Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, deze vraag om uitleg betreft de geautomatiseerde voertuigen. We weten dat bedrijven internationaal en niet enkel bij ons al lange tijd aan ontwikkeling en de productie van geautomatiseerde voertuigen werken. Het zou ook niet normaal zijn indien die voertuigen onmiddellijk, zonder grondige testfase, de weg op konden worden gestuurd. We zien dat verschillende bedrijven, maar ook De Lijn, vragende partij zijn naar reële verkeerstestsituaties alvorens die voertuigen echt op de markt te brengen.
We zaten lange tijd gewrongen omdat we met betrekking tot dit dossier natuurlijk afhankelijk zijn van de federale overheid. Uiteindelijk is er een ontwerp van koninklijk besluit gekomen over de experimenten met geautomatiseerde voertuigen. De Vlaamse Regering heeft een gunstig advies gegeven, maar heeft tevens gesteld dat het ontwerp van KB zeer specifiek blijft. Het is een eerste stap in de goede richting, maar we moeten hierover blijven waken. We moeten er bij de Federale Regering op blijven aandringen dat de mogelijkheden ruimer worden getrokken en dat testgebieden voor geautomatiseerde voertuigen gemakkelijk tot stand kunnen worden gebracht.
Minister, op welke wijze dringt u bij de Federale Regering nog verder aan op een ruimer regelgevend kader? Ik denk dan aan de situatie in Nederland, waar zeer verregaand wordt geëxperimenteerd. Daar zijn regelluwe zones waar met die voertuigen aan de slag kan worden gegaan.
Hoe zal de Vlaamse overheid dit systeem verder faciliteren? Ik heb inmiddels vernomen dat eind december 2016 over een proefproject is gestemd. Volgens mij valt dit veeleer onder minister Muyters. Er wordt geïnvesteerd om op de E313 en op de ring innovatieve lussen en sensoren te implementeren en te kunnen opvolgen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de zelfrijdende shuttles van de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, er wordt veel over de autonoom rijdende voertuigen geschreven. Het is een beetje een hype. Ik geloof in de voordelen op het vlak van de betere doorstroming en vooral van de verkeersveiligheid. Een computer is een betere chauffeur dan wij allen. Op dat vlak zie ik enkel grote winst. Wat de congestieproblematiek betreft, lees ik soms dat hier vrij snel overheen wordt gegaan. Dat zou een oplossing voor het fileprobleem zijn. Eerlijk gezegd, zie ik dat niet meteen gebeuren.
Indien ze in een autonoom rijdend voertuig kunnen plaatsnemen, zullen heel wat mensen die op hun privacy gesteld zijn, dit ook doen. Aangezien ze geen file-uren verliezen, wordt het misschien aantrekkelijker de wagen te nemen dan voor het collectief vervoer te opteren. Ze verliezen toch geen tijd. Ze kunnen die tijd nuttig spenderen door zich in hun cocon met maximaal respect voor hun privacy met andere zaken bezig te houden.
Het is vooral de taak van de overheid een wettelijk kader te creëren om experimenten toe te staan en, na afdoende positieve tests, te voorzien in een kader voor de marktintroductie. Dat zijn de twee hoofddoelstellingen.
Met betrekking tot het eerste element, het toestaan van experimenten, is er een wettelijk kader voor experimenten met geautomatiseerde voertuigen, inclusief alle functionaliteiten van lagere orde. Dat gaat dan om alle systemen die de bestuurder verregaand ondersteunen en, bijvoorbeeld, kortstondig de controle over het voertuig overnemen. Dat zit hier ook in vervat. Het gaat dan onder meer om adaptive cruise controle, geautomatiseerde noodstop of lanekeepingassistentie. Hiervoor hebben we een wettelijk kader.
Om dergelijke testen in goede banen te leiden, hebben de gewesten en de FOD Mobiliteit en Vervoer samen een gedragscode voor testen op de openbare weg uitgewerkt. Volgens mij heeft mijn administratie zelfs het voortouw genomen. Deze code gaat in op de bepalingen die van tel zijn en voorziet in een toelatingsproces in twee stappen om testen op te zetten.
De FOD moet zijn akkoord geven om het prototype in het verkeer te brengen. Hierna moet de gewestelijke wegbeheerder zich uitspreken over de veeleer praktische modaliteiten en randvoorwaarden tijdens het testen. Het gaat dan onder meer om wegsegmenten, tijdsvensters of weerssituaties waarin het niet kan. De gewestelijke wegbeheerders regelen dergelijke praktische elementen.
