Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, recent gebeurde een bevraging door de Hogeschool Odisee en Hogeschool Gent bij gebruikers over de omschakeling naar het systeem van persoonsvolgende financiering (PVF). Het gaat natuurlijk slechts om een beperkte bevraging, maar de resultaten bevestigen toch de signalen die we krijgen over het gebrek aan kennis bij de gebruikers en hun netwerk over het nieuwe systeem.
Enkele opvallende resultaten uit de bevraging zijn dat een kwart van de respondenten niet weet dat het budget niet enkel cash besteed kan worden, nochtans een belangrijke hoeksteen van het systeem. Vier op tien weet niet goed wat het basisondersteuningsbudget is, opnieuw geen detail. Zo'n 65 procent van de ondervraagden zegt hulp nodig te hebben bij de administratie. Bovendien blijkt de invoering van het PVF-systeem niet bij te dragen aan een verbetering van de financiële situatie. Slechts 30 procent van de respondenten geeft aan rond te komen voor medische en zorggebonden kosten, wat een verontrustend cijfer is. Daarnaast heeft de gebruiker natuurlijk ook nog woon- en leefkosten te betalen.
U hebt verwezen naar de hulp die al geboden wordt en nog kan worden geboden door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en de verschillende bijstandsorganisaties, maar die blijken onvoldoende te zijn om mensen met een beperking en hun netwerk voldoende grondig op de omschakeling voor te bereiden.
Minister, kent u de bevraging en welke gevolgen geeft u eraan? Hoe wordt er bijgehouden welke groepen grondig bereikt zijn en waar extra informatie en ondersteuning nodig is? We hebben hier in het verleden al enkele keren vragen gesteld over communicatie en het VAPH geeft aan bepaalde gerichte communicatie te voeren, maar misschien moet daarin worden gediversifieerd en moeten bepaalde groepen extra informatie krijgen. Zijn er groepen moeilijker bereikbaar en zult u daar extra op inzetten? Overweegt u een uitbreiding van middelen voor het VAPH en de bijstandsorganisaties om de omschakeling te begeleiden? U hebt bij een vorige vraag daarnet aangegeven dat een deel van de 750.000 euro waarin is voorzien voor trap 2, zal worden gebruikt voor de bijstandsorganisaties. Kunt u dat wat specifieker maken? Wat betekent dat op het vlak van slagkracht voor de bijstandsorganisaties? Hoeveel extra mensen zullen ze kunnen begeleiden? Welke maatregelen zult u nemen om het armoederisico bij personen met een beperking terug te dringen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, samen met de administratie heb ik kennisgenomen van de resultaten van deze bevraging. Het VAPH heeft de voorbije periode al geïnvesteerd in het toegankelijker maken van de communicatie. De website van het VAPH werd grondig aangepakt en er werd werk gemaakt van nieuwe uitgebreide folders. Ook werd er geïnvesteerd in een nieuwsbrief voor personen met een handicap en andere geïnteresseerden. Ik zal met het VAPH en de communicatiemedewerkers bekijken welke bijkomende communicatieacties wenselijk en haalbaar zijn. Verder zal ik bekijken in welke mate er bijkomende middelen vrijgemaakt kunnen worden ter versterking van potentiële gebruikers.
We monitoren het bereik van de website en de nieuwsbrief. Zo loopt er op dit moment een analyse om te kijken hoe vlot vindbaar de informatie op de website is. Het is nu nog te vroeg om daar conclusies uit te trekken.
Het VAPH heeft geen zicht op de groepen die het moeilijkst bereikbaar zijn. Maar ik heb het ook al naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrief aangegeven dat we inderdaad moeten inzetten op mensen die kwetsbaar zijn en die zowel voor als na de toekenning van een persoonsvolgend budget daar de nodige ondersteuning voor moeten hebben. Daarna kan dat natuurlijk in belangrijke mate al door de bijstandsorganisaties.
We onderzoeken nu wel hoe we de omschakeling kunnen begeleiden via meer directe en toegankelijke informatiedoorstroming. Daar wordt onder meer met het VGPH over overlegd. U weet dat daar ook een transitie bezig is. Daarom gaan we in de loop van 2018 kijken hoe we een aantal nieuwe acties mee kunnen lanceren of mee ondernemen.
Ik kan nu ook al aangeven dat ik ook heb gevraagd aan de mensen die de conferentie eerstelijns maatschappelijk werk voorbereiden, om dat thema op te nemen. Ik vind persoonlijk dat we ten aanzien van de aandacht voor de competenties rond het begeleiden van mensen die op zoek zijn naar een aangepaste ondersteuning, rechtstreeks toegankelijk dan wel via een persoonsvolgend budget, dat maatschappelijk werk in de eerste lijn weer tot een basiscompetentie moeten benoemen. Dat heeft een bepaalde rol waarbij men met de betrokkenen de aanvraag opvolgt. Ik heb ook gevraagd in de voorbereiding van de conferentie om dat ook mee in rekening te nemen.
