Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik heb over dit thema al een aantal vragen gesteld. Dit betreft dus een soort opvolgingsvraag.
Het territoriaal ontwikkelingsplan T.OP Noordrand werd in 2014-2015 gelanceerd en had tot doel om samen met belanghebbenden in de regio een gemeenschappelijke ruimtelijke visie te ontwikkelen op de noordelijke rand in en rond Brussel. Dat was met andere woorden met de grote jongens over de grenzen heen samen nadenken. Veel betrokkenen juichen deze samenwerking toe en leverden waardevolle bijdragen voor de opmaak van het territoriaal ontwikkelingsplan.
Het is evident dat er samen nagedacht wordt over gewestgrensoverstijgende uitdagingen en de ruimtelijke ordening. Het zou ook op andere vlakken nog een stuk beter kunnen. Ik wil de minister feliciteren dat de administratie hiervoor de ruimte krijgt. Het zou ook op andere evidente beleidsdomeinen zoals Mobiliteit nog een stuk ambitieuzer en voluntaristischer aangepakt kunnen worden. Een goede samenwerking leidt immers tot een win-winsituatie voor zowel Brussel als de Vlaamse Rand.
Uiteraard zijn er altijd enkele oprispingen. Zo waren er opmerkingen vanuit onder andere de vzw ‘de Rand’. In juni 2016 hebt u beloofd om samen met uw diensten samen te zitten met vzw ‘de Rand’ om te kijken hoe het territoriaal ontwikkelingsprogramma zou kunnen worden bijgestuurd.
In de beleidsbrief Omgeving 2017-2018 bevestigt u het belang van overleg: “Ik onderhoud structurele relaties met het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Onder meer door middel van het territoriale ontwikkelingsprogramma rond de Brusselse Noordrand werk ik constructief samen met onze Brusselse en Vlaams-Brabantse partners, onder andere rond de ‘Economische poort Luchthaven’, het ‘Reconversiegebied Vilvoorde-Machelen’ en toegankelijk groen in het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel.”
Minister, hoe verloopt en verliep de samenwerking met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest inzake de uitwerking van het T.OP Noordrand? Zitten er nog gelijkaardige projecten in de pijplijn? Eind 2016 lanceerde Ruimte Vlaanderen een eerste actieprogramma in het kader van T.OP Noordrand. Het gaat dan over belangrijke dossiers die een relatieve bekendheid genieten, zoals de Europese Boulevard, de herinrichting van de Leuvensesteenweg/E40, en het uitbouwen van een groene vallei. Wat is het vervolgtraject? Hoe wordt er continu gewaakt over een voldoende draagvlak bij de mensen en de verschillende beleidsniveaus?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Poschet, het territoriaal ontwikkelingsprogramma Noordrand werd grondig bijgestuurd in 2016, in samenwerking met vzw ‘de Rand’. De vier partners – het departement Omgeving, perspective.brussels, provincie Vlaams-Brabant en OVAM – hebben hieraan meegewerkt en blijven aan de kar trekken.
In het eerste actieprogramma kozen we samen met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest om de werkzaamheden te richten op gebieden, thema’s en projecten waarmee we kunnen aantonen dat de intergewestelijke samenwerking ook op het terrein vruchten afwerpt. In 2017 werd gewerkt aan het verder uitdiepen van de vijf werven en het versterken van de stuurgroep zodat ook de verschillende bestuursniveaus en relevante administraties nauwer worden betrokken.
De samenwerking met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest binnen het territoriaal ontwikkelingsprogramma Noordrand verloopt vlot, vooral omwille van de focus op specifieke gebieden. Belangrijk is dat iedereen in staat is om de discussies over andere projecten even aan de kant te schuiven en dan ook constructief samenwerkt om de T.OP Noordrand-werven te kunnen realiseren.
Vergelijkbare programma’s worden door het departement Omgeving niet getrokken in de Vlaamse Rand. Wel is er ondersteuning via de strategische projecten voor de ‘Groene Noordrand’ en ‘Zennevallei’ waarbij intergewestelijke samenwerking noodzakelijk is om de projecten tot een goed einde te brengen. De complexe Belgische structuur en het ontbreken van ervaring met intergewestelijke samenwerking in Ruimtelijke Ordening, zorgen ervoor dat dit pionierswerk veel tijd vraagt.
