze, niet meer dan drie personen, een zorg- of hulptaak opnemen voor ouderen die daardoor onder de omschrijving van woonzorgcentrum zouden vallen, geen erkenning moeten aanvragen. Het samenwonen van ouderen maakt niet het voorwerp uit van het Woonzorgdecreet. De ouderen die samenwonen en een zorg- en ondersteuningsvraag hebben, kunnen een beroep doen op het thuiszorgaanbod in de eigen woonomgeving. Zo kan ik u nog wel een aantal voorbeelden geven. Zo is de collectieve autonome dagopvang nog een voorbeeld van een dergelijk kleinschalig initiatief in een buurt dat we hebben gestimuleerd in onze regelgeving.
De Vlaamse Bouwmeester zet met het tweede deel van de pilootprojecten zorg in op de ondersteuning van kleinschalige zorgprojecten binnen een netwerk op schaal van de buurt. Er vond een verkennend onderzoek plaats, maar de oproep naar kandidaat-opdrachtgevers moet nog gebeuren. Het project Begijnenpassage is een samenwerkingsproject met het kenniscentrum Welzijn, Wonen en Zorg, Huis Perrekes en Zonnelied en wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. De tweede fase van dit project eindigt op 31 maart 2018.
Dat project heeft als doel om via een netwerk van formele en informele actoren een buurtzorgnetwerk te realiseren. Er werd een innovatief concept van kleinschalig genormaliseerd wonen met zorg in grootstedelijke context uitgewerkt. De projectindieners wensen pilooterkenning te krijgen om zorg en ondersteuning aan te bieden en uitvoering te geven aan het wonen vanuit een collectief gegeven. De uitwerking en realisatie van dit project wordt op dit ogenblik met het kabinet samen met het bevoegde agentschap en het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) besproken.
Naast kleinschalige zorgvoorzieningen is het naar mijn mening ook aangewezen en belangrijk dat men in de particuliere woningbouw steeds meer rekening houdt met rolstoeltoegankelijkheid en ervoor zorgt dat men in de buurt van voorzieningen bouwt.
De studie ’Levenskeuzes van 60-plussers’ van de Koning Boudewijnstichting geeft lage cijfers weer inzake het ondernemen van concrete acties om de oude dag voor te bereiden. Woningaanpassing is cruciaal voor het langer en veilig thuis wonen van zorgbehoevende personen, maar ook een voorwaarde voor een goede zorgverlening en mantelzorg. Rond het sensibiliseren van mensen richting woonaanpassingen voor eventuele latere zorgbehoevendheid, is een belangrijke opdracht weggelegd voor de huidige regionale dienstencentra. Zij bieden ergotherapeutische begeleiding en advies voor woningaanpassingen aan en hebben bijgevolg als opdracht om te sensibiliseren over de woningaanpassingen en het gebruik van hulpmiddelen. Zij leveren na een plaatsbezoek een adviesrapport af over de aanpassingen die wenselijk zijn om veilig en kwaliteitsvol in de eigen woning te blijven wonen. In de actualisering van het Woonzorgdecreet wordt deze opdracht voortgezet binnen de opdracht van de diensten maatschappelijk werk, gegeven onze optie om niet langer te werken met dat concept van regionale dienstencentra. Ook de lokale dienstencentra, de diensten voor gezinszorg, de thuisverpleging en de huisartsen kunnen een belangrijke rol spelen bij het sensibiliseren en informeren van ouderen om tijdig werk te maken van het aanpassen van de woning of te verhuizen naar een aangepaste woning.
Naast woningaanpassing kan er ook gekozen worden voor zorgwonen. Dat is een kleinere woongelegenheid binnen een bestaande woning en wordt geregeld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). De voorwaarden en meer informatie over het zorgwonen zijn te vinden op de website. In een recent door het parlement goedgekeurde wijziging van de Vlaamse Codex werd de definitie van zorgwonen verfijnd zodat een bredere toepassing mogelijk wordt. Door de aanpassing van de definitie komen er nu in aanmerking: hoogstens twee personen waarvan ten minste een persoon 65 jaar of ouder is of ten minste een persoon hulpbehoevend is. Een hulpbehoevende persoon is een persoon met een handicap, een persoon die in aanmerking komt voor een tenlasteneming door de Vlaamse Zorgverzekering of een persoon die behoefte heeft aan ondersteuning om zich in zijn thuismilieu te kunnen handhaven.
Een andere mogelijke oplossing om een tijdelijke aanvraag naar zorg te beantwoorden, is het plaatsen van een aanleunwoning aan een bestaande woning of een mobiele unit in de tuin van een bestaande woning. Dit concept wordt vooralsnog eerder projectmatig geïntroduceerd en vereist een vergunning van de dienst Stedenbouw of Ruimtelijke Ordening van de gemeente.
Zoals in het antwoord op de eerste vraag is aangegeven, wordt samengewerkt met de collega's van het beleidsdomein Omgeving. Ook sommige projecten uit de pilootprojecten zorg, de eerste projectoproep, zullen in het project woningen opnemen die levensloopbestendig worden gebouwd.
