Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de stage in de bachelor Mondzorg
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, het probleem dat ik wil aankaarten, is een probleem dat vooral op het federale niveau moet worden opgelost, maar dat implicaties heeft op het Vlaamse hoger onderwijs. Het is van belang voor studenten die de opleiding Mondzorg volgen binnen het hoger onderwijs. Dat is de reden waarom ik de vraag hier stel met het verzoek aan u of u zelf ook inspanningen wilt doen om het probleem opgelost te krijgen.
Op federaal niveau is er al enige tijd een koninklijk besluit in ontwikkeling waarbij Mondzorg zou worden erkend als een nieuw paramedisch beroep. Wie dit beroep uitoefent, heeft de mogelijkheid om tandartsen te assisteren bij het uitvoeren van eerder gemakkelijke ingrepen, zoals het verwijderen van tandsteen.
We stellen vast dat vandaag al studenten een bacheloropleiding Mondzorg volgen terwijl dit nog niet is erkend als beroep. Dit heeft tot gevolg dat studenten die vandaag in hun tweede opleidingsjaar zitten, op een probleem stoten wanneer ze hun stage willen aanvatten: zij kunnen geen stageplaats krijgen voor een beroep waar vandaag nog geen wettelijk kader voor bestaat. Nochtans was gesteld dat dit kader er bij de start van het nieuwe academiejaar zou zijn. Volgend schooljaar wordt dit probleem voor de studenten nog prangender, want dan moeten zij echt wel hun derde jaar stage kunnen lopen. Ook voor de volgende opleidingsjaren zal dit probleem zich voordoen wanneer er geen oplossing wordt gevonden.
Minister, bent u op de hoogte van de reden waarom dit koninklijk besluit, aangekondigd door de federale minister van Volksgezondheid, Maggie De Block, op zich laat wachten?
Hoeveel studenten Mondzorg zouden door het verlate koninklijk besluit geen stageplaats kunnen vinden? Hebt u daar een zicht op?
Kunt u in overleg met minister De Block zorgen voor een overgangsbepaling voor deze studenten zodat zij alsnog een stage kunnen aanvatten en geen studievertraging hoeven op te lopen?
De heer Daniëls heeft het woord.
In Vlaanderen kan men die opleiding op twee plaatsen volgen, aan de UCLL in Leuven en aan de Arteveldehogeschool in Gent. In 2014 werd het opleidingsdossier door de instellingen ingediend en door de Vlaamse Regering en de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) goedgekeurd. In het dossier gaven de instellingen al aan dat er wetsaanpassingen nodig waren aan het KB nummer 78 van 1967 om het beroep volledig te reglementeren. Ook in het besluit van de visitatiecommissie van 17 juli 2015 staat duidelijk: “In dit adviesrapport hanteert de commissie de internationaal erkende beroepstitel mondhygiënist. In Vlaanderen echter ligt de naamgeving van de beroepstitel nog niet vast. Dit behoort tot de bevoegdheid van de minister van Volksgezondheid. Om de afgestudeerde mondhygiënisten hun beroep autonoom en conform internationaal geldende normen te laten uitoefenen, is een wijziging van het Koninklijk Besluit nummer 78 noodzakelijk. De commissie stelt tot tevredenheid vast dat de opleiding deze wetswijziging nauwgezet opvolgt en voorstander is van de beroepstitel mondhygiënist.”
Dat stemde iedereen welwillend, ook omdat het beroep internationaal erkend was. Ik stel vast dat we in 1967 nog niet zo ver geëvolueerd waren dat we mondhygiënisten op dat moment noodzakelijk achtten.
