Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik wil onze grote bekommernis om betaalbaar onderwijs en het laag houden van de studiekosten nog eens onder de aandacht brengen. Zo komen we al snel bij de studiekostenmonitor. Die werd een aantal jaren geleden nog door uw voorganger besteld om zicht te krijgen op de reële studiekosten in de verschillende onderwijsvormen en niveaus en hoe we aan kostenbeheersing kunnen doen. Ik denk dat iedereen daar belang bij heeft om gelijke kansen te waarborgen voor elk kind. Niet de kosten mogen de studiekeuze bepalen, maar wel de talenten en de interesses van de leerling.
De studiekostenmonitor werd vorig jaar opgeleverd. U liet toen weten dat dat nog geen kostenoverzicht was, maar een theoretisch model en afnamemethodiek, met andere woorden een instrument met als doel studiekosten transparant te maken.
– Kathleen Helsen treedt als voorzitter op.
We zijn een jaar verder en mijn vraag luidt hoe de afname heeft plaatsgevonden. Heeft men een representatief staal van scholen bevraagd? Heeft men alle scholen bevraagd? Wanneer krijgen we hier concrete resultaten van die bevraging?
Er zou duidelijkheid komen over de private kosten die verbonden zijn aan onderwijsdeelname op de verschillende niveaus. Wat is onderwijsgerelateerd en wat niet? Hoe ziet de samenstelling van die kosten eruit? Wat is de omvang van de eigenlijke studiekosten en van de andere uitgaven? Wat zijn strikte studiekosten zoals inschrijvingsgeld, schoolartikelen, specifieke kledij? Wat zijn ruime studiekosten zoals uitstappen, opvang, ‘leefkosten’ zoals voeding, kot, vervoer? Wat zijn ‘indirecte kosten’ zoals de tijd die men spendeert in functie van een studie waardoor men soms minder gaat werken? Al die kosten zouden in kaart worden gebracht en de verschillende elementen zouden worden verduidelijkt.
Er zou inzicht komen in de mate waarin de kosten verschillen in functie van de opleidingskenmerken zoals het niveau, de studiegebieden en de leerjaren. In welke mate verschillen de kosten naargelang specifieke instellingskenmerken zoals de instellingsgrootte en verstedelijkingsgraad? Misschien zijn de kosten in een bepaald net hoger dan in een ander. Of hoger in de stad dan op het platteland of net omgekeerd. Misschien is er een link tussen de schoolpopulatie en de kosten.
Is er een verschil naargelang de gezinskenmerken? Enzovoort.
Wat is de evolutie van de studiekosten over de jaren heen? Ook daarin zou er duidelijkheid komen.
Dat zijn uiteraard allemaal vragen waarover scholen, ouders en leerlingen graag klaarheid krijgen. Het onderzoeksinstrument is opgeleverd en meer dan een volledig schooljaar beschikbaar. U gaf vorig jaar aan dat u prioriteit wilt geven aan het doorlichten van het secundair onderwijs omdat er daar geen verplichte maximumfactuur bestaat en de schoolkosten voor sommige richtingen en scholen de pan uit swingen, maar minstens erg uiteenlopend zijn.
We manen met z’n allen scholen aan om hun eigen schoolrekening kritisch onder de loep te nemen. Dat is een goede zaak. Er bestaan ook good practices, bijvoorbeeld de maximumfactuur van de provinciale scholen in Antwerpen. Men geeft daar aan dat de schoolkosten effectief drastisch gedaald zijn door het instrumentarium dat men daar heeft ontwikkeld en dat er inderdaad een variabele maximumfactuur is die gelinkt is aan de studiekeuze en het opleidingsaanbod.
Minister, wanneer zijn de eerste resultaten van de studiekostenmonitor beschikbaar? Wat is de stand van zaken? Op welke van bovenstaande aspecten die worden gemeten in het kader van de studiekostenmonitor hebt u duidelijkheid? Op welke nog niet? En welke maatregelen neemt u om de schoolkosten terug te dringen, uiteraard gebaseerd op de resultaten uit de studiekostenmonitor?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, in september 2016 hebt u al een vraag gesteld. Ik heb toen de methodiek van de studiekostenmonitor toegelicht. Mijn mensen hebben dat nu nog eens allemaal op papier gezet. Ik zal dat uiteraard niet allemaal herhalen.