Op korte termijn voorzien we niet in bijkomende initiatieven. We zullen wel de opgedane kennis en ervaring delen met andere bestuursniveaus en administraties.
Welke werven zijn opgestart? Ten eerste, de site ex-NAVO/Defensie-Kwartier Koningin Elisabeth. Ten tweede, de Europese boulevard tussen Josaphat en de luchthaven. Ten derde, de groene link Woluweveld-Nossegemdelle. Ten vierde, Transit Oriented Development: Kerklaan-Broekstraat. Ten vijfde, Buda+. Aan deze vijf werven wordt druk gewerkt, maar telkens blijkt het bijeenbrengen van alle relevante actoren niet zo evident.
Ik geef een beknopte stand van zaken van de werven. De administraties bereiden in samenwerking met lokale besturen en het ministerie van Defensie een herbestemming voor van de voormalige NAVO-site. Rond de Europese boulevard is een gemeenschappelijke economisch-programmatorische studie opgestart die later dit jaar input moet leveren voor een gedeelde strategie. De groene link werd in een verkennend onderzoek in samenwerking met de universiteit van Venetië bekeken. Dit moet toelaten om het partnerschap met het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), Leefmilieu Brussel en de lokale besturen op te starten. De komst van de nieuwe halte Kerklaan moet een eerste voorbeeld worden van een knooppunt ontwikkeling.
De haalbaarheid en timing van de verschillende noodzakelijke investeringen, zoals de NBMS-halte, bodemsaneringen en private projecten, worden dit voorjaar nader bestudeerd. Voor Buda+ wordt een samenwerkingsovereenkomst voorbereid tussen de vier T.OP Noordrand-partners: de stad Vilvoorde, de stad Brussel, de gemeente Machelen, de provinciale ontwikkelingsmaatschappij (POM) Vlaams-Brabant, citydev en de haven van Brussel. De provincie is gestart met een optimalisatiestudie voor de zone Buda.
We bewaken voldoende draagvlak bij de burgers en de verschillende beleidsniveaus op drie manieren. Ten eerste is er de stuurgroep van het territoriaal ontwikkelingsprogramma die twee keer per jaar samenkomt. Hiervan hebben we de samenstelling in 2017 grondig aangepast zodat alle bestuursniveaus en de relevante gewestelijke administraties vertegenwoordigd zijn. Volgende instanties worden uitgenodigd op de stuurgroepen: de kabinetten van de bevoegde ministers, het Departement Omgeving, perspective.brussels, Brussel Stedelijke Ontwikkeling, de deputatie Vlaams-Brabant, de provincie Vlaams-Brabant, de OVAM, vzw ‘de Rand’, het Toekomstforum Halle-Vilvoorde, de Burgemeestersconferentie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), Mobiel Brussel, de NMBS, de MIVB, De Lijn, Leefmilieu Brussel, ANB, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), Wonen Vlaanderen, wonen.brussels, de Vlaamse en Brusselse Bouwmeester, de POM Vlaams-Brabant, het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), citydev en impulse.brussels.
In de tweede plaats wordt er actief gezocht naar een lokaal partnerschap voor elke werf. Dit partnerschap bestaat informeel voor de werven Ex-NAVO/Defensie-KKE, de Europese boulevard, Kerklaan-Broekstraat en Buda+. Elk partnerschap is open opgevat en omvat de lokale besturen, verschillende administraties, maar laat ook toe private partijen of eigenaars nauw te betrekken.
In de werf Buda+ werd door de provincie en de stad Brussel een nieuwsbrief verspreid naar de bedrijven in de zone om hen aan te moedigen deel te nemen. Voor Buda+ wordt momenteel de formalisering van het partnerschap in een samenwerkingsovereenkomst voorbereid. De tien sleutelactoren zullen dit tekenen.