Uit een recente brief van federaal minister De Block blijkt dat er momenteel nog altijd onvoldoende wettelijk kader is om studenten tijdens hun stage handelingen te laten stellen in de mond. Een mondhygiënist mag dus geen handelingen stellen in de mond. Het geven van educatie, oefenen van communicatievaardigheden en sterilisatie, allerlei zaken buiten de mond, vormen daarentegen geen probleem. Studenten kunnen momenteel dus wel een stage volgen, maar die zal gericht zijn op niet-technische handelingen terwijl het beroepsprofiel van mondhygiënist precies is technische handelingen in de mond te stellen. Zo niet, hadden we iemand nodig die medisch secretariaat studeert en geen mondhygiënist. De technische handelingen zullen worden uitgevoerd door een student tandheelkunde.
Op de website www.onderwijskiezer.be lezen we echter bij beroepsuitwegen: “Als afgestudeerde bachelor in de mondzorg bereid je in samenspraak met de tandarts zijn interventie voor en werk je ook proactief mee. Zo screen je de mond, breng je fluorlak op de tanden of mondslijmvliezen aan of breng je een verdovende gel aan.”
Dit lijken ons wel handelingen die gebeuren in de mond. Bovendien blijkt uit de documenten van de toets nieuwe opleiding/macrodoelmatigheid, documenten die internationaal zijn en aan de Vlaamse Regering zijn voorgelegd, om over te gaan tot deze nieuwe opleiding, dat de technische handelingen in de mond wel degelijk voorwerp uitmaakten om de opleiding goed te keuren.
Ik heb hier ook de brief die de studenten hebben gekregen op 9 oktober en die ook is gericht aan de ouders. De dag voor zij op stage gaan, krijgen ze een brief met de mededeling dat zij sinds 2015 een opleiding volgen en nu stage zullen lopen. Er zijn wel twee problemen: wanneer zij afstuderen, bestaat het beroep vandaag nog niet en zij mogen stage doen behalve die handelingen die net een groot deel van hun beroep uitmaken. Dat zorgt voor stress bij de studenten en bij de ouders.
Minister, zult u uw federale collega bevoegd voor de volksgezondheid aansporen spoedig werk te maken van de aanpassing van het betreffende KB?
Bent u van oordeel dat de studenten de nodige competenties zullen verwerven om het beroep uit te oefenen?
Moet de informatie op de website onderwijskiezer worden aangepast in afwachting van de eventuele aanpassing, zodat studenten die zich nu aan het oriënteren zijn, toch goed weten waar ze aan beginnen?
Minister Crevits heeft het woord.
Vorige week heb ik een brief ontvangen van minister De Block, waarin zij de situatie schetst met betrekking tot de klinische stages in de bacheloropleiding Mondzorg. Ik geef de nodige federale achtergrond, te starten bij het wettelijk kader voor het beroep.
Om bepaalde handelingen te stellen die vallen onder de gezondheidszorg, moet je erkend zijn als beoefenaar van een beroep, bijvoorbeeld arts of verpleegkundige. Wie zonder erkenning handelingen uitvoert, doet aan onwettige uitoefening.
Mijnheer Daniëls, tot voor kort waren handelingen in de mond exclusief voorbehouden voor tandartsen. Maar op dat punt is de wet op 11 augustus 2017 duidelijk aangepast: er is beslist dat nu ook tandartsen bepaalde handelingen kunnen delegeren aan een paramedicus.
In het KB waarin de paramedische beroepen worden opgesomd, is op 20 februari 2017 ook al het domein Mond- en Tandzorg opgenomen. Met andere woorden, het paramedische beroep waartoe de bacheloropleiding Mondzorg opleidt, komt er wel degelijk, daarover bestaat geen twijfel, en daarin is ook minister De Block zeer affirmatief.
Wat momenteel nog ontbreekt, is een uitvoeringsbesluit dat onder meer regelt voor welke handelingen deze paramedicus nu precies bevoegd wordt. Daarover zijn de nodige adviezen ingewonnen, maar is er blijkbaar nog wat discussie, evenals over de uiteindelijke beroepstitel.