In het voorjaar van 2018 wordt een nieuwe belangrijke stap gezet. Het koninklijk besluit betreffende de experimenten wordt van kracht. Hierdoor kunnen pilootprojecten aan onderdelen van de verkeerswetgeving worden onttrokken. De Vlaamse Regering heeft hierover een gunstig advies uitgebracht.
Met betrekking tot de tweede stap, de uitwerking van een wettelijk kader dat de eigenlijke marktintroductie mogelijk maakt, staan we minder verder. Ik heb minister Bellot proberen aan te moedigen om ook op dit spoor door te gaan, maar dit is natuurlijk geen zuiver Belgisch gegeven. Volgens mij worstelen verschillende landen met problemen. Die wetgeving is immers ongeveer gelijk uitgewerkt op basis van principes die in internationale verdragen zijn vervat.
De belangrijkste verdragen zijn het Verdrag van Wenen en de Conventies van Génève. Iedereen kent de anekdote. Artikel 8 van het Verdrag van Wenen stelt duidelijk dat elk voertuig, waaronder last-, trek- of rijdieren, een bestuurder nodig heeft. Die wetgeving gaat uit van het principe van een paardenkracht, maar dan letterlijk. Het gaat om het ene paard dat is voorgespannen.
Binnen de EU neemt mijn administratie het voortouw in het overleg. De ‘High Level Meeting on Connected and Automated Driving’ brengt afgevaardigden van alle Europese lidstaten, van vier directoraten-generaal van de Europese Commissie en van de voornaamste betrokken industrietakken samen. Hier wordt gezocht naar een geactualiseerde interpretatie van de desbetreffende artikelen in het Verdrag van Wenen.
Wat de federale overheid betreft, wordt de afstemming continu verzekerd in de intergewestelijke stuurgroep intelligent transportsysteem en in de bijzondere werkgroep Connected & Automated Driving, waarin vertegenwoordigers zetelen van de federale overheid en de politiediensten en waarvan de Vlaamse overheid het voorzitterschap waarneemt.
De Vlaamse overheid probeert ook zelf vooruitgang te boeken met betrekking tot de proefprojecten. Zo kunnen we met betrekking tot de infrastructuur, bijvoorbeeld, meer verantwoordelijkheid nemen inzake de aanpassing van de weginfrastructuur. Er is natuurlijk ook de constructeurszijde, maar daar hebben we uiteraard minder vat op. Er is het Europees project Concorda. Naast dit proefproject zijn er ook nog projecten in verband met InterCor en CITRUS. Het project Concorda voorziet concreet in het slimmer maken van de infrastructuur tussen Ranst en Antwerpen-Oost, zodat daar tests kunnen worden uitgevoerd om de connectiviteit tussen voertuigen en infrastructuur mogelijk te maken. Die infrastructuur kan dan praten met een voertuig en informatie doorgeven. Dit omvat informatie van voertuigen die al eerder zijn gepasseerd.
Verder wens ik ook de samenwerking te vermelden met onze Nederlandse collega’s op het vlak van truck platooning. Het objectief is ook hier om al doende en in samenwerking met de verladers en transportbedrijven alle aspecten in kaart te brengen.
Om al deze initiatieven op te richten, is binnen het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid een nieuwe Werkkamer Infrastructuur en Voertuigtechnologie opgericht.
Wat De Lijn betreft, rollen we de proefprojecten uit op de gronden van de luchthaven. We wachten niet op wat de privésector doet of wat de autoconstructeurs misschien zullen doen, maar we richten ons op een vlak waarop we in Vlaanderen toch enige expertise hebben, namelijk het busvervoer en onze busconstructeurs.
We laten een autonome shuttle rijden op een besloten terrein, meer bepaald de luchthaven van Zaventem. Dat is private grond, maar het gaat om een reële verkeersomgeving. Daar rijden personenwagens, bussen, vrachtwagens en fietsers. Dat is een reële verkeersomgeving, maar dan op private grond. Hierdoor bevinden we ons met betrekking tot de wegcode in een andere setting.
Tijdens de eerste fase hebben we na een openbare aanbesteding een begeleider aangeduid. In de fase waarin we ons nu bevinden, hebben de procesbegeleiders ervoor gezorgd dat de aanbesteding in de markt zit voor een constructeur die daar effectief bussen wil laten rijden. Er zal een constructeur worden aangeduid. Vervolgens volgt een pilootfase waarin de bus leeg zal rijden. Tijdens een tweede fase zal met die bus echt een reizigersverbinding worden gestart.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. In mijn ogen is de belangrijkste boodschap vandaag dat we wel degelijk een innovatieve voortrekker zijn. Dat was de vraag. Sommigen zijn bevreesd voor die evolutie. We mogen ons echter niet vergissen. Die evolutie is bezig en die automatisering zal enkel verder gaan.
