Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Nota van de Vlaamse Regering Conceptnota over de Vlaamse regionale televisieomroeporganisaties
Verslag
Mevrouw Brouwers wordt als verslaggever aangeduid.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, op de valreep, net voor het zomerreces keurde de Vlaamse Regering de conceptnota over de Vlaamse regionale televisieomroeporganisaties goed. In die nota formuleert u voorstellen om de leefbaarheid van de Vlaamse regionale televisieomroepen, die volgens de bestelde studie van Podium Perception Management (PPM) zwaar onder druk staat – en ik denk dat we het daarover eens zijn – te waarborgen. Kort samengevat blijft de basis van het beleid terecht de regionale gebondenheid, de afwezigheid van een zuivere commerciële doelstelling en het onafhankelijk en pluralistisch karakter van de omroep. Daarom wordt vastgehouden aan een vzw-statuut. Dat lijkt me heel terecht. Er wordt wel vooropgesteld dat in de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten met de Vlaamse overheid zal worden ingeschreven dat de bestuursorganen van de regionale televisieomroeporganisaties moeten worden samengesteld volgens de principes van het Cultuurpact. Verder wilt u aansporen tot meer samenwerking, zowel op het vlak van programma-aanbod als qua reclamewerving, ook met de openbare omroep, en Regionale TV Media (RTVM) aanzetten tot een herpositionering in het landschap. Een heikel punt blijft het uitbouwen van een betaalbaar, maar accuraat crossmediaal meetinstrument. Daarover hebben we het in het verleden al een paar keer gehad.
Op 4 oktober maakte de Sectorraad Media van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) op eigen initiatief zijn advies bij de conceptnota over. De belangrijkste kanttekeningen betreffen de volgende punten. De conceptnota geeft volgens de SARC niet voldoende aan wat uw analyse is met betrekking tot de staat van de regionale televisieomroeporganisaties. In het licht van de uitgevoerde evaluatie lijken de voorgestelde wijzigingen zeer minimaal en schuiven ze voor bepaalde problemen inzake economische leefbaarheid geen concrete oplossingen naar voren, zo wordt gesteld in het advies. De sectorraad vraagt dan ook om de grond voor de beleidskeuzes en -beslissingen te expliciteren. Wellicht zult u daar nu toch op antwoorden, denk ik.
De rol van de Niet-Openbare Regionale Televisieverenigingen (NORTV) op het vlak van reclamewerving en andere exploitaties dient volgens de SARC te worden verduidelijkt. De sectorraad twijfelt er overigens aan of NORTV daarvoor de meest geschikte partner is. De Sectorraad Media meent dat moet worden verduidelijkt waarom het aandeelhouderschap van de vzw-regionale omroep in de exploitatiemaatschappij in de voorgestelde mate wordt beperkt, namelijk maximaal 25 procent plus één, ook gezien het feit dat werken met een dergelijke maatschappij een vrije keuze blijft. De beslissing om bestuursorganen te laten samenstellen volgens de principes van het Cultuurpact dient te worden verduidelijkt en onderbouwd. De sectorraad vreest dat de samenstelling van de raden van bestuur onnodig wordt bemoeilijkt, zeker indien de regels omtrent vervanging en duur van het mandaat niet worden versoepeld. De methodologie en financiering van een betaalbaar, accuraat en technologieneutraal meetinstrument blijven onduidelijk. Dat is toch wel een ongelooflijk belangrijk heikel punt voor de regionale zenders.
Graag had ik dan ook van u vernomen, minister, hoe u de bezorgdheden van de Sectorraad Media plant weg te nemen. Hoe zult u rekening houden met de bovenstaande opmerkingen bij het afsluiten van de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten? Zijn er sinds 6 juli, toen het dossier van de regionale televisieomroepen voor het laatst aan bod kwam in deze commissie, vorderingen gemaakt inzake de samenwerking van de omroepen met de VRT? Welke stappen zijn er sindsdien ondernomen om een doorbraak te forceren in de totstandkoming van een betaalbaar, accuraat en technologieneutraal meetinstrument?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik geef er de voorkeur aan om eerst de vraag te beantwoorden, omdat ze bijna alle elementen van de conceptnota covert. Het zou een beetje dubbelop zijn als ik de conceptnota nog apart zou toelichten. Maar dat betekent geenszins dat u geen vragen zou kunnen stellen over alle bijkomende elementen van de conceptnota.
Ik wil eerst nog meegeven dat er gisteren nog een informatiemoment en overlegmoment met de regionale televisieomroeporganisaties heeft plaatsgevonden op mijn kabinet. Dat is ook logisch, want we gaan nu de laatste rechte lijn in met betrekking tot de hernieuwing van de samenwerkingsovereenkomst.
Mevrouw Segers, de opmerkingen die u genoemd hebt en die aansluiten bij het advies van de SARC, zal ik duiden als ‘mee te nemen’ of ‘niet mee te nemen’. Ik zal ook toelichten waarom. Mijn analyse met betrekking tot de staat van de regionale televisieomroeporganisaties is gestoeld op de aanbevelingen van de evaluatieoefening 2016 en de commentaren van de regionale televisieomroepen, NORTV, RTVM, alsook Roularta en Mediahuis, op elk van die bevindingen. Tijdens de gesprekken met elke regionale omroep afzonderlijk kwam duidelijk naar voren dat elke regionale omroeporganisatie wel degelijk bezig is om haar organisatie aan te passen aan de evolutie van het mediagebeuren en wel degelijk actie aan het ondernemen is om de nodige vernieuwing in het beheer en de operationele doelstellingen door te voeren. De schok van eind vorig jaar, die misschien wat hevig was, misschien zelfs wat te hevig, heeft dus wel degelijk een aantal stroomversnellingen teweeggebracht binnen de meeste regionale omroepen, in positieve zin.
Er zijn grote en belangrijke veranderingen aan de gang in en rond de regionale omroeporganisaties. Het gaat dan over nieuwe samenwerkingsmodellen en partnerships. Die veranderingen worden door mijn kabinet en administratie nauw opgevolgd. Ik leg in mijn conceptnota dan ook graag de nadruk op de verantwoordelijkheid van de vzw’s voor de goede werking van de omroepen en hun economische leefbaarheid. Zij moeten zelf de nodige onderhandelingen voeren om samenwerkingsverbanden te creëren. Ik ben wel bereid om daarbij een faciliterende rol op te nemen, maar ik ben zelf niet de huwelijksmakelaar. Ik houd de relaties wel goed in het oog, maar ik ben nog geen koppelaar. Maar ik besef dat het verschil soms subtiel is, omdat we zeer dicht op de zaak blijven toekijken.
Ik ga meer concreet in op de bemerkingen van de Sectorraad Media. Zoals ik duidelijk stel in mijn conceptnota, blijft de basis van mijn beleid de regionale gebondenheid, de afwezigheid van een zuivere commerciële doelstelling en het onafhankelijke en pluralistische karakter van de omroep. Dat is meteen ook de reden waarom er vastgehouden wordt aan het vzw-statuut. Er is wel degelijk enige druk geweest om dat vzw-statuut op te geven, maar we hebben dat bewust niet gedaan.
Voorts wijs ik de omroepen in mijn conceptnota op hun eigen volle verantwoordelijkheid om hun economische leefbaarheid te garanderen. Een samenwerking met een exploitatiemaatschappij kan daarbij bevorderlijk zijn – het gaat dan over kennis, ervaring, synergieën en efficiëntie, en dat allemaal in de goede zin – maar ik kan en wil de regionale omroepen daar niet toe verplichten. Belangrijk daarbij is dat een dergelijk samenwerkingsmodel gebaseerd moet zijn op goede contractuele afspraken, waarbij de redactionele en programmatorische onafhankelijkheid uiteraard gevrijwaard wordt.