Ben je dan ‘mondzorgassistent’ of ben je ‘mondhygiënist’? Collega De Block geeft in haar brief duidelijk aan dat ze prioriteit geeft aan dat uitvoeringsbesluit en dat ze het beroep vooral de nodige autonomie wil geven. Die autonomie in de mond is iets wat in sommige adviezen wordt afgeremd, met name door bepaalde geledingen onder de tandartsen, die liever alleen toelating krijgen in de mond.
Wat is nu de situatie voor de stagiairs? Stagiairs hebben uiteraard nog geen beroepserkenning, maar ze kunnen op een wettige manier handelingen uitvoeren. De wetgeving is daarop voorzien voor alle studenten in medische of paramedische beroepen. Het probleem voor de opleiding Mondzorg is echter dat nog niet alle handelingen omtrent dat beroep zijn vastgelegd. We zitten dus tijdelijk in een juridisch vacuüm, doordat het uitvoeringsbesluit er nog niet is. Strikt juridisch vallen de stagiairs dus onder de onwettige uitvoering, zolang het uitvoeringsbesluit niet getroffen is. Maar ik weet dat het de expliciete wens van collega De Block is dat dat beroep er snel komt. Het is ook broodnodig, want u weet dat er een groot tekort is aan tandartsen. Het lijkt me dan ook maar logisch dat we een context zoeken, zodat die studenten goed en degelijk opgeleid kunnen worden, en dat dat uitvoeringsbesluit er snel komt, maar dat we ondertussen een praktische situatie creëren, waardoor men toch zijn stage kan doen. Nog eens: er is geen gebrek aan stageplaatsen. Er zijn stageplaatsen genoeg, maar als je geen uitvoeringsbesluit hebt, is de vraag wat ze dan allemaal precies mogen doen.
In Vlaanderen zijn twee hogescholen vorig academiejaar gestart met de bacheloropleiding Mondzorg. In onze databank telden we vorig academiejaar 228 inschrijvingen. Voor dit jaar heb ik nog geen gevalideerde cijfers, maar de hogescholen spreken zelf over meer dan 300 studenten. Dat is een uitstekende zaak. De Artveldehogeschool en UC Leuven-Limburg kaartten de problematiek ook per brief aan bij collega De Block en brachten mij ook op de hoogte. Voorlopig schuiven zij met hun curriculum, zodat studenten starten met stages in handelingen die ze sowieso al mogen doen, maar in het belang van een sterke opleiding dringen zij aan op een spoedige oplossing. Ik wil mij in mijn antwoord aansluiten bij het aandringen op een spoedige oplossing, want dat is broodnodig. Hun brief is mede ondertekend door de bestuurders van beide betrokken universitaire ziekenhuizen van Gent en Leuven en de decanen van de respectieve faculteiten geneeskunde, waar de opleiding tandarts onder ressorteert.
De terughoudendheid zit dus niet, collega’s, bij diegenen die in de stageplaatsen moeten voorzien. Ik wil daar duidelijk in zijn, want ik heb op een bepaald moment onduidelijkheid gelezen in de pers. Ik wil hier niet de stagegevers met de vinger wijzen, want er is een grote nood aan. Vanaf het moment dat het mogelijk wordt, zullen zij de studenten absoluut stageplaatsen aanbieden. Ik wil daar ook mee garant voor staan.
Het komt mij als minister niet toe om in uitzonderingen te voorzien op de federale wetgeving. Ik heb daar geen bevoegdheid voor. Niettemin vertrouw ik erop dat collega De Block snel een oplossing zal bieden, aangezien zij zelf vragende partij is om het beroep een stevige plaats te geven. Je kunt niet het ene zeggen en het andere dan niet doen.