In de eerste plaats gaat het uiteraard om de verkeersveiligheid, maar persoonlijk ben ik ook optimistischer met betrekking tot de drukte en de congestie. Volgens mij zou dat best een voordeel kunnen opleveren.
Ik heb mooie voorbeelden gehoord. We bereiden in Europese projecten zelf de aanpassingen aan de weginfrastructuur voor. We maken de wegen klaar voor proefprojecten. Ook op internationaal vlak trekken we zelf mee aan de kar om de omschrijving te moderniseren, op welke wijze dan ook. Die omschrijving mag niet meer de oude lezing van vroeger zijn. We werken zelf aan een proefproject. Ik kijk graag uit naar de resultaten. Indien de aanbesteding bezig is, denk ik dat hiermee binnen afzienbare tijd kan worden rondgereden. Dat is dan een eerste stap voor de volgende projecten die zich ongetwijfeld nog zullen aandienen.
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, persoonlijk vind ik dat we meer ambitie moeten tonen. Ik mis dat hier wel. Ik vind de mogelijkheden baanbrekend. In Nederland heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid hierover een hele studie gemaakt. Dat heeft een gigantisch effect op de mobiliteit, maar ook op de integrale maatschappij.
De technologie hebben we, gelukkig maar, niet in de hand. Dat is niet de taak van de overheid, maar van de privésector. We beschikken over de wereldtop om op dit vlak vooruitgang te boeken. Ik vind echter dat we in Vlaanderen te veel aarzelen om dit meer te omarmen en om in kaart te brengen wat de effecten zijn en wat we hiermee kunnen doen. Dat is onze taak als overheid. Ik roep dan maar op om wat meer ambitie te hebben.
Nederland vind ik op dit vlak straffer.
Eigenlijk is het niet sterker, ik vind het maar normaal dat ze dat doen, maar wij moeten dat óók doen. Dit is zo’n beetje aarzelend. Minister, dat kan wel degelijk zeer veel impact hebben op de congestie, als je die studies leest. Dat is dan echter de Nederlandse context. Dat zal ongetwijfeld ook zo zijn in Vlaanderen, maar laat het eens bestuderen met een Vlaamse bril, vanuit een Vlaamse context. Mobiliteit is één ding, maar ook maatschappelijk kan dat enorm zijn, qua veiligheid, qua levenskwaliteit, voor andere elementen, andere sectoren. Ik vind dat we op dit vlak meer de ambitie moeten tonen die ons eigen is.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, ik wil me toch ook aansluiten, omdat ik ook voor een stukje vind dat u zich nogal snel terugplooit op het feit dat de mensen wel in de cocon van het eigen voertuig zullen willen kruipen, daar bij wijze van spreken hun salonnetje inrichten, hun koffie drinken, de krant opendoen. Ik denk dat we echt wel een iets positievere visie moeten gaan ontwikkelen inzake dat autonoom vervoer, want dat biedt een gigantische opportuniteit om de levenskwaliteit in Vlaanderen te verbeteren, niet alleen op het vlak van verkeersveiligheid, dat hebt u ook duidelijk benadrukt, maar ook echt wel inzake die fileproblematiek. De hele deeleconomie is zich volop aan het ontwikkelen. Ik zie dat de jongere generatie, die hier in deze commissie wat minder is vertegenwoordigd, tenzij hier of daar door medewerkers, daar echt wel in aan het meegaan is. Ik denk dus dat we dat niet mogen onderschatten, dat er meer is dan alleen het marktgegeven en iedereen die zijn eigen zelfrijdende elektrische voertuig zal willen kopen.
Er zijn natuurlijk heel wat zaken die moeten worden opgelost, wat het verkeerstechnische betreft, wat voor een groot deel ook de vraag van mevrouw De Ridder was, maar ook qua verzekeringen, en ook de ethische aspecten mag men niet onderschatten. Er is nog heel veel werk, en ik mis in Vlaanderen daaromtrent inderdaad een visie. Als de visie is dat iedereen zich gaat terugtrekken in de cocon van de eigen zelfrijdende auto en dat de files gaan blijven, dan missen we hier een gigantische opportuniteit. Ik zou echt willen dat we samen in deze commissie, of toch ook met uw departement, erover nadenken hoe we daarin voor een stuk kunnen sturen. Dat zal ook gedeeltelijk samen met de federale overheid moeten gebeuren. Zo niet gaan we misschien het omgekeerde effect hebben en nog meer files krijgen, want als dat dan gezellig is in dat coconnetje, dan gaat men misschien nog meer met dat autootje rondrijden. Laten we dus alstublieft gaan voor visie. Dat biedt ook een enorme winst voor de publieke ruimte. Je zal minder parkings nodig hebben. We zullen onze straten veel beter kunnen gebruiken, op andere manieren dan vandaag het geval is. Het kan ook een slimme aanvulling zijn in het voor- en natransport van openbaar vervoer.
