Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, op 4 december 2015, intussen meer dan twee jaar geleden, hebt u samen met de drie collega’s een beleidsakkoord gesloten over de Belgische verdeling van de inspanningen rond klimaat. We stellen echter vast dat het samenwerkingsakkoord tot op heden nog niet ter bekrachtiging werd voorgelegd aan het Vlaams Parlement. Het is pas na bekrachtiging door alle parlementen dat er een juridisch bindende doelstelling ontstaat voor Vlaanderen en de andere entiteiten. Ik heb wel gezien dat u op de laatste ministerraad voor het reces een definitieve goedkeuring hebt verleend aan het ontwerp van decreet, maar dat doet niets af aan mijn vraagstelling als dusdanig.
Dat het samenwerkingsakkoord nog steeds niet werd bekrachtigd, werd al door het Rekenhof opgemerkt. In zijn verslag over de rekeningen van 2016 merkt het Rekenhof op dat de opbrengsten van de geveilde emissierechten niet kunnen worden aangerekend, omdat het Vlaams Parlement het samenwerkingsakkoord van 2015 op dat moment nog steeds niet had goedgekeurd.
Na het intra-Belgische akkoord over de verdeling van de opbrengsten uit de Europese emissierechten rekent Vlaanderen voor de periode 2016-2019 op 533 miljoen euro die naar het Vlaamse Klimaatfonds zal stromen. Voor de periode 2016-2019 kan de besteding van de middelen uit het fonds opgedeeld worden in drie categorieën. Voor het klimaatbeleid in Vlaanderen is dat bijna 300 miljoen euro, voor de internationale klimaatfinanciering 25 miljoen euro en voor de indirecte carbon leakage 209 miljoen euro. Gemiddeld genomen wordt er voor de periode 2016-2019 jaarlijks in een besteding van 81 miljoen euro voorzien ter financiering van interne klimaatmaatregelen en internationale klimaatfinanciering.
In de toelichtingen bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018, de meerjarenraming 2018-2023, wordt op pagina 32 vermeld dat er voor de jaren 2020-2023 jaarlijks in 56,4 miljoen euro wordt voorzien voor beleidsuitgaven voor klimaatmaatregelen. In dat document wordt eveneens vermeld dat in het kader van de compensatie van indirecte carbon leakage tegen 2023 een recurrente stijging van zowel de beleids- als betaalkredieten van het Hermesfonds met 7,1 miljoen euro wordt verwacht. In vergelijking met de periode 2016-2019 zal er dus tijdens de periode 2020-2023 jaarlijks bijna 25 miljoen euro minder worden besteed voor de financiering van interne klimaatmaatregelen en internationale klimaatfinanciering.
De technische elementen kunnen de collega’s en de geïnteresseerden lezen in de schriftelijke versie van mijn vraag, maar ik ga nu over tot mijn vragen. De veilinginkomsten werden eind 2016 al doorgestort naar de gewesten, hoewel die in principe pas kunnen worden vrijgegeven als het samenwerkingsakkoord over burden-sharing tussen de federale staat en het gewest in werking is getreden. Waarom hebt u het samenwerkingsakkoord over burden-sharing nog niet ter goedkeuring voorgelegd aan het Vlaams Parlement, niettegenstaande het feit dat de Vlaamse Regering het akkoord reeds heeft goedgekeurd in het voorjaar van 2017? Welke gewesten hebben het samenwerkingsakkoord over burden-sharing al bekrachtigd? Hoever staat de Federale Regering?
U trekt vanaf 2020 gemiddeld bijna 25 miljoen euro per jaar minder uit voor de financiering van interne klimaatmaatregelen en internationale klimaatfinanciering, en dat terwijl de uitgaven voor indirecte carbon leakage blijven stijgen. Er wordt op vier jaar dus ongeveer 100 miljoen euro minder uitgegeven. Hoe verklaart u die vermindering en welke klimaatmaatregelen worden er desgevallend door getroffen?