Ten slotte kan ik u meedelen dat ik het rapport van het onderzoek een belangrijk document vind, want het reikt relevante inzichten aan waar we beleidsmatig mee aan de slag kunnen gaan. Om die redenen zullen de auteurs van het rapport opnieuw worden uitgenodigd op het kabinet voor overleg. In het najaar van 2017 hadden we reeds een uitgebreide, constructieve gedachtewisseling met de betrokkenen en de vertegenwoordigers van het VIPA en het agentschap Zorg en Gezondheid.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, dank u voor het zeer uitgebreid antwoord. U geeft een heel aantal voorbeelden aan en een aantal maatregelen die ofwel zijn genomen ofwel in de pipeline zitten over alle beleidsdomeinen heen. Ik zal ze eens rustig moeten nalezen. Mijn bedenking is wel de volgende. We zijn nu enkele maanden voor de lokale verkiezingen. In uw antwoord is het woord ‘gemeente’ heel regelmatig gevallen. Ik denk ook dat gemeenten cruciale actoren zijn om die maatregelen te implementeren. Zou het niet goed zou om naar aanleiding van de lokale verkiezingen en om inspiratie te geven voor nieuwe beleidsakkoorden om eens een oplijsting te maken van wat in dit kader mogelijk is van Vlaamse regelgeving en eventueel van een aantal ’best practices’ zodat de gemeenten daar in de volgende legislatuur mee aan de slag kunnen?
De heer Persyn heeft het woord.
Ik wil collega Taelman danken voor haar vraag en voor haar repliek, die aansluit bij mijn overwegingen en bezorgdheden. Ik ben ook blij dat er gewezen wordt op het belang van het lokaal sociaal beleid, want dat moet de verenigende factor zijn. Het gaat over een ketenbenadering, niet alleen over zorg. Je kunt natuurlijk zeggen dat naast de ‘health’ ook ‘care in all policies’ zit. Maar het gaat over wonen, leven, vrije tijd, mobiliteit. Al die verschillende aspecten van het leven komen aan bod. Het lijkt me dat daar het lokaal bestuur, zij het via de sociale dienst, zij het via de lokale dienstencentra, de verenigende factor moet zijn om tot die reële zorgzame buurt en buurtgerichte werking te komen.
Er zijn op Vlaams niveau al heel wat tools. Ik heb ze voor mijn fractie al eens een keer opgelijst, ik wil dat gerust eens delen. Het zijn er al meteen tien, en als je verder gaat, zijn het er gerust vijftien. We moeten het warm water niet uitvinden. Er zijn heel wat tools waar de lokale partijen mee aan de slag kunnen in aanloop naar oktober 2018. Ik denk dat de studie misschien geen open deuren intrapt, maar toch een aantal zaken bevestigt. Bijvoorbeeld het levenslang wonen is geen nieuwe notie, we spreken daar al jaren over. We nemen dat in onze vraagbaak voor lokale afdelingen ook mee en zeggen: ‘Mensen, bouw alsjeblieft toekomstgericht met brede deuren en, zo min mogelijk drempels.’ Er zijn nu al jonge gezinnen die meteen opteren voor inloopdouches en dergelijke.
Ik heb nog een kleine opmerking. U weet dat ik daar nogal op sta: ‘moving in time, aging in place’. Ik heb nu te weinig inspiratie op dit late uur, maar laten we zorgen voor volwaardige Nederlandstalige equivalenten voor die termen, want die kunnen we zeker bedenken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil nog even het woord nemen omdat dit thema zo belangrijk is. Het is hier al verschillende keren aan bod komen. Op het einde van de vorige legislatuur hebben we een uitvoerige resolutie over buurtgerichte zorg goedgekeurd in het parlement. Die bevat heel wat facetten daarvan. We zetten vaak in op zo lang mogelijk in de eigen woning blijven wonen, maar soms kan dat niet meer en dan is de eigen buurt ook van groot belang omdat mensen dan nog contact kunnen hebben met vrienden en familieleden waarmee ze heel hun leven al contacten hadden. Uit heel veel studies blijkt dat er een heel groot risico op vereenzaming is als mensen zorgbehoevender worden.
Minister, de vraag om uitleg van mevrouw Taelman past in het beleid voor mensen als ze zorgbehoevend worden door leeftijd. Er zijn natuurlijk ook mensen die zorg nodig hebben om andere redenen zoals psychische kwetsbaarheid of een beperking. Ook daar is er steeds meer een evolutie naar zelfstandig wonen – gelukkig maar –, in een kern wonen en kunnen participeren aan het gemeenschapsleven. Nog een stap verder zou zijn als we ook daar mensen samen zouden kunnen laten wonen en de zorg aanpassen in functie van de nood die er is, in plaats van mensen te laten verhuizen, zij het in een zelfstandig, kleinschalig woonproject, omdat ze bijvoorbeeld ouder worden.
Onlangs heb ik daar een schriftelijke vraag over gesteld. Minister, u hebt geantwoord dat daar studies over bezig zijn. Ik hoop van harte dat er verdere stappen kunnen worden gezet, want dat is momenteel nog toekomstmuziek.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We hebben met de VVSG afspraken gemaakt over het decreet Lokaal Sociaal Beleid en alle voorbeelden en modellen rond vermaatschappelijking, en hoe die te promoten. Zij maken er ook een roadshow over. Dus dat gaan we zeker doen.
De vermaatschappelijking is een opdracht om zorg in een inclusieve, lokale samenleving te brengen. Het is een taak die niet alleen kwetsbaarheden veroorzaakt door ouderdom.
De vraag om uitleg is afgehandeld.