Minister, in het ontwerp van mobiliteitsplan dat hier een week of twee geleden is voorgesteld, was zeer weinig te vernemen over dit aspect. Ik ben dus zeer blij met de vraag van mevrouw De Ridder, maar laten we dan hopen dat we dan ten minste in het actieplan inzake intelligente transportsystemen (ITS), dat u ook al hebt aangekondigd – ik dacht in de beleidsbrief – van u een visie daarop mogen verwachten. Wanneer zal dat ITS-actieplan klaar zijn?
Minister Weyts heeft het woord.
Met permissie, maar sta me toe om soms bij wat hypes enige kritische kanttekeningen te plaatsen. In plaats van dat blind achterna te lopen en te zeggen dat dat fantastisch is en dat het alles gaat oplossen, dat het de files gaat oplossen, stel ik gewoon vast dat dat inzake de fileproblematiek misschien niet de allergrootse bijdrage zal betekenen. (Opmerkingen)
Ik heb daar wat vragen bij. Inzake Mobility as a Service (MaaS) is dat zeker en vast zo, maar ook daar maakt het niet uit of je nu een wagen bezit of rijdt met of plaatsneemt in een wagen die niet van jou is. Voor de file zal dat worst wezen. Ook daar gewoon enkele nuchtere kanttekeningen, en wel degelijk een visie, die, denk ik, getuigt van enige nuchterheid. We gaan niet zomaar blind meegaan of achternalopen. Ik wil gewoon met de voeten op de grond bekijken wat we kunnen betekenen. Ik zie eigenlijk vooral mogelijkheden op het vlak van doorstroming en verkeersveiligheid, en winst op het vlak van collectief vervoer. Vandaar ook het proefproject op de luchthaven. We zouden het collectief vervoer in die zin ook aantrekkelijker kunnen maken, veeleer dan het individuele vervoer. Omdat dat ook gelinkt is aan datgene waarin Vlaanderen dan misschien wel een klein beetje voorsprong heeft op het vlak van technologie, richten we ons heel specifiek in eerste instantie daarop. Dat is het enige dat ik ter zake wil bemerken.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Minister, u zegt met een zekere nuchterheid, met de voeten op de grond te bekijken waar we naartoe gaan. Ik wil echter toch de collega’s uitnodigen om het verslag en de woorden van de minister eens te herlezen, want ik was wel degelijk aangenaam verrast door de voortrekkersrol die Vlaanderen speelt. Daarbij is erop gewezen dat het ten eerste Vlaanderen is geweest dat bij de federale overheid, bij de federale collega’s erop aandringt om die proefprojecten mogelijk te maken. Het is ook Vlaanderen dat nu van start is gegaan met het aanpassen van de infrastructuur op de E313, met het aanbrengen van sensoren en lussen enzovoort, om te bekijken wat de effecten daar zijn. Het is ook Vlaanderen dat met De Lijn aan het bekijken is wie dat geautomatiseerd rijden, op het privédomein in Zaventem voorlopig, kan doen, eventueel met een aanbesteding. Dat zijn dus dingen die nu wel degelijk gebeuren. Ik zie dat positivisme er dus wel in.
Ik vind het ook enigszins logisch dat men daar voorzichtig mee omgaat, dat men niet aan iedere privéconstructeur die op het toneel komt, zegt dat die maar kan beginnen rond te rijden op onze Vlaamse wegen. Minister, dat lijkt me ook verstandig beleid, zeker met het oog op de verkeersveiligheid, maar ik vind het wel belangrijk dat u die stappen allemaal zet, of dat nu is tegenover de federale collega’s of op Europees niveau, ter aanpassing van die regelgeving, of echt concreet met het realiseren van proefprojecten op onze Vlaamse bodem. U hebt dus onze steun om op een voorzichtige, nuchtere manier toch die technieken of ontwikkelingen van de toekomst alle kansen te geven, en te bekijken hoe we daar in Vlaanderen werk van kunnen maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.