Ik wil geen wijzigingen doorvoeren aan de zendgebieden, in de eerste plaats omdat de regionale omroepen dat zelf niet willen. Er is niet meteen een draagvlak voor te vinden, en dan wordt er ook geen keurslijf aangemeten. Anderzijds is nauwere samenwerking tussen de regionale omroepen onderling wel een manier om dat te overstijgen en daar een antwoord op te bieden. Die mogelijkheid blijft zeker open.
Ik heb er ook voor gekozen om opnieuw samenwerkingsovereenkomsten op te stellen, omdat het zeker niet overbodig is om naast de bepalingen van het Mediadecreet ook verbintenissen op te stellen die kwaliteit, diversiteit en pluriformiteit van het aanbod van regionale informatie behouden en versterken.
De normen inzake waardering en bereik zullen daarin onveranderd blijven ten aanzien van de voorbije jaren, en ook het ondertitelingsluik zal behouden blijven. Wat wel nieuw zal zijn, is de verbintenis om mede- en samenwerking te bieden om tot een crossmediaal meetinstrument te kunnen komen. Ik kom daar zo meteen op terug.
Dat het principe van de bereikvergoeding behouden blijft, was eerder al duidelijk. Dat is van substantieel belang voor de leefbaarheid van de regionale omroepen. Rekening houdend met dat kader, wordt aan een voorstel gewerkt om tot een oplossing te komen voor de situatie van één specifieke omroep waarvan het zendgebied niet homogeen is en die een sterke demografische evolutie van anderstaligen kent, wat een effect heeft op het potentiële kijkersaantal.
Wat voor mij van groot belang is, en wat ook als een van de voornaamste aanbevelingen van de evaluatieopdracht geldt, is dat de onderlinge samenwerking en de samenwerking met andere actoren, zoals met de VRT, verder gestimuleerd wordt. Het is daarbij echter aan de vzw’s zelf om de goede werking van de omroepen te garanderen en de nodige onderhandelingen te voeren om samenwerkingsverbanden te creëren. Het is inderdaad zo dat het te gemakkelijk zou zijn om NORTV aan te duiden als overkoepelende partij die hier de oplossing moet bieden. Maar het is wel zo dat NORTV een cruciale rol kan spelen – of beter gezegd: te spelen heeft – in het welslagen van het regionale verhaal. Samenwerking zou moeten kunnen worden verstevigd door de bemiddelende rol van NORTV, evenals het waarborgen van het imago van de regionale televisie. Het is dus de taak van NORTV om de regionale omroepen te verenigen, het merk te versterken en een eensgezind en kwalitatief hoogstaand antwoord te bieden of uit te dragen op de vele uitdagingen.
Ook op het vlak van reclamewerving blijft niemand buiten schot. Dat is inderdaad in de eerste plaats een taak die in veel gevallen uitbesteed is door middel van een contract met een exploitatiemaatschappij. Maar ook hier is enige realiteitszin bij de vzw’s en NORTV aan de orde. De interesse in reclamewerving, de medewerking met betrekking tot het coderingsverhaal van de CIM-audiometrie (Centrum voor Informatie over de Media), moet aangewakkerd worden. Het is dan misschien niet direct aan NORTV om te onderhandelen met RTVM, maar ook hier geldt dat een goede onderlinge verstandhouding en samenwerking tussen de omroepen en RTVM noodzakelijk is.
RTVM is zeker niet de enige partner die kan worden aangesproken, maar het is evident dat hij bevraagd werd en dat de resultaten van dat gesprek meegenomen werden in de conceptnota, zeker als dat van belang is voor het versterken van de economische leefbaarheid van de regionale televisieomroeporganisaties en de onderlinge relaties. RTVM werd trouwens in 1993 opgericht als de exclusieve nationale regie voor alle Nederlandstalige regionale zenders in Vlaanderen en Brussel. Als er vastgesteld wordt dat de relatie tussen RTVM en de vzw’s voor verbetering vatbaar is, dan ligt het voor de hand dat ik daar melding van maak, erop aandring om daar verandering in te brengen en, in de mate van het mogelijke, tussen de partijen bemiddel.
Wat betreft het element van het aandeelhouderschap van de vzw’s in de exploitatiemaatschappijen, is het zo dat dat een element is dat via decretale weg moet worden geregeld. U zult daar dus uw zeg over kunnen hebben, en terecht. De reden daarvoor is reeds neergelegd in de conceptnota, namelijk om de eigendomsrechtelijke scheiding tussen de exploitatiemaatschappij en de regionale omroep beter te kunnen nastreven. Exploitatiemaatschappijen zijn meer commercieel ingestelde organisaties en de impact op de regionale omroepen mag niet te groot zijn.
Er was het voorstel om de clausule dat om de vier jaar de helft van de leden van de raad van bestuur wordt vervangen, te schrappen, alsook om de duurtijd van het mandaat te herzien. Het is net door het steeds sneller veranderende medialandschap en de daarmee gepaard gaande nieuwe knowhow die in de organisaties van nut kan zijn, dat ik vooropstel om hier geen wijziging door te voeren. Natuurlijk zullen ook de principes van goed bestuur in dezen een rol spelen. Dat sluit ook aan bij de oefening die moet gebeuren inzake de samenstelling van de bestuursorganen van de regionale televisieomroepen. Het is logisch dat de representativiteit geschoeid zal zijn op de leest van de principes van het Cultuurpact.
Dan kom ik bij de vraag over de samenwerking tussen de omroepen en de VRT. Er zijn op dit ogenblik al heel wat initiatieven, die in de commissie aan bod gekomen zijn, maar er zijn zeker nog bijkomende initiatieven die de voorbije maanden op het getouw gezet zijn. Momenteel heeft de VRT-nieuwsdienst bilaterale gesprekken lopende met de regionale omroepen over hoe die verdere samenwerking precies kan worden ingevuld. Onder meer volgende thema’s komen daarbij aan bod. Hoe kan men elkaar inhoudelijk versterken, zoals door overleg tussen de regionale omroepen met de regionale redacties van Radio 2 en projectgewijze samenwerking? Daarnaast is er het uitwisselen van beelden met gesloten beurzen, ook archiefbeelden. Het uitwisselen van sportbeelden zal wel steeds ad hoc besproken worden, vanwege de sportrechten.
Verder komt ook het delen van opleidingen aan bod, bijvoorbeeld over deontologie, interviewtechnieken en storytelling, en kennis, bijvoorbeeld over technologische evoluties. Ook niet onbelangrijk is het gebruik van glasvezelnetwerk dat de VRT gebruikt.
Op het vlak van uitzendplatformen zal de VRT op korte termijn aan de regionale omroepen een voorstel overmaken. Dat voorstel zou bouwen op de mogelijkheid om hun nieuwsuitzendingen dagelijks in een aparte rubriek op VRT NU beschikbaar te maken.
De VRT gaat dus na hoe zij op verschillende thema's zo maximaal mogelijk kan samenwerken met de regionale omroepen. In het voorjaar zal de VRT-directie de gesprekken voortzetten en de regionale omroepen opnieuw uitnodigen. Een aantal dingen zullen tegen dan al gebeuren en gebeurd zijn, een aantal andere dingen zullen nog verder uitgeklaard worden. Maar dit evolueert wat mij betreft in elk geval in een gunstige richting.
Niet onbelangrijk en zelfs cruciaal is een betaalbaar, accuraat en technologieneutraal meetinstrument. Samen met de regionale omroepen en de VRT ben ik er grote voorstander van om te komen tot een meetinstrument dat bereik en betrokkenheid op crossmediale wijze meet. Zoals ik ook stel in mijn conceptnota, is de CIM-audimetrie de enige mogelijke oplossing op korte termijn om tot een betaalbaar en meer accuraat meetinstrument te komen. Begin juli werd bij RTVM een informatievergadering gehouden over de mogelijkheden en potentiële voordelen die CIM-audimetrie te bieden heeft. Alle regionale zenders waren hierop uitgenodigd.