In de Vlaamse begroting is er geen spoor te vinden van de ETS-boni (Europees Emissiehandelssysteem) en -mali. Enkel in het programmadecreet 2018 wordt dat principe toegelicht. Wat zijn de toekomstige prognoses wat betreft de verhoopte boni en/of de gevreesde mali? Waaraan worden de extra inkomsten uit de ETS-boni gespendeerd? Hoe werden eventuele mali in de afgelopen jaren in de begroting gecompenseerd? Welke maatregelen worden er genomen om ETS-mali in de toekomst te vermijden?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega, de reden waarom het niet sneller kan, is puur procedureel. Wij hebben als Vlaamse Regering heel snel onze verantwoordelijkheid genomen. Op 21 april is er een principiële goedkeuring aan gegeven. Op 12 juli 2017 hebben we het advies van de Raad van State gehad. Het is echter zo dat elke overheid moet beschikken over een advies van de Raad van State voordat de goedkeuringsprocedure van het samenwerkingsakkoord kan worden verdergezet. We hebben moeten wachten op het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Zij hebben pas op 5 oktober 2017 een voorlopig advies ontvangen van de Raad van State. Daarna konden de wijzigingen aan het samenwerkingsakkoord worden doorgevoerd. Op 20 oktober 2017 heeft de Nationale Klimaatcommissie er akte van genomen. Op 22 november 2017 heeft het Overlegcomité het goedgekeurd. Het Overlegcomité heeft ook beslist dat het samenwerkingsakkoord opnieuw door alle bevoegde ministers moest worden ondertekend. Op vrijdag 22 december besliste de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring te geven aan het samenwerkingsakkoord en werden de minister-president, minister Tommelein en mezelf gemachtigd om het samenwerkingsakkoord te ondertekenen. Momenteel wordt dat dus ondertekend. Het ontwerp van instemmingsdecreet zal dan ook zo snel mogelijk worden ingediend bij het Vlaams Parlement.
De Vlaamse Regering heeft vanaf 2016 tot en met het einde van de legislatuur de besteding van de middelen van het Klimaatfonds vastgelegd. We hebben daarover al vaak van gedachten gewisseld. Ze stelt daarbij een ambitieus intern klimaatbeleid voorop en maakt daarnaast middelen vrij voor de indirecte compensaties van de energie-intensieve bedrijven, om delokalisatie naar andere gebieden tegen te gaan. Ook voor de internationale klimaatfinanciering wordt geld vrijgemaakt. Het gaat om de volgende bedragen. Intern klimaatbeleid: 299 miljoen euro. Internationale klimaatfinanciering: 25 miljoen euro. Indirecte compensatie: 209 miljoen euro. Dat is hier trouwens ook aan bod gekomen in het debat dat we vorige week hebben gevoerd.
Het betreft uitgaven die niet alleen gefinancierd worden met de inkomsten van de periode 2016-2019, maar ook met de inkomsten van de periode 2013-2015, omdat die laattijdig zijn doorgestort.
De jaarlijks beschikbare middelen kunnen dan ook moeilijk worden vergeleken met de jaarlijks beschikbare middelen in 2020 van 56,4 miljoen euro. Bovendien zijn de inkomsten van het Klimaatfonds rechtstreeks afhankelijk van de CO2-prijs in het kader van het Europese ETS-systeem (emissions trading scheme). Gezien de grote prijsschommelingen in het verleden is er voor de meerjarenraming uitgegaan van een zeer conservatieve inschatting van 7 euro per ton CO2. We hopen dat dat ook klopt, maar we hopen eigenlijk dat het nog meer zal zijn en dat we dus nog een stijging zullen kennen. Indien dit scenario zich materialiseert, zal er meer dan 56,4 miljoen euro beschikbaar zijn.