Tot slot werd het actieprogramma ook gedeeld met een brede groep belanghebbenden. Iedereen die eerder betrokken was bij het territoriaal ontwikkelingsprogramma of actief betrokken is in een van de werven, is op de hoogte gebracht van het actieprogramma. Mijn administratie onderzoekt momenteel samen met perspective.brussels hoe ook de voortgang van de werven actiever kan worden gedeeld met deze ruime groep.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. U hebt heel belangrijke dingen gezegd, namelijk dat het mogelijk is om tussen verschillende gewesten samen te werken over heel concrete zaken. Als we de grote ideologische kaders loslaten maar hands-on kijken hoe we bepaalde problemen die uitdagingen zijn voor iedereen kunnen oplossen, dan kunnen we effectief stappen vooruit zetten. Het is goed dat daarvoor het draagvlak versterkt is door onder andere de uitbreiding van de stuurgroep. Het zijn niet enkel overheidsinstanties of -instellingen, parastatalen en pararegionalen die daarin moeten zitten. Ook het middenveld heeft een belangrijke rol te spelen om te werken aan input en draagvlakverbreding.
Het is heel belangrijk om goed te beseffen dat die regio een gemeenschappelijke belangenregio is. Die regio heeft gezamenlijke belangen op het vlak van mobiliteit en gezondheid. Denk maar aan fijn stof en geluidshinder. Het is een gezamenlijke belangenregio, waarvoor we samen oplossingen moeten vinden. Die oplossing zal voor een groot stuk langs een ruimtelijke ontwikkeling lopen.
Ik heb nog twee bijkomende vragen. Wat is de impact van dit project op grote beleidsplannen, bijvoorbeeld het VSGB? Doet men een aantal ontdekkingen die een impact hebben op de Vlaamse beleidsplannen? Met betrekking tot de optimalisatie van de Brusselse ring zijn er een aantal open werkgroepen waarin er ook over de grenzen van het gewest heen wordt samengewerkt. Ik denk bijvoorbeeld aan mijn eigen gemeente Jette, met Wemmel en Asse. Dat loopt redelijk goed. Is er ook hier een interactie van visie, ideeën en eventueel overlegmethodieken?
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, liefde moet van beide kanten komen. Ik wil niet pessimistisch zijn want ik besef hoe moeilijk het ook is om gewestgrensoverschrijdend een aantal problematieken aan te pakken. Ik kan helaas, samen met u, vaststellen dat het water soms nog zeer diep is. Ik denk dan aan verschillende dossiers waarin geen advies wordt gevraagd van de Vlaamse administratie rond gewestgrensoverschrijdende projecten die impact hebben op de Vlaamse Rand of op Vlaanderen. Ik denk aan de lozing op de Zenne waar de problematiek nog altijd is dat Brussel het Zennewater vervuilt. Ook de bouw van een asfaltfabriek in Neder-over-Heembeek wordt eigenlijk een beetje door de strot geduwd van de inwoners van de Vlaamse Rand zonder veel rekening te houden met wat mensen in de Vlaamse Rand hierover denken. Ik denk aan de uittreding van de Vlaamse gemeentes uit VIVAQUA. Wat een lijdensweg hebben we niet moeten ondergaan voor gewoon het recht om uit te treden uit de Brusselse intercommunale. We hebben zelfs in dit Vlaams Parlement een belangenconflict moeten agenderen om een uittreding te kunnen verkrijgen. Er zijn nog andere voorbeelden: het Eurostadion, mobiliteit, het integratiebeleid, het werkloosheidsbeleid, het veiligheidsbeleid. Het is er soms allemaal zeer moeilijk.
Minister, is er wel aan beide zijden voldoende politieke wil om in zulke dossiers tot een overeenkomst te komen en resultaten te boeken? Ik heb soms het gevoel dat het eenzijdig door de strot moet worden geduwd. Ik voel een gebrek aan politieke wil in Brussel.
De heer Tobback heeft het woord.
Het verbaast me dat collega Nevens ook nog vergeten is van bijvoorbeeld de luchthaven te vermelden.
Ik heb de geluidsnormen genoemd.
Dan hebt u dat niet luid genoeg gezegd.
Ik wil me daar voor een stuk bij aansluiten, in die zin dat het wel duidelijk is dat de discussies niet op alle mogelijke vlakken in de best mogelijke serene en constructieve sfeer verlopen tussen Brussel en al wat errond ligt. Ik denk dat het misschien toch een beetje te kort door de bocht is om dat allemaal op de schouders van bijvoorbeeld het territoriaal ontwikkelingsprogramma te laden om twee redenen. (Opmerkingen van Bart Nevens)
Ten eerste, omdat de problematiek die collega Nevens – en zelfs als je hem gelijk geeft, probeert hij toch nog altijd tegen te wringen – terecht aanbrengt, in grote mate alleen maar het territoriaal ontwikkelingsprogramma overschrijdt en ook geldt voor de rest van de provincie Vlaams-Brabant en voor alle gemeenten die buiten het T.OP vallen. Ik denk maar aan de discussie over de luchthaven en over geluidsnormen en noem maar op, maar evengoed ook over mobiliteit en de Brusselse ring.