Het is inderdaad zo – en dat is en blijft natuurlijk wel een heikel punt in het hele verhaal – dat er nog geen regionale accuraatheid gegarandeerd kan worden. Dit is een werkpunt waarvoor op zoek gegaan moet worden naar voldoende draagkracht en investeringsbereidheid bij alle partners, dus ook bij de overheid, want een paneluitbreiding enkel en alleen op vraag van de regionale omroepen is onbetaalbaar en niet realiseerbaar. Wat wel deels een antwoord op korte termijn biedt, is het herstellen van het gecentraliseerde research- en kenniscentrum binnen RTVM – of een andere partner – zodat de nodige omkadering, begeleiding, analyse en duiding ten dienste van de stakeholders van regionale televisie gegenereerd kan worden. Hierbij zal extra aandacht moeten gaan naar het komen tot relatieve bereikcijfers, dus komen tot het percentage bereik door de absolute bereikcijfers af te wegen met het bevolkingsaantal per zendgebied.
De VRT heeft mij inmiddels laten weten dat er tussen de partners is overeengekomen om voor de volgende drie jaar te kiezen voor een voortzetting van de bestaande dagboekmethodologie. Praktisch zal wel worden overgestapt van gedrukte dagboeken naar digitale dagboeken en een invulapp. Dat lijkt nogal evident, maar het zal de zaken efficiënter maken. Er zal ook een passieve test gebeuren met een passieve meetmethode, maar momenteel is er nog geen draagvlak bij de partners van het CIM om te komen tot een passieve meting.
Ik leg er ook graag de nadruk op dat ik de regionale televisieomroepen de CIM-audimetrie niet wil opdringen, alleen is het op dit ogenblik niet evident om een alternatief te vinden. Als zij andere betaalbare en potentieel interessante meetinstrumenten willen verkennen, zijn ze vrij om hiervoor te kiezen, evenwel rekening houdend met het feit dat de tool die gehanteerd wordt ook voor commerciële doeleinden ingezet kan worden. De VRT geeft conform de beheersovereenkomst aan dat zij met andere mediabedrijven, en dus ook de regionale omroepen, wil samenwerken om een accuraat crossmediaal meetinstrument te ontwikkelen en toe te passen. Het is noodzakelijk om zoveel mogelijk Vlaamse mediaspelers te betrekken bij de ontwikkeling van een nieuwe meetmethodologie, dit met het oog op het realiseren van een breder draagvlak, een beter vergelijkingskader en een ruimere financieringsbasis.
Waar ik nu in eerste plaats op sta, is dat de regionale omroepen hun volle medewerking verlenen om met de huidig beschikbare middelen en mogelijkheden tot een maximale benutting te komen van beschikbare gegevens naar hun bereik toe, lineair en niet-lineair. Dat zal onderdeel vormen van de af te sluiten samenwerkingsovereenkomsten, zoals ik al zei.
In de mate dat er gezamenlijk een tijdelijke opstapinvestering zou moeten komen, ben ik bereid om met de regionale televisieomroeporganisaties op dit punt in verband met het meetinstrument wel te praten. Maar men moet eerst zien welk type van meetinstrument men wil. Als daar een consensus over bestaat, dan kunnen we verder kijken wat de nodige investeringen zijn.
Het is dus wel zo dat sinds de evaluatie van 2016 en de conceptnota van een aantal maanden geleden er heel wat is gebeurd, ten eerste op het niveau van de individuele omroepen afzonderlijk, wat ik alleen maar kan toejuichen, en ten tweede met de zeer vele gesprekken, bilateraal en multilateraal zonder ons, en dan nog eens de gesprekken op ons kabinet. Ik denk wel, zonder te weten hoe goed alles zal gaan met de regionale omroepen binnen drie jaar, dat de versterking van een aantal instrumenten die zij ter beschikking hebben en waar wij in de mate van het mogelijke mee willen helpen, wel degelijk gebeurd is of aan het gebeuren is.
Voor de goede orde, we starten nu met de gedachtewisseling.
Mevrouw Segers krijgt als eerste het woord omdat zij vraagsteller is.
Ik ga nu kort een aantal dingen zeggen, en misschien in een tweede ronde nog iets, als de andere collega's aan bod zijn geweest.
Inderdaad, wat betreft de conceptnota, volg ik het advies van de SARC dat zegt dat het nogal status quo is. Maar ik begrijp ook dat de regionale zenders misschien wel voorstander zijn van die status quo, bijvoorbeeld het niet willen bekijken of de zendgebieden kunnen worden hertekend. Dat zal misschien op termijn wel een gemiste kans zijn. Samenwerkingen zijn heel belangrijk. Wat dat betreft hoop ik dat er voor de regionale zenders, ik denk bijvoorbeeld aan RINGtv en BRUZZ die toch al zaken aan het aftasten zijn, nog veel meer mogelijkheden inzitten.
Ik heb specifiek de vraag naar de rol van de VRT gesteld omdat die belangrijk is. Ik ben blij te horen dat er sindsdien nog intensere bilaterale gesprekken zijn geweest met de regionale zenders en dat er vooral wordt ingezet op uitzendplatformen voor de regionale zenders op VRT NU. Als dat gebeurt, namelijk dat de nieuwsuitzendingen van de regionale zenders op VRT NU worden uitgezonden, dan toont dat des te urgenter aan dat dat nieuwe meetsysteem er moet komen, want anders zal alles wat er online gebeurt weer niet mee worden gemeten.
Het allerbelangrijkste in dezen is die crossmediale meting. U wilt daar ook naar streven. Dat is bijzonder goed. Van de tussenoplossing die u voorstelt naar RVTM en het herstellen van het researchcentrum binnen RVTM, begrijp ik dat die ongeveer 600.000 euro gaat kosten. Ik weet niet of dat op korte termijn echt soelaas gaat bieden. Ik weet niet of het veel efficiënter zal meten. Mijn reflex zou dan zijn om dat geld dan direct te investeren in een echt goed nieuw meetinstrument waar – ik was verheugd u dat te horen zeggen – niet alleen de VRT moet in participeren maar absoluut ook de commerciële zenders. Die zijn ook essentieel in dat verhaal.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, wij blijven als N-VA geloven in de rol, het nut en af en toe ook de noodzaak van regionale berichtgeving, ook op televisie. Ik heb wel eens in de wandelgangen het voorstel gehoord dat de openbare omroep dat misschien wel moet doen. Ze doen het wel voor de radio met ontkoppelde uitzendingen, waarom zouden ze dat dan niet doen voor televisie? Maar wij denken dat zolang het systeem zoals het nu bestaat, dat van de regionale zenders, functioneert en leefbaar blijft, we dat het best ook zo houden en daarmee doorgaan, ook al hebben die regionale omroepen, laat ons eerlijk zijn, ons als politici de laatste jaren wel wat kopzorgen bezorgd.
Dat er een beperkte ondersteuning is, al sinds jaar en dag, ik denk nog daterend van de tijd dat huidig minister-president Bourgeois minister van Media was, een ondersteuning van ongeveer 100.000 euro voor opleiding en ondertiteling, daar ligt niemand wakker van denk ik. Maar wij lagen wel een paar dagen wakker toen een paar jaar geleden Telenet aankondigde de vergoedingen die zij betalen om de programma's van de regionalen door te geven, drastisch te gaan verlagen. Dat heeft ertoe geleid dat we hier het decreet hebben aangepast met de fameuze bereikvergoeding, waardoor de regionalen toch behoorlijk meer krijgen dan vroeger van de distributeurs. In 2015 zat men aan 6 miljoen euro en in 2010, toen die nieuwe regeling niet bestond, was dat maar 5 miljoen euro. Ik denk dat dat voor het parlement – althans voor ons was dat zo – ongeveer het verste is waar je als politiek kunt gaan in de inmenging in dat soort aangelegenheden, waar we toch te maken hebben met privéspelers.