Finaal is dus de enige oplossing dat het uitvoeringsbesluit er zeer snel komt. Op dat moment is de situatie voor de studenten glashelder en kunnen zij op dezelfde manier stage lopen als andere paramedici. In afwachting van dat uitvoeringsbesluit vraag ik mij af of het niet mogelijk is om naar een pragmatische oplossing te zoeken, in overleg met de bevoegde minister. Het gaat hier om een zeer tijdelijke fase, en de geest van de wet is duidelijk dat studenten in opleiding voor een paramedisch beroep in hun stages ook de praktijk kunnen aanleren zonder dat zij in een situatie van onwettige uitoefening zitten. Dat lijkt ook de logica zelve, en de enige manier om de toekomstige kwaliteit van de uitoefening te garanderen.
Als we trouwens naar andere paramedische beroepen kijken, zien we dat daar wel uitvoeringsbesluiten voor bestaan, maar soms zijn ze ook in evolutie, bijvoorbeeld als de bevoegdheden van een bepaald paramedisch beroep uitgebreid worden. Dan duurt dat ook een tijdje voordat dat allemaal omgezet is.
Op dat moment worden de stages niet opgeschort – nooit, collega’s – en worden toekomstige handelingen ook getraind. We hebben al zulke situaties gehad. Dat zou hier ook mogelijk moeten zijn.
De website www.onderwijskiezer.be moet, wat mij betreft, nog niet worden aangepast. De eerste cohorte studenten zit nu in het tweede jaar. Met alle signalen die ik op dit ogenblik heb, zal het beroep wel degelijk integraal geregeld zijn op het moment dat de eersten afstuderen. Maar wij houden hier de vinger aan de pols. Wat mij betreft, is de situatie zeer urgent. Dit moet geregeld worden, maar ik krijg van collega De Block krek dezelfde signalen, namelijk dat zij dat ook wenst. Het enige wat dus nog nodig is, is dat uitvoeringsbesluit.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, bedankt om het te verduidelijken en aan te tonen waar het probleem juist zit. Hebben wij er zicht op of in de stages waar er toch een zekere onwettigheid is, de studenten op dit moment voldoende kansen krijgen om handelingen te stellen die hen kunnen voorbereiden op het beroep? Want daar zit nu net het probleem. Er is een onduidelijkheid over welke handelingen zij in de toekomst in het kader van het beroep zullen mogen stellen. Het is momenteel een beetje afhankelijk van de tandartsen zelf, welke delegatie zij geven aan een paramedicus. Zijn daar duidelijke afspraken? Ligt dat in de lijn van wat verwacht wordt dat studenten aan handelingen moeten gaan verrichten? Hebben we er zicht op of er daar al of niet problemen zijn? Of is dat op dit moment onduidelijk?
Momenteel is het een tweedejaarsstage. Dat betekent dat je in functie van een derdejaarsstage nog wel een aantal zaken kunt bijstellen. Volgend academiejaar wordt dat moeilijker, want dan zitten we met studenten die in het laatste jaar van hun opleiding zitten. Ik begrijp dat u stelt dat het in andere beroepen ook al is voorgekomen dat er nieuwe handelingen in het vooruitzicht zijn gesteld waar studenten strikt genomen nog niet op voorbereid worden, maar dat daar ook wel al op geanticipeerd wordt. Hier gaat het om een volledige opleiding. Dat is natuurlijk nog een ander gegeven dan de andere opleidingen. Het is gewoon de bezorgdheid dat studenten voldoende kansen krijgen om zich op een goede manier voor te bereiden op het beroep dat ze straks hopelijk kunnen gaan uitoefenen. Vandaar de bijkomende vraag of die stage kwalitatief wordt ingevuld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, mijn vraag is gelijkaardig als die van mevrouw Helsen. Gaan die studenten inderdaad de nodige competenties hebben om dat beroep effectief uit te oefenen? Kunnen zij, als die stage nu doorgaat, volgend jaar die competenties in die stage inhalen, in de hoop dat het tegen dan geregeld is?