Ik wil ook even oproepen dat men, desondanks het T.OP, toch de kansen zou geven die er mogelijk wel in zitten. Wanneer je inderdaad een aantal ontwikkelingen, gericht op bijvoorbeeld openbaarvervoerassen, transit-oriented development enzovoort, kunt doen in het nodige overleg, dan kan dat als testcase alleen maar een stap voorwaarts zijn en positieve conclusies met zich meebrengen. Dus ja om dat kritisch te beoordelen op de goede wil die er niet altijd is vanuit Brussel, maar evengoed, laat ons toch maar blijven proberen, want het zou een beetje zonde zijn om het kind met het badwater weg te gooien, collega Nevens. Laat ons dat ook vermijden.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega's, ik denk dat we allemaal dossiers kunnen opsommen waar het niet vlot gaat, maar hier gaat het wel om een dossier en een initiatief waar je rond heel concrete projecten wel de samenwerking gestalte geeft van onderuit. Je kunt tal van voorbeelden geven waar het niet gaat en niet lukt, maar hier werkt de samenwerking wel. Er zijn trouwens nog heel mooie verhalen: het Zoniënwoud is een heel mooi verhaal waar ook wordt samengewerkt. Dat wil niet zeggen dat alles koek en ei is, maar doen alsof er niets lukt, is misschien iets te negatief voorgesteld, collega Nevens, maar vanuit uw ingesteldheid begrijp ik dat u zich focust op de zaken die niet lopen op het terrein. (Opmerkingen van Bart Nevens)
We hebben het hier over T.OP, en het is net de bedoeling dat er van onderuit goed wordt gewerkt aan een draagvlak en aan afstemming.
Wat is de impact op andere beleidsplannen? U verwijst bijvoorbeeld naar het VSGB. Er is natuurlijk een impact in die zin dat alle verschillende betrokken diensten mee aan tafel zitten. Als er zaken zouden moeten worden gewijzigd of als het niet voldoet aan de ruimtelijke plannen, wordt er zoveel mogelijk rekening mee gehouden in de eventueel volgende stappen die moeten worden gezet.
Hetzelfde met de optimalisatie van de ring. Mobiliteit en Openbare Werken zitten mee aan de tafel van T.OP net om te bewaken dat er afstemming is rond een aantal initiatieven die men neemt. Ik denk dus dat er voldoende afstemming is. Ik denk wel – en dat is net het moeilijke omdat je van onderuit werkt aan het draagvlak – dat het belangrijk is dat er veel plannen worden gemaakt, maar vooral dat ze worden uitgevoerd. Ik denk dat er op het terrein een beetje nood is aan de zichtbaarheid van T.OP. Het is altijd fijn om projecten en overleg te hebben, maar het komt erop aan om te tonen tot wat het concreet leidt. Aangezien het nogal een lang proces is, is het vandaag nog niet zo zichtbaar, maar ik maak me sterk dat die verwezenlijking er wel komt.
De heer Poschet heeft het woord.
Ik vind het eerlijk gezegd vreemd dat er wordt geklaagd over een tekort aan overleg om een tekort aan overleg aan te kaarten. Je moet er eens over nadenken. Ik vind het telkens zo vermoeiend om een jeremiade te horen van alles wat er fout gaat en wat er wordt geblokkeerd. Wat hebben de mensen eraan dat je telkens een waslijst van problemen opsomt? Het is zo vermoeiend en het brengt je geen stap vooruit. Ik ben echt blij dat er nu een project is waarin er wel stappen vooruit worden gezet, misschien heel bescheiden, maar er kan misschien ook een basis van vertrouwen voor andere projecten groeien. Zo kun je stap voor stap concrete vooruitgang boeken.
Ik kijk met vertrouwen en hoop uit naar de verdere resultaten van dit project.
De vraag om uitleg is afgehandeld.