Ik zei dat iedereen erop vooruitgaat. Er is één uitzondering, maar dat weten we en dat hebt u, minister, daarnet ook al gezegd: RINGtv, dat toch een heel aparte positie inneemt in de Vlaamse Rand, gaat erop achteruit. Minister, wij hopen samen met u dat daarvoor een oplossing kan worden gevonden.
Toen we discussie over de bereikvergoeding voerden en het decreet aanpasten, hebben wij enkele knopen doorgehakt, ook wat betreft de verhouding tussen de vzw’s die de zendvergunning hebben en de exploitatiemaatschappijen die de technische ondersteuning en vaak ook de reclameregie doen. Wij hoopten toen dat iedereen zich daaraan zou conformeren en dat iedereen – tussen aanhalingstekens – ‘zijn verstand zou gebruiken’ en dat ze zouden overeenkomen en dat het probleem van de baan zou zijn. Dat hoopten we dus een paar jaar geleden. We hebben gemerkt dat dat misschien wel een misrekening was. De exploitatiemaatschappijen – minister, u verwees ernaar – hebben op een bepaald moment toch de druk verhoogd om zelf ook zendgemachtigde te kunnen worden. Sommige vzw’s kondigden anderzijds aan, of ze laten het zo uitschijnen, dat zij zich misschien wel zullen bevrijden van de exploitatiemaatschappij waarmee ze nu samenwerken, en dat ze het nu allemaal op eigen houtje zullen doen. Dat het daar allemaal peis en vree is, blijkt niet zo. Ik betreur dat. Ik had altijd gehoopt dat de vzw’s en de exploitatiemaatschappijen er als grote mensen zelf uit zouden geraken.
De conceptnota blijft op de lijn van wat we toen, bij de aanpassing van het decreet, hebben afgesproken. De vzw’s blijven de zendgemachtigden, zij krijgen de zendvergunning en zij behouden de redactionele of inhoudelijke verantwoordelijkheid. Zij kunnen – maar moeten niet – met een exploitatiemaatschappij samenwerken. Die krachtlijn van toen blijft dus overeind. Dat is goed. Het zou vreemd zijn om dat na zo’n korte periode allemaal op de schop te zetten.
Nieuw is dat de participatie van de vzw’s in de exploitatiemaatschappijen wat beperkt wordt. Vroeger was dat maximum 50 procent, nu is dat 25 plus 1 procent. De Strategische Adviesraad voor Cultuur (SARC) stelt daar vragen bij. U hebt daarnet uitgelegd waarom u dat zo ziet. Misschien kunt u dat straks nog wat meer beargumenteren. Wij merken dat daar wel wat protest op komt, zeker van één regionale omroep die zegt dat dit voor hem niet past omdat hij een grotere participatie in die exploitatie heeft, omdat hij dat eigenlijk zelf doet want hij heeft 100 procent. We kunnen daar begrip voor opbrengen, maar langs de andere kant kun je ook zeggen: ‘Als je nu 100 procent hebt, ben je vandaag al niet meer in regel, want je mag vandaag ook al maar 50 procent hebben.’
De SARC heeft het ook over de samenstelling van de raad van bestuur. Vandaag stelt artikel 171 van het Mediadecreet dat de algemene vergadering van de regionale televisieomroeporganisatie representatief wordt samengesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met politieke, sociale, culturele, levensbeschouwelijke en regionale criteria. Ook de raad van bestuur moet representatief worden samengesteld.
U zou nu kunnen zeggen dat dat in de geest eigenlijk ook al het Cultuurpact is. Alleen wordt het zo niet genoemd. Men heeft daar destijds het advies van de Raad van State voor gevraagd. Die zei toen dat dat niet hoeft. Ik heb het gevoel dat in de praktijk sommige raden van bestuur of algemene vergaderingen van regionale omroepen het niet te nauw nemen met artikel 171 van het Mediadecreet, en dat ze toch wel zware onevenwichten, ook politieke onevenwichten, in hun raden van bestuur tolereren of zelfs bevorderen. Dat is natuurlijk niet zo’n goede zaak. Ik ben niet de man van de politisering van dat soort raden van bestuur, of van het apothekersweegschaaltje. Zeker niet. Maar het is toch in het voordeel van de regionale omroepen zelf om een zo groot mogelijk draagvlak te hebben en om er, in hun eigen belang, voor te zorgen dat zij een goede verstandhouding hebben met de verschillende partijen, strekkingen en maatschappelijke spelers.
U zou kunnen zeggen: ‘Ga je daar niet te ver?’ Het is natuurlijk wel een privaatrechtelijke organisatie, maar we hebben hier toch te maken met een monopolie. Wij geven als overheid een monopolie aan een zendgemachtigde, dan kunnen we aan die organisatie een paar eisen stellen.
De SARC heeft het ook over de duur van de samenstelling van de raad van bestuur. Die vier jaar zou te kort zijn. Maar dat is geen verandering, het is nu ook vier jaar. Ik weet niet of dat zo’n groot bezwaar is.
De samenwerking met de VRT blijft moeilijk. We weten waar er in principe kan worden samengewerkt: kennis, expertisedeling, opleiding, uitwisselen van beeldmateriaal, wat nu ook gebeurt. Minister, waar gaan we daar landen? Hoe zal de samenwerking met de VRT concreet gebeuren? We kunnen wel beelden uitwisselen, maar als het dat maar is, is dat een mager beestje. We moeten daar meer kunnen uithalen.
En dan is er dat fameuze meetinstrument. Ook daar zie ik persoonlijk niet meteen een oplossing. We zitten met dat bereik en met het CIM-systeem, dat daar niet echt op geënt is. Dat is allemaal heel duur, wat men ook doet.
De SARC zegt ook dat er kritiek kan worden geformuleerd op Regionale TV Media. We weten dat. We blijven ervan overtuigd dat daar samenwerking blijft bestaan. Het is belangrijk dat daar met vereende krachten wordt gewerkt richting reclamemarkt. Dat kan alleen de slagkracht verhogen. Maar als daar de kritiek bestaat dat dat onvoldoende werkt, en als de vzw’s daar moeite mee hebben, dan moeten wij daar inderdaad uit geraken. Of we daar al dan niet huwelijksbemiddelaar of psycholoog of misschien zelfs psychiater moeten spelen, laat ik in het midden. Maar wij hopen ook hier dat men daar uit geraakt.
Minister, dit waren mijn opmerkingen bij de conceptnota en het advies van de SARC.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ook CD&V vindt lokale en regionale berichtgeving zeer belangrijk. Wij vinden dat dat de nodige aandacht mag hebben van deze Mediacommissie. Of dat nu via print of radio of televisie is, wij denken dat op alle mogelijke platformen regionaal en lokaal nieuws en nieuwtjes hun plaats moeten hebben. Maar natuurlijk, de regionale televisies hebben voor een deel een monopolie. In die zin is het niet verwonderlijk dat wij daar ons een beetje mee moeien, ook al moeten de bemoeienissen niet te groot zijn, want het gaat hier natuurlijk om private zenders.
Minister, we zijn zeer tevreden dat er na de vele debatten van de afgelopen jaren en zeker van het afgelopen jaar eindelijk duidelijkheid komt over uw beleidsplannen met betrekking tot de regionale tv-zenders. We hebben de huidige samenwerkingsakkoorden met nog een jaar verlengd, tot het einde van dit jaar. Er moet dus inderdaad dringend werk worden gemaakt van de nieuwe overeenkomsten. U bent daar volop mee bezig. De conceptnota schetst het kader waarin dat zal gebeuren.
Wij zijn ook tevreden over deze uitgangspunten: het behoud van zendgebieden en dus ook de regionale verbondenheid – niet te ver van de mensen; het behoud van de subsidies, gekoppeld aan de samenwerkingsovereenkomst; het behoud van de bereikvergoeding via de distributeurs. Ook het feit dat de normen inzake waardering en bereik in dezen onveranderd blijven, steunen wij volledig.