Tussen april en juni 2017 hebben we 663 scholen telefonisch gecontacteerd met de vraag of ze bereid waren om deel te nemen aan het onderzoek. Deze scholen werden geselecteerd op basis van een representatieve steekproef, aangevuld met de scholen die deelnemen aan het project ‘Samen tegen onbetaalde schoolfacturen’. U weet dat we een project hebben lopen, waarbij scholen kostenbeheersend willen werken. Van de 663 scholen die telefonisch werden gecontacteerd, hebben 300 scholen hun deelname aan het onderzoek bevestigd. Dat is nu definitief. Ondertussen kregen die scholen een e-mail met meer informatie over hun selectie en de selectie van leerlingen die bevraagd worden binnen de school.
De scholen – die 300 – hebben die informatie verspreid onder de ouders in de eerste week van september. De onderzoekers schatten in dat op deze manier informatie verkregen kan worden van de studiekosten van 30.800 leerlingen: 10.080 leerlingen gewoon basisonderwijs, 1350 leerlingen buitengewoon basisonderwijs, 1750 leerlingen buitengewoon secundair onderwijs en 17.620 leerlingen gewoon secundair onderwijs.
Mevrouw Gennez, voor het gewoon secundair onderwijs is er vervolgens een opsplitsing gemaakt tussen de verschillende richtingen, aangezien die kosten ook helemaal anders zijn. In de eerste graad kiezen we een klas per leerjaar in de A-stroom en een klas per leerjaar in de B-stroom.
Voor de bovenbouw hebben de onderzoekers een tot drie studiegebieden gekozen naargelang het aanbod. Binnen een studiegebied hebben we dan alle leerlingen van een richting die aangeboden wordt in de volledige bovenbouw geselecteerd.
Als het studiegebied zowel technisch secundair onderwijs (tso) als beroepssecundair onderwijs (bso) is, dan maken we een selectie van de richtingen voor dat studiegebied. Er zijn heel wat richtingen, mevrouw Gennez. We proberen zo veel mogelijk te dekken.
De monitor loopt nu, sinds 1 september, in de 300 scholen. Alle kosten komen daarin, zoals u al werd meegedeeld.
Naast een bevraging van de ouders tijdens het eerste en derde semester, zullen ook de directies van de deelnemende scholen actief monitoren. Dus ook zij doen dit.
Wij verwachten de resultaten na afloop van dit schooljaar. Dan hebben we alle data. We zullen samen met de onderzoekers toelichting geven over de resultaten zodra we ze ontvangen hebben. Ook de deelnemende scholen krijgen individuele feedback in het rapport.
Dit schooljaar wordt alles dus in beeld gebracht. Ondertussen zitten we niet stil. Eind vorig schooljaar hebben 45 secundaire scholen de handen in elkaar geslagen met ons voor het project ‘Samen tegen onbetaalde schoolfacturen’. Het gaat om scholen in het algemeen secundair onderwijs (aso), bso, tso, het buitengewoon secundair onderwijs (buso) en zelfs de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (OKAN), kleuter, lager en secundair onderwijs die begeleiding op maat te krijgen om de studiekosten te laten dalen. Want dit is niet alleen afhankelijk van de studierichting die je volgt, maar ook van de globale aanpak binnen de school.
Gedurende een volledig schooljaar – dit schooljaar – krijgen de scholen trajectbegeleiding en werken ze rond drie pijlers: kostenbeheersing, communicatie en menselijke inning van de rekeningen.
Mevrouw Gennez, na dit schooljaar zullen we dus niet alleen zicht hebben op de output van wat nu allemaal gevolgd is, maar ook zicht op de methodieken die zijn ontwikkeld om die kosten onder controle te houden.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, begrijp ik het goed als u zegt dat we eigenlijk pas dit schooljaar beginnen te meten? Want de studiekostenmonitor is toch wel al een jaar geleden opgeleverd, had ik begrepen? Waarom hebben we dan vorig schooljaar niet gemeten? Want meten is weten, en op basis daarvan kun je dan concrete maatregelen treffen. Het sleept allemaal nogal lang aan.
En ondertussen hebt u ook gezien aan het begin van het schooljaar dat onder andere het Netwerk tegen Armoede nogmaals aanklaagt dat, zeker in tso- en bso-richtingen in het secundair onderwijs, waar er dus geen maximumfactuur is, de schoolkosten toch wel echt een zware dobber zijn in de maand september.