Ik denk niet dat ik een antwoord gehoord heb op mijn vraag over de onderwijskiezer. Moeten we daar geen voetnoot of een aandachtspuntje bij plaatsen dat hier op dit moment nog discussie over is? Ik vind dat vooral belangrijk om studenten juist te informeren. Het mag natuurlijk ook niet afschrikken. Het voornaamste is dat men op federaal niveau zo snel mogelijk die knoop doorhakt, in het belang van alles en iedereen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik hoed mij er een beetje voor om de onderwijskiezer nu aan te passen. Mijn zorg zit hem in het feit dat we die mensen echt wel nodig hebben. Er is een acute nood. Ik heb ondertussen veel bijgeleerd over die mondzorg en het belang ervan. We hebben heel veel handen nodig, ook in de toekomst.
We weten ook dat onze universitaire ziekenhuizen geïnvesteerd hebben in extra stoelen. Die staan dus klaar om de jongeren de nodige bekwaamheid te geven om ze ook met patiënten te laten werken. Dat is een goede zaak.
Collega Helsen, u zei dat de tandartsen de delegatie moeten geven, maar het is de minister die in het KB moet bepalen wat door de mondzorgassistenten mag gebeuren. Zij moet dus duidelijk definiëren wat dat dan is, en, wat mij betreft, het liefst zo snel mogelijk.
Voorlopig staat op de planning dat alles in orde zou moeten zijn tegen de start van het tweede semester. Ik zou dus sowieso wachten met onderwijskiezer en co om te bekijken of dat tweede semester kan starten onder een gelukkig gesternte, want dan is het natuurlijk goed, mijnheer Daniëls. Dan hoeven ze niks in te halen. Dan zijn ze mee met de trein. Ze kunnen nu al nuttig stage lopen, met betrekking tot de sterilisatie van materiaal. Er zijn dus ook dingen die je buiten de mond moet doen om een mondzorgassistent te worden. Er is dus al heel wat dat ze nu kunnen doen zonder dat ze in die mond moeten. Het is echter natuurlijk wel van belang dat er snel duidelijkheid komt. Als dat niet zo is tegen het voorjaar, dan is er wel een probleem. Deze opleiding heeft de hele weg doorlopen. We zijn eigenlijk tegemoetgekomen aan een vraag die er is op het terrein. Ik zou het dus zeer spijtig vinden, mocht dat nu om een of andere reden geblokkeerd blijven, want het is eigenlijk niet aanvaardbaar.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Ik hoop dat het voor de studenten zo vlug mogelijk duidelijk wordt, en ook voor de hogescholen, want we zitten toch wel in een moeilijke situatie, vind ik. Minister, ik volg u: op dit moment is het nog niet wenselijk om daarover iets op de onderwijskiezer te zetten, omdat we net studenten nodig hebben. Het is belangrijk dat men federaal zeer snel tot beslissingen komt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat men federaal snel tot een beslissing moet komen. Vandaar ook mijn vraag, om het thema onder de aandacht te brengen. Dat is een beslissing die natuurlijk wel in de lijn ligt van hun eigen visies die ze hebben geuit toen we de toets nieuwe opleiding hebben gedaan. Want ja, als men nu een advies zou geven dat men het niet opneemt, dan zijn we veel verder van huis. Dat zou sterk zijn, maar er is geen beslissing genomen.
Wat de onderwijskiezer betreft, volg ik uw redenering: nu nog niet. Als het er echter in het tweede semester niet is en studenten beginnen te zoeken, dan denk ik dat we dat wel zullen moeten bekijken. Daarover ging het me eigenlijk, maar ik hoop dat het zo ver niet moet komen.
Minister, terzijde zou ik wel een oproep willen doen. Als we in de toekomst nog een opleiding voor nieuwe beroepen zouden willen opstarten en het KB is niet geregeld, dan moeten we misschien eerst wachten tot dat KB is geregeld, en pas dan de nieuwe opleiding opstarten, om situaties zoals deze die zich nu voordoen, te vermijden. Alvast dank.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.