Wij steunen ook het behoud van het principe dat de zendvergunning en de bereikvergoeding aan de vzw worden toegekend zodat zij kunnen waken over de onafhankelijke en pluralistische programmatie en berichtgeving. De zenders hebben immers een monopolie en dus is het belangrijk dat het pluralisme bewaakt wordt. In die zin moet in onze ogen ook de naleving van de principes van het Cultuurpact worden begrepen, daar is al wat heisa over geweest, maar wij steunen dit wel bij de samenstelling van de bestuursorganen.
Wij steunen ook het behoud van het vzw-statuut en dus de afwezigheid van de zuivere commerciële doelstelling van de regionale omroepen, al wordt een samenwerking met een exploitatiemaatschappij niet uitgesloten. Maar u zult ze ook niet verplichten, dus wij staan daar volledig achter.
Er wordt gezocht naar een oplossing voor de lagere bereikvergoeding voor RINGtv als gevolg van de specifieke werking in de Vlaamse Rand, met name een niet-homogeen zendgebied dat wordt gekenmerkt door een hoog en toenemend aantal anderstaligen en nieuwe inwoners met migratieachtergrond. Het feit dat er een oplossing wordt gezocht, kunnen wij alleen maar steunen, alsook het feit dat er meer zal worden samengewerkt met de VRT, wat wij ook al lang vragen.
De aanleiding van de vraag van mevrouw Segers is natuurlijk het advies van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC). Zij hebben begin deze maand op eigen initiatief een advies uitgebracht over die conceptnota. Wij hebben toch wel wat begrip voor een aantal van de meer kritische vragen van de SARC. Als je dat advies leest, is het inderdaad niet evident om als buitenstaander alle elementen die hebben geleid tot uw conceptnota goed te begrijpen. Daar is een hele discussie over geweest die de buitenwereld onvoldoende heeft gevolgd. Ik begrijp dan ook wel dat zij vragen waarom u van een PPM-studie die op een aantal punten kritisch is naar een conceptnota gaat die daar eigenlijk voor een groot deel niet op ingaat. Ik snap dat zij dat niet helemaal hebben begrepen, maar ik denk dat de mensen die deze commissie hebben gevolgd, perfect begrijpen waarom u bepaalde standpunten in de conceptnota hebt opgenomen.
Er zijn nog een aantal punten waarover we graag verduidelijking zouden krijgen. Misschien hebt u het daarnet gezegd, maar wanneer mogen we die decreetwijziging die nog op komst is, verwachten? Zal dat gelijktijdig gebeuren, wat bijna niet meer kan, met de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst of is dat voor een aantal maanden later? Is dat dan een probleem?
Wat is de stand van zaken van de onderhandelingen over de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten? Worden de subsidies nu geoormerkt voor specifieke opdrachten? Zo ja, welke opdrachten en hoeveel? Niet dat wij per se voorstander zijn om dat allemaal te gaan oormerken, integendeel, maar blijft dat zo of zult u daar nog iets aan toevoegen?
De SARC had het ook over de rol van de belangenbehartiger NORTV bij reclamewerving, maar is dat wel zijn rol? Hoe ziet u dat concreet? Is er dan intussen een oplossing voor de bereikvergoeding van RINGtv en zenders die gelijkaardige problemen zouden kunnen hebben in de toekomst?
De samenstelling van de raden van bestuur is geen evidente oefening als gevolg van nu al opgelegde voorwaarden waar ze moeten aan voldoen zoals diversiteit, genderevenwicht, pluralisme enzovoort. Nu moet de raad van bestuur om de vier jaar verplicht de helft van de leden vernieuwen. U zegt dan dat de mediasector snel verandert en dat men daar dus ook snel op moet kunnen inspelen en eventueel eens iemand nieuw erbij moet betrekken. De SARC vindt dat echter niet altijd zo eenvoudig. Kan er niet over worden nagedacht om dat bijvoorbeeld om de zes jaar te doen zoals dat bij de vennootschapswetgeving het geval is?
Over het performant crossmediaal meetsysteem zijn al heel wat bomen opgezet. Daarmee zouden de zenders hun lineair en online bereik zowel kwantitatief als kwalitatief kunnen meten. De bereikvergoeding zou op die manier accurater kunnen worden berekend. Ook voor de evaluatie van de werking in functie van de subsidieovereenkomst is dit meetsysteem onontbeerlijk. De benchmark van de administratie die we op een bepaald moment hadden gevraagd, leverde geen goede voorbeelden op. In uw conceptnota stelt u dan dat een aangepast SIM-systeem wellicht de meest haalbare oplossing is, ook op korte termijn, zei u vandaag nog.
Tijdens de commissievergadering van 6 juli leek u zelfs enigszins bereid om in een investeringssubsidie te voorzien. De vraag blijft natuurlijk of die CIM-cijfers wel representatief zijn op zenderniveau. Op dit moment is dat enkel op provinciaal niveau en dan is dat dus niet zo relevant voor de regionale omroepen. Die CIM-steekproef moet dus worden verfijnd en uitgebreid, maar wie zal dat betalen? De zenders betalen nu natuurlijk ook al erg veel aan CIM.
De kijkcijfers die de zenders via de settopboxen van de distributeurs krijgen, blijken veel accurater te zijn en soms zelfs tegengesteld aan de CIM-cijfers. Ik vind dat heel eigenaardig. Mogen ze die cijfers dan ook niet gebruiken om zelf hun bereik aan te tonen?
Wat de rol van de VRT betreft, hebt u iets gezegd over de overschakeling naar een digitaal dagboek. Strategische doelstelling 1 uit de beheersovereenkomst 2016-2020 moedigt hen aan om een technologieneutraal meetsysteem uit te bouwen, maar is dat dan het digitale dagboek? Ik denk dat daar nog een tandje mag worden bijgestoken.
Wat RTVM betreft, lezen we in de conceptnota: “Op basis van een hersteld vertrouwen en een ambitieuze strategie moeten de omroepen via RTVM meer inzetten op overheidscommunicatie en reclamewerving.” Wij vernemen echter dat de relaties met RTVM redelijk vertroebeld zijn, intussen zouden een aantal zenders hun contract hebben opgezegd. Waarom verplicht u de zenders om samen te werken met RTVM? Mogen zij zelf niet kiezen met welke nationale reclameregie zij in zee gaan? Dat ze dat natuurlijk moeten doen, daarover zijn ze het wel eens, maar er zijn blijkbaar toch andere reclameregieën.
RTVM blijft ondanks aandringen van de zenders in gebreke, bijvoorbeeld inzake de dataontsluiting. Ze krijgen daar echt te weinig gegevens van terug. Concreet: de zenders betalen een vergoeding aan RTVM maar krijgen geen analyses van de kijkcijfers die ze nodig hebben om hun beleid op af te stemmen. Bovendien is RTVM in handen van Mediahuis en Roularta. Er is dus ook een beetje gevaar voor belangenvermenging.
Wij denken dat samenwerking met een exploitatiemaatschappij aangewezen blijft. We zijn wel tevreden dat u de zenders vrijlaat om dit al dan niet te doen of om dit te doen door bijvoorbeeld zelf een exploitatiemaatschappij op te richten zoals RTV dat doet. Kunt u in dat verband wat meer toelichting geven over de op til zijnde fusie tussen Mediahuis, deBuren en Roularta om tot een gezamenlijke exploitatiemaatschappij te komen?
Wat de overheidscommunicatie betreft, is nog niet duidelijk of er al concrete stappen vooruit zijn gezet om via het externe reclamebureau contracten te sluiten zodat ook de regionale omroepen als kanaal voor overheidscommunicatie worden ingezet.
De zendgebieden blijven behouden, waar wij volledig achter staan, maar zenders mogen wel fuseren. De vraag is dan wel of ze hun dubbele subsidies behouden.