Het komt de volgende regering en het parlement toe om te bepalen hoe de middelen in het Klimaatfonds vanaf 2020 zullen worden gebruikt, hoeveel middelen er ter beschikking zullen worden gesteld voor intern klimaatbeleid en internationale klimaatfinanciering en eventuele compensaties. De bedragen in de meerjarenraming betreffen bijgevolg louter een indicatieve raming die onderhevig is aan wat dan beslist wordt.
Momenteel stel ik, in overleg met de stakeholders, een ambitieus Vlaams Klimaat- en Energieplan op voor de periode 2021-2030. Voor het opstellen van dit plan zal worden gewerkt met een combinatie van een top-downaanpak, vertrekkende van de Vlaamse Klimaatvisie 2050, die uiteraard zal worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering, en een bottom-upbenadering vertrekkende van een analyse van het reductiepotentieel en de transitiemogelijkheden in de verschillende sectoren. Ook dat is hier vorige week heel uitgebreid aan bod gekomen.
Net zoals voor de andere sectoren streef ik voor de gebouwensector naar een coherente en ambitieuze set van maatregelen, bijkomend op het reeds uitgerolde beleid. Dat moet Vlaanderen op pad houden naar de transitie.
Deze maatregelen moeten het voor Vlaanderen ook mogelijk maken om goed te presteren onder het klimaatresponsabiliseringsmechanisme en hierdoor financiële boni te ontvangen. Pas na het opstellen van het Vlaamse Klimaat- en Energieplan 2021-2030 zal er een precieze raming zijn.
Tot nu toe werden er door het federale niveau nog geen boni uitgekeerd of mali ingehouden. Pas recent plaatste de federale overheid de operationalisering van het klimaatresponsabiliseringsmechanisme op de agenda van de Nationale Klimaatcommissie.
De besprekingen lopen, met in het bijzonder de afrekening van het traject 2015. De inkomsten van de door Vlaanderen te ontvangen boni zullen naar het Vlaams Klimaatfonds worden gekanaliseerd en zullen dus integraal worden besteed aan klimaatbeleid. Hier is mijn uitgangspunt dat deze middelen in eerste instantie moeten worden besteed aan de ontwikkeling van bijkomende interne Vlaamse mitigatiemaatregelen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er zit inderdaad veel overlapping op met wat er verleden week is gezegd. Maar mijn vraag om uitleg dateert nog van voor het kerstreces, vandaar.
Ik heb nog één vraag. Hoe zit het nu met de verdeling voor de periode 2021-2030? In het akkoord staat gestipuleerd dat de voorgelegde regels van het samenwerkingsverband voor onbepaalde duur zijn. Wil dat dan zeggen dat het gewoon doorloopt tot 2030? Of zijn er ter zake nog andere onderhandelingen nodig?
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik sluit kort aan, voorzitter. We weten dat de regio’s en het federale niveau enige tijd geleden al een akkoord vonden rond die burden-sharing. Volgens ons is dat ook een zeer redelijk akkoord.
Nu heeft de regering ook het samenwerkingsverband goedgekeurd op de megaministerraad eind vorig jaar. Ik begrijp van de collega dat hij het liever allemaal wat sneller ziet lopen. Dat is natuurlijk zijn recht. Maar ik neem aan, collega, dat, als dat nu naar het parlement komt en stel dat de behoefte dan nog zou bestaan om ook inhoudelijk van gedachten te wisselen over die burden-sharing, we dat dan inderdaad ook kunnen doen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Danen, het akkoord loopt totdat er een ander akkoord is. U weet dat er nog geen concrete afspraken zijn voor na 2021. U weet ook dat wij daar niet op wachten. Wij gaan ervan uit dat wij het percentage doen dat België is opgelegd. We hopen natuurlijk wel dat er afspraken komen. Maar we zullen zien hoe dat verder loopt. Ondertussen loopt die overeenkomst verder.
De heer Danen heeft het woord.
Als het in het parlement komt, zullen we de discussie over een aantal aspecten allicht opnieuw voeren. Ik kijk ernaar uit en hoop dat het snel zal gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.