U hebt natuurlijk wel een lezing van die enquête gegeven, die is wat hij is, maar het is wel interessant om te zien. Ik heb ook gezien dat 63 procent van de personen met een beperking bevestigen dat de persoonsvolgende financiering meer controle geeft over de zorg. Er zijn toch ook een aantal signalen in die enquête die op zichzelf aangeven dat het systeem op zich voor de betrokkenen beschouwd wordt als een opportuniteit.
– Katrien Schryvers treedt als voorzitter op.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijn vraag bevatte niet alle conclusies en alle elementen van de bevraging. Ik heb net die elementen eruit gehaald waarvan ik denk dat er misschien bijsturingen nodig zijn. Het is een eerste stap. Er hebben 180 mensen deelgenomen aan de bevraging. We moeten dus voorzichtig zijn met de interpretatie ervan, maar het is wel interessant om ermee aan de slag te gaan. U zegt dat u monitort en dat het nog te vroeg is voor een analyse, maar er bestaan heel veel verhalen die soms wel en soms niet kloppen. Dat maakt dat je heel veel ruis op het debat krijgt. Mensen spreken daarover met elkaar. Als er dan foute informatie verspreid wordt, dan is dat heel moeilijk te counteren. Het is ongelooflijk belangrijk om op de juiste manier de juiste doelgroepen te bereiken.
U zegt dat u dit zult opnemen in de eerstelijnsconferentie. We hebben dat debat ook gehad bij de begroting. Het is goed dat daar een soort toeleiding is. Het zou heel interessant zijn om de bijstandsorganisaties van bij de start te betrekken bij heel het proces van begeleiding zodat mensen niet iemand hebben die hen begeleidt totdat ze een basisbudget hebben en dan iemand die hen begeleidt nadat ze een persoonsgebonden budget hebben, maar dat daar een continuïteit in zit zodat er ook voor de toekenning al een begeleiding is van de bijstandsorganisaties. Toeleiden kan je bij de eerste lijn leggen, maar het hele proces van het aanvragen is ook niet eenvoudig. Dan moet je ook kijken tot waar je van het sociaal werk kunt verwachten dat het dat op zich neemt en wanneer het interessant is dat gespecialiseerde mensen dit overnemen.
Goed, we gaan de vraag herhalen wanneer er analyses zijn vanuit het VAPH rond het bereik van de communicatie. Ik kijk ernaar uit dat u ook nog andere kanalen bewandelt.
De heer van Malderen heeft het woord.
Ik denk dat deze enquête zich een stuk laat inpassen in de analyse die we hier al eerder hebben gemaakt rond PVF. Iedereen staat achter het principe. Ik denk dat mensen ook heel breed de mogelijkheden zien die het heeft, maar we kunnen niet blind zijn voor een aantal problemen. De ingewikkeldheid is aangehaald en de problematiek van armoede. Maar wat ik belangrijk vind is dat amper 29 procent van de respondenten aangeeft dat hun budget toelaat om medische en zorgkosten af te dekken. Dat lijkt mij eentje te zijn waar wij toch bijzonder goed moeten naar kijken, gegeven ook het feit dat u zegt dat u geen zicht hebt op de moeilijkst bereikbare groep.
Ik denk dat hier effectief nog werk aan de winkel is en dat bij de evaluatie die is aangekondigd en waar we het daarnet over hebben gehad, ook moet worden gekeken naar wat men met het budget dat is toegekend, effectief kan organiseren om de doelstellingen te realiseren die het decreet en het principe naar voren schuiven.
De heer Persyn heeft het woord.
Het belangrijkste is gezegd. Collega van der Vloet vroeg me om het volgende nog mee te geven. Het was een beperkt staal en de bevraging gebeurde onmiddellijk bij het begin van de uitrol. Het is misschien nuttig om het te herhalen als het dan toch via een enquête gebeurt, wat niet zo veel voeten in de aarde heeft. Mijn collega vroeg me u te feliciteren dat u die extra inspanningen doet voor de bijstandsorganisaties omdat er inderdaad wel wat lacunes blijken te zijn in de informatiedoorstroming en het begrip dat de mensen op het terrein hebben.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik stel voor dat we bij de volgende rapportering van het VAPH eens vragen aan het VAPH om uitvoerig stil te staan bij de manier waarop ze hun communicatie organiseren. Dan kunt u zelf beoordelen wat er bestaat en niet bestaat. Uiteraard, als de hogescholen bereid zijn om aan een vervolg mee te werken, waarom zouden we dat dan niet ondersteunen? We hebben daar alle belang bij. Misschien is het goed dat zij eens tonen op welke manier zij die communicatie proberen waar te maken.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het is één zaak om te weten welke communicatie er gebeurt, maar het is ook interessant om te kijken wat er aan communicatie binnenkomt bij de mensen. Tussen wat er vertrekt en wat er aankomt bij de mensen, zit er natuurlijk een heel proces. Ik wil het werk van het VAPH niet minimaliseren, maar bij de mensen komt vaak onvoldoende of foute informatie binnen, er ontstaan cowboyverhalen bij de mensen, sommige mensen kennen hun rechten niet en dergelijke meer. Er is toch nog een weg af te leggen. Laat ons kijken in welke mate dat gebeurt. Doelgroepgerichte communicatie is zeker zinvol en nodig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.