Wat de bandbreedte betreft, hebben we in het regeerakkoord afgesproken met betrekking tot de regionale televisieomroepen: “De gevolgen van het nieuwe decretale kader voor de regionale televisieomroepen monitoren we op economische leefbaarheid. We zorgen ervoor dat deze omroepen op alle digitale platformen aanwezig kunnen zijn en over voldoende technische bandbreedte beschikken.”
Wat is daar de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen met de distributeurs om in voldoende bandbreedte te voorzien voor het signaal van de regionale omroepen? De zenders hebben immers zware investeringen gedaan om hun uitzendingen in HD te produceren, maar omdat de distributeurs hun signalen comprimeren, komen deze in een redelijk belabberde beeldkwaliteit bij de kijkers terecht. Dat geeft totaal onterecht een vrij amateuristische indruk. Als de VRT de beelden van de regionale omroepen overneemt, dan kan men zien dat ze in perfecte kwaliteit geproduceerd zijn. De verantwoordelijkheid ligt daar echt duidelijk bij de distributeurs.
De heer Bajart heeft het woord.
Het nieuwe decreet geeft de regionale omroepen een vrijheid om zichzelf te organiseren en hun economische leefbaarheid veilig te stellen. Met vrijheid komt uiteraard ook verantwoordelijkheid, verantwoordelijkheid om de opdrachten in een economisch gezonde situatie te volbrengen. Daar faciliteert de overheid enkel waar nodig. Achter dat uitgangspunt kunnen wij ons scharen.
Minister, ik heb een vraag in verband met de preferentiële oplossing voor RINGtv. Hoe zou die er uitzien? De uitdagingen voor de zender zijn immers niet min. Er is een veranderd publiek met meer anderstaligen en een grote mate van heterogeniteit, met de noordrand, de westrand en de oostrand van Brussel. Dat publiek heeft elk verschillende verwachtingen inzake nieuwsaanbod. Kunt u daar wat meer uitleg bij geven?
Minister, bij lezing van de conceptnota vroeg ik mij af waarom vzw’s of regionale omroepen zelf geen majeure aandeelhouder mogen zijn van hun exploitatiemaatschappij. Het is echt een vraag naar het waarom. Ik begrijp niet waarom dit beperkend zou moeten zijn, des te meer omdat samenwerking ook niet verplicht is. Er is een vrijheidsgraad, maar als je toch een scheiding maakt tussen redactioneel werk en exploitatie, dan mag je die link toch niet sterk maken. Bij BRUZZ loopt dat allemaal samen, denk ik. Waarom is deze beperking er?
Ik wil me aansluiten bij wat de anderen hebben gezegd over het geloof in het belang van regionale informatie en regionale televisie als informatiedrager.
Ik sluit me aan bij de opmerkingen over het belang van het meetinstrument en de ellende om dat meetinstrument op een goede manier tot stand te brengen. Ik heb uit uw antwoord begrepen dat u bereid bent om mee te zoeken naar oplossingen en eventueel zelfs ondersteunend te werken. Ik kan dat alleen maar appreciëren. Dat meetinstrument is nodig om het reclamebereik en het niet-lineaire bereik van de regionale televisie goed in beeld te krijgen.
Ik ben een beetje verbaasd dat er in de conceptnota geen enkele bijstelling van de zendgebieden wordt vooropgezet. We weten dat er op het terrein een aantal krakkemikkige zendgebieden zijn. Dat is misschien raar uitgedrukt, maar u weet wat ik bedoel. Ik begrijp heel goed dat vzw’s die de regionale televisie dragen, niet graag veranderen. Ik begrijp dat, maar gelet op de precaire financiële situatie van sommige omroepen is het zinvol om dat bij de decretale inspanning die zal volgen na deze conceptnota eventueel wel te doen. Ik begrijp dat dit lastig is en dat men daar wellicht geen compromis over zal vinden tussen de betrokken zenders die die gebieden bestrijken, maar het zou echt wel zinvol zijn. Ik wil ook geen geograaf van dienst zijn die zegt welke verzorgingsgebieden voor welke zender het beste zouden zijn.
Ik wil een positief voorbeeld geven. In West-Vlaanderen werken Focus en WTV heel intens samen. Ze hebben één redactie op één plek met één aansturing. Het gebeurt wel eens dat je ook items uit het andere zendgebied krijgt als die van West-Vlaams belang zijn. Dat verrijkt de inhoud van de zender en maakt het iets minder petieterig. Kijk eens over het muurtje, zou ik zeggen. Ik vind het jammer dat die kans niet wordt geboden. Mogelijk bijstellingen gebeuren in onderling overleg en ik zie het in alle eerlijkheid niet echt gebeuren, maar soms kunnen er opportunistische afwegingen spelen. Voor mij is een bijsturing aan de orde, maar ik weet dat het zeer moeilijk is.
De benadering dat de vzw’s het Cultuurpact moeten volgen, vind ik zeer goed. Ik ben een zeer koele minnaar van het Cultuurpact, maar ik ben wel een zeer grote minnaar van de evenredigheid en het betrekken van minoritaire ideologische fracties in dat soort verhalen. Het Cultuurpact betekent niet dat er politici in moeten worden gestopt, integendeel, maar de veelzijdigheid van het Vlaamse landschap of de regio moet gerepresenteerd zijn in het bestuur.
Er zijn een aantal zenders die gesco’s in dienst hebben, nog uit ‘illo tempore’ toen de dieren nog spraken. De regionale televisiezenders als non-profitorganisaties konden ook aanspraak maken op gesco’s. Worden die verlengd in de toekomst of staan die op de tocht? Wat betekent dit dan voor die zenders?
Ik heb nog een delicate vraag en ik dring niet noodzakelijk aan op een antwoord als u dat niet kunt geven. Tot mijn eigen verbazing is mijn eigen regionale televisiezender, Focus-WTV, al maanden in financiële crisis. Men heeft zich maanden gesleept door het zoeken naar voldoende reclame-inkomsten om de lonen te kunnen betalen. Ik vertel geen fabeltje. Ze hebben maanden gebalanceerd op de rand van het faillissement. Men heeft nu een lening kunnen afsluiten om een overbruggingsperiode tot het najaar mogelijk te maken. U weet ook dat reclame-inkomsten voor een omroep in de zomer slechter zijn dan de mogelijkheden in de wintermaanden. Er is in die maanden gewoonweg meer bereik waardoor er meer adverteerders zijn en er zijn ook meer consumentgerichte activiteiten die daartoe aanzetten. Is dat een uitzonderlijke situatie? Ik was verbaasd want uit het rapport dat aan de basis ligt van uw conceptnota, bleek dat niet zo uitdrukkelijk. Is die zeer precaire financiële situatie uitzonderlijk voor regionale televisiezenders?
Ik zal beginnen met een algemene kadering om nadien in te gaan op de specifieke vragen.
Het spreekt voor zich dat we in een veranderend kader zitten op verschillende vlakken. Er zijn enerzijds onze veranderingsmogelijkheden als overheid – parlement en regering bedoel ik daarmee – om de context van het decretale kader voor de regionale omroepen bij te sturen en aan te passen, maar we zijn natuurlijk niet de enigen. We doen met de conceptnota ons deel van de oefening. We zullen dat verder in de samenwerkingsovereenkomsten en het gewijzigde decreet vertalen.
Het is echter duidelijk dat we niet alleen aan zet zijn. Er zijn ook bepaalde economische ontwikkelingen. Ik zal het dan niet hebben over macro-ontwikkelingen wereldwijd, want dat is nog iets anders. Ik wijs bijvoorbeeld op het feit dat een aantal grotere spelers in Vlaanderen een grote exploitatiemaatschappij aan het maken zijn. Dat is een economisch feit waar we niet omheen kunnen en dat een invloed – zowel positief als misschien gedeeltelijk negatief – kan hebben ten aanzien van het hele veld.
Een derde element van verandering is de digitale omslag. Sommigen zouden kunnen zeggen dat het nieuws dat de regionale omroepen op het internetplatform van de VRT brengen, geen grote impact zal hebben, maar we weten het niet. Het zou wel eens juist een heel grote impact kunnen zijn, met positieve en negatieve elementen.
Er verandert dus heel veel tegelijk. We hebben impact op een aantal zaken, maar op digitale technologische evoluties, wensen van consumenten en economische veranderingen hebben we dat veel minder.
Waar zitten we nu? We zijn gestart vanuit de shocktherapie van de evaluatie van eind vorig jaar. Er zijn inmiddels zeer veel gesprekken gebeurd.
Voorzitter, ik zal bij de verschillende regionale televisiezenders navragen wat dit betekent voor hun financiële toestand in het algemeen. Ik kan daar niet voor de vuist weg op antwoorden. Ik zal proberen om dit aan de commissie in een geclusterd antwoord te geven. We kunnen wel zien dat er een aantal positieve evoluties zijn binnen de regionale omroepen zelf. De fase waarin we nu zitten – na het kader van de conceptnota – is absolute zekerheid bieden aan de regionale omroepen dat de samenwerkingsovereenkomsten op tijd ondertekend zullen zijn. We zullen daar ook in slagen. Op die manier kan de continuïteit voldoende worden gegarandeerd.
Mevrouw Brouwers, u vroeg naar een aantal decretale aanpassingen. Die zullen op het niveau van de regering al in het najaar worden besproken, maar zullen pas in het voorjaar in het parlement komen. We zullen daar dan via de nodige overgangsmaatregelen mee rekening houden.
De centrale discussie over het meetinstrument zal nog niet zijn afgehandeld zijn tegen het einde van het jaar. Het is niet dat we dat niet zouden willen, maar er is momenteel geen ideaal systeem op de markt. Ofwel beperkt men zich tot de zekerheid van de CIM met alle beperkingen en mogelijkheden van dien, ofwel bewandelt men andere paden. Het is fascinerend te zien dat er bij distributeurs soms complementaire cijfers zijn, maar soms ook tegengestelde cijfers over bereik. Misschien moeten we evolueren naar complementaire en gemengde modellen. Op dit ogenblik hebben we nog geen gestabiliseerd instrument dat ons voldoende perspectief biedt.
Naast het verder verstrekken van steun door de Vlaamse overheid aan de regionale omroepen voor bereikmeting, waarderingscijfers en ondertiteling, is er ook de bereidheid tot medewerking aan het zoeken naar een gezamenlijk meetinstrument. Het zal eerder een engagementsverbintenis zijn dan een resultaatsverbintenis. Is dit een oormerking? Neen, dit is geen even duidelijke oormerking als ondertiteling. We geven de middelen en we willen dat ze goed kijken wat het bereik en de waardering zijn, dat ze ondertitelen, maar verder vinden we dat het collectief nodig is om tot dat gezamenlijk meetinstrument te komen. In die zin is dat een werkbare oplossing ten aanzien van de verschillende spelers. We hebben daar ook geen onrustwekkende reacties op gekregen.
We zijn nog volop bezig met de discussie over welk meetplatform, de performantie ervan, de kost van de investering en de reguliere kost. Dat verhaal is zeker nog niet afgelopen.
Mevrouw Segers, ik wil daar natuurlijk zo veel mogelijk spelers bij betrekken. Dan komen we terug bij Media ID. Het kan echter ook gewoon de zaken vertragen en bemoeilijken. U weet ook hoe de zaak met Media ID is verlopen. Ik wil dus met het platform van de gezamenlijke regionale omroepen enerzijds en de VRT anderzijds bekijken hoe we daarin het verst kunnen geraken. Misschien moeten we inderdaad wel, voor zover dat geaggregeerde cijfers kunnen worden genoemd, de complementariteit van de door mevrouw Brouwers gesuggereerde bijkomende cijfers in rekening brengen, zodat we vanuit een gewogen meting bijkomende wetenschap kunnen opbouwen. Dat is daarom nog geen coherent en gezamenlijk platform, maar alle cijfers die we nu kunnen hebben, kunnen ons eigenlijk helpen zolang we geen eenheidsplatform hebben. Maar goed, daar wordt dus zeker verder aan gewerkt.
Ik heb RTVM als belangrijke partner naar voren geschoven omdat dat zo is, maar er is inderdaad geen verplichting. Men kan met andere partners werken. Dat kon voordien ook al. Ik kan u geen details geven over de toenadering van enkele grote mediabedrijven tot elkaar en het oprichten van een gezamenlijke exploitatiemaatschappij. Het is moeilijk voor mij om dat te doen. We weten allemaal dat daar dingen bezig zijn en dat ook de gesprekken van die potentiële nieuwe partners met de regionale omroepen aan de gang zijn, met de nodige diplomatie en overtuigingskracht, maar inderdaad ook met de nodige vrijheid, omdat men nog altijd zijn eigen exploitatiemaatschappij of partner kan kiezen. Dat weet ik wel. Iedere omroep zal ter zake gewoon voor zichzelf de pro’s en de contra’s van bepaalde partners naast elkaar moeten leggen, zowel qua economische slagkracht als qua redactionele onafhankelijkheid. Daarmee zeg ik natuurlijk niets nieuws.
Mevrouw Brouwers, u stelde de vraag wat er gebeurt als men fuseert, of men dan nog de volledige subsidie krijgt. Ik wil dat eens van naderbij bekijken. Het is een pertinente vraag. Zijn er ter zake tussenoplossingen of gecombineerde oplossingen mogelijk? Dat wil ik eens bekijken. Momenteel rijst het probleem nog niet, maar we kunnen inderdaad ook niet zeggen dat het zich de komende maanden of jaren niet zou kunnen aandienen.
Ik zal u schriftelijk ook de stand van zaken bezorgen in verband met de onderhandelingen of de gesprekken tussen de regionale omroepen en de distributeurs en de juiste bandbreedte waarop zij kwalitatief hun uitzendingen kunnen plaatsen.
Mijnheer Bajart, nog even geduld wat RINGtv betreft. Het engagement is er wel degelijk. Dat is duidelijk. Dat engagement willen en moeten wij dus ook nakomen. Maar hoe we dat precies gaan doen, daarvoor moet u mij nog enige tijd geven. Dat komt er echter aan.
Dan zijn er de verhoudingen, de percentages van de participatie van de vzw’s in de exploitatiemaatschappij. We denken dat we ter zake een ander en mogelijk ook beter evenwicht hebben vooropgesteld dan voorheen. Dat is een beetje de discussie. Afhankelijk van de particuliere regionale omroep dan wel de exploitatiemaatschappij of de vzw zal men ter zake ook steeds andere verhoudingen vooropstellen: 50 procent, 25 procent... Ik stel voor dat we dit debat verder bekijken op het ogenblik dat daar ook decretaal de nodige duidelijkheid over komt. Ik ga het nu niet te relativerend bekijken: your guess is as good as mine. Er zijn zowel argumenten om het op het ene percentage als op het andere te brengen, of op een tussenpercentage. Ik laat ter zake zeker nog de deur op een kier voor de visies en de argumenten die vanuit het parlement komen. We hebben gezocht naar een werkbaar evenwicht. Dat is in elk geval de bedoeling geweest.
Mijnheer Caron, zendgebieden wijzigen in onderling overleg lijkt me nu niet meteen de beste mogelijkheid. Daar zijn toch ook decretale consequenties aan verbonden. Ik weet dat vanuit een technocratisch perspectief, en dus niet louter een politiek perspectief, een wijziging van zendgebieden altijd bespreekbaar of misschien zelfs wenselijk kan zijn, maar het is anderzijds een kaartenhuisje, of een mikadospel, waarbij men wel weet waar men begint, maar niet waar men eindigt.
Na rijp beraad is dus beslist om ter zake geen wijzigingen aan te brengen.
Dan was er uw vraag over de gesco’s die zijn toegewezen aan bepaalde regionale omroepen. We hebben inderdaad vastgesteld bij de regularisatie van de gesco’s in de subsidie-enveloppes van de door ons gesubsidieerde organisaties, de operatie die u kent, dat aan één regionale omroep in het bijzonder een disproportioneel groot aantal gesco’s was toegewezen in illo tempore.
In tempore non suspecto. Was dat de enige?
Non suspecto, ik zou het wel veeleer anders durven te benoemen, maar ik ga vriendelijk blijven voor voorgangers. Het was op geen enkele manier te verantwoorden dat een dergelijk groot aantal gesco’s aan één regionale omroep was toegewezen, en niet aan andere. Daar hebben wij dan ook een einde aan gesteld. We weten dat dat inderdaad gevolgen kan hebben voor de betrokken omroep, maar het is niet omdat men destijds de kortste weg naar het kabinet van de minister kende, want het spijt me, daar kwam het op neer en – als ik me niet vergis, ik wil het u bevestigen – acht gesco’s kon krijgen, en anderen daarvan niet op de hoogte waren of dat niet deden, dat ik argumenten heb om dat systeem in stand te houden. Met alle respect, maar dat ging niet. Dat is helemaal niet bedoeld ten aanzien van deze of gene regionale omroep. Dat zit dus wel degelijk in het uitdoofscenario dat u kent, mijnheer Caron, waarbij men in het lopende jaar nog 66 procent van de bedragen krijgt, omdat we toch besturen met een menselijk gelaat, en dan 33 procent volgend jaar, en daarna is het afgelopen. Het gelijkheidsbeginsel was daar dusdanig onder druk dat we niet anders konden dan ingrijpen.
We zullen nagaan of er nog andere omroepen waren met gesco-ondersteuning. Ik meen van niet, maar ik ga het toch nog even nagaan. Zeker niet in die verhouding. Het verwondert me dat die vraag nu pas wordt gesteld. Ik had daarover mogelijke vragen verwacht bij de hele gesco-omschakeling op zich. Het is echter een vraag die terecht kan worden gesteld, ook vanuit democratisch oogpunt, vind ik. U weet dat we de gesco’s eigenlijk overal hebben laten bestaan waar er een decretale verankering was, waar er dus vaste subsidies en vaste reglementen en decreten waren voor bepaalde vzw’s. Dan zijn die aan de enveloppe toegevoegd in nagenoeg alle gevallen. In nagenoeg alle andere gevallen is er een regularisatie gebeurd, omdat er echt wel een aantal scheeftrekkingen op het terrein waren gebeurd, historisch te verantwoorden, zal ik maar neutraal zeggen. Het spreekt voor zich dat wij die nieuwe middelen dan over het algemeen voor de versterking van de projectmiddelen van diverse subsidielijnen in het Departement Cultuur, Jeugd en Media hebben ingeschakeld. Die middelen zijn dus niet verloren, met andere woorden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Misschien heb ik daarnet in mijn repliek niet genoeg benadrukt dat het voor onze fractie uiteraard ook buiten kijf staat dat we van mening zijn dat de regionale zenders een heel belangrijke rol spelen in een regio, voor sociale cohesie, voor nieuwswerving. Lokaal nieuws is zeer belangrijk voor mensen. Het staat voor ons dus ook buiten kijf dat het ondersteunen van de regionale zenders door Vlaanderen een goede zaak is. Uiteraard mogen daar echter ook een aantal verwachtingen tegenover staan, in de eerste plaats inzake kwaliteit: het bedienen van de inwoners in het zendgebied op een goede, kwalitatieve manier is essentieel.
Er zijn nog twee zaken waarop u niet echt bent ingegaan, denk ik, tenzij ik het niet goed heb gehoord. Er is ten eerste de samenstelling van de raden van bestuur en de mate waarin die conform moet zijn met het Cultuurpact. Kunt u die redenering nader toelichten? De tweede zaak betreft de opmerking die de SARC had gemaakt met betrekking tot de regionale omroepen die met een exploitatiemaatschappij werken. Ik volg de bedenking die de SARC maakt: waarom is dat aandeelhouderschap van de vzw’s in de exploitatiemaatschappijen beperkt tot die 25 procent plus één, zeker gezien het feit dat het een vrije keuze is? Men kan ook gewoon alleen met de vzw werken. Het lijkt me toch goed dat die vzw kan meebeslissen, dat die een belangrijke stem moet kunnen hebben inzake de verdeling van middelen, zeker als die gaan naar redactionele opdrachten.
Wat RINGtv betreft, het is goed dat collega Bajart al eens probeerde te hengelen naar hoe u dat concreet ziet. Ik wil dat eigenlijk nog eens herhalen. Kunt u een tipje van de sluier oplichten? Hoe ziet u dat concreet? In welke mate zult u precies tegemoetkomen aan de specificiteit, aan de specifieke problematiek van RINGtv, dat toch werkt in een niet-homogeen zendgebied met enorm veel anderstaligen? Ze zetten daar trouwens ook enorm op in. Volgende week organiseren ze een congres over de rol van de regionale omroepen bij het aanleren van taal, wat een zeer goed initiatief is.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, u hebt zelf al aangegeven dat, althans voor die onderdelen waarvoor een decreetswijziging nodig is, we hier uiteraard nog volop de gelegenheid zullen hebben om het daarover te hebben. Ik denk dat het aandeel van de vzw’s in de exploitatiemaatschappijen daar een onderdeel van is. Ik denk dat dat in het decreet zou moeten. Zoals u zelf ook aangeeft, daarover kan men verschillende meningen hebben. Ik zou me kunnen voorstellen dat dat misschien een compromis of een soort middenweg was, als je weet dat die exploitatiemaatschappijen eigenlijk zelf ook die zendvergunningen wilden en die niet hebben gekregen. Het was dan misschien een pleistertje op de wonde om te beslissen te gaan schuiven met die aandelen. Dat zou ik me kunnen voorstellen.
Minister Gatz heeft het woord.
Zoals gewoonlijk is de heer Vandaele een zeer goed observator. Soms is zijn lange ervaring in het parlement voor hem ook een voordeel. (Gelach)
Veel te kort in het parlement.
Ik ga echter inderdaad zeker in op uw betoog door te zeggen dat we dat debat nog ten gronde zullen voeren op het ogenblik dat het ontwerp van decreet hier zal aankomen en zal worden verantwoord. Wat mij betreft, kunnen we daar dan zeker nog een open debat over hebben. Daar heb ik geen problemen mee.
Wat RINGtv betreft, is het nog even wachten, het spijt me. Meer kan ik daarover niet zeggen.
Wat de samenstellingen van de raden van bestuur betreft, inderdaad, we zullen daar ook decretaal de nodige vertalingen aan geven, en ook nog eens het oordeel van de Raad van State opdiepen waarnaar de heer Vandaele verwees. Op zich zal er immers waarschijnlijk geen reden zijn om de draagwijdte van dat advies veranderd te zien. Er is niet echt iets veranderd op macrovlak aan de relatie tussen de overheid en de vzw’s om het eigenaar-zijn van de regionale omroepen anders te zien. Tegelijkertijd voelt iedereen wel aan dat, als het dan al niet de letter van het Cultuurpact moet of mag of kan zijn, in elk geval de geest ervan het best toch wel meer moet worden benaderd. We horen immers vanuit een aantal hoeken dat er in bepaalde vzw’s – ik zeg ‘bepaalde’, daarom niet in alle – onevenwichten zijn, en het is gewoon beter voor het draagvlak van een regionale zender om een brede raad van bestuur te hebben. We zullen er dus voor zorgen dat we ook op dat vlak lijnen uitzetten die duidelijk genoeg zijn voor iedereen, maar die komen ook terug wanneer het ontwerp van decreet er is.
De vraag om uitleg en de bespreking zijn afgehandeld.