Gespreid betalen is op heel veel plaatsen nog niet aan de orde. We hebben het verhaal van de incassobureaus. Je ziet ook steeds meer dat boeken rechtstreeks van de uitgever bij de mensen thuis worden geleverd en dat de school zelfs niet meer intervenieert. Ik vind dat allemaal geen goede evoluties, maar de scholen zijn vaak genoodzaakt om over te gaan tot dit soort drastische maatregelen omdat het water hun aan de lippen staat door de drastische besparingen, ook op de werkingsmiddelen. Hun rest maar één oplossing: de kosten doorrekenen aan de ouders. Ik vind dat een zeer gevaarlijke evolutie.
Wij hebben – en ik denk tot tevredenheid van velen – in het kleuter- en basisonderwijs de maximumfactuur ingevoerd. Dat ging gepaard met de verhoging van de werkingsmiddelen. Zeker voor de eerste graad secundair onderwijs moeten we, wat ons betreft, hetzelfde doen omdat sowieso de financiële situatie van de ouders nooit de studiekeuze van het kind mag bepalen. Als we talenten in onze samenleving willen valoriseren en niet verspillen, dan is het de verdomde plicht van de Vlaamse Regering om ons onderwijs zodanig te financieren dat de kosten van het leerplichtonderwijs niet naar de ouders worden doorgeschoven en dat scholen voldoende zijn toegerust met mensen en middelen om dat leerplichtonderwijs kosteloos te kunnen organiseren.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik had een vraag ingediend die werd geweigerd om ik weet niet meer welke reden. Hij ging over de hoge kostprijs van de invulboeken. Dat was een bericht in augustus in Gazet Van Antwerpen. Een aantal experts stelden vragen, eerst en vooral over het pedagogische nut van invulhandboeken. Daarnaast stelden zij ook dat de invulboeken, waarmee zo vaak wordt gewerkt, bijzonder duur zijn. Ze zijn gemaakt voor eenmalig gebruik. Ze worden zelden volledig benut. Het artikel vermeldde ook prijzen van zo’n boekenpakket: 425 euro of gemiddeld 300 euro. Als je drie kinderen hebt, is dat 900 euro voor invulboeken waarvan experts het nut betwisten. Bovendien zijn ze niet erg duurzaam omdat ze op die manier worden gebruikt. Minister, wat is uw standpunt daarover? Dat is een echte kostendrijver. Aangezien die vraag niet apart zal worden gesteld, wilde ik hem hier even aanhalen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik vind de studiekostenmonitor om twee redenen een zeer interessant instrument. Ten eerste voor de overheid om daar een objectief zicht op te krijgen, maar ook voor de scholen. Die verschieten soms bij wat ze vragen. Maar de studiekostenmonitor objectiveert ook datgene waar we iets aan kunnen doen. Dat is iets anders dan te zeggen dat alles tot 0 euro moet worden herleid. Ik herinner mij de vorige vragen hierover. Er is natuurlijk ook de kinderbijslag. Voor ouders die het moeilijk hebben zijn er studiebeurzen. De maximale studiebeurzen in het lager en secundair onderwijs voor mensen in een precaire financiële situatie zijn vele malen hoger dan de maximale facturen. Ik roep daarom op tot enige nuance in het debat. Maar ik ben ook benieuwd naar het uiteindelijke resultaat en de oplevering van de studiekostenmonitor. Daar kijkt mijn fractie naar uit.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, we kunnen elkaar over die monitor in de haren vliegen. We gaan dat vandaag niet doen. Maar ik was zelf bijzonder ontgoocheld toen ik de monitor opgeleverd kreeg omdat dit een instrument bleek te zijn en niet een resultaat. Ik dacht dat ik een output ging krijgen, maar dat was het niet. (Opmerkingen van Jos De Meyer)
Ja, het heeft heel veel gekost.
We moesten dan op zoek gaan naar wie de wetenschappelijke validatie gaat doen van wat we zullen monitoren. Ik heb websites van collega’s gezien die de hele wereld oproepen om de schoolkosten op te geven. Dat is interessant, maar in wetenschappelijk opzicht ben je daar natuurlijk niets mee. Wij moesten dan op zoek gaan naar wie dat voor ons ging doen. Uiteindelijk hebben we een nieuw steunpunt opgericht. Zij rollen dat nu uit en wij zijn gerust dat dat wetenschappelijk oké zal zijn. Het is waar dat dat wat tijd in beslag heeft genomen. Bovendien moet je ook kunnen starten in september. Je moet rekening houden met de duurste maand, en dat is toch september.
Mijnheer Daniëls, u zei daarnet dat we zicht moeten krijgen op de kosten. Voor mij is het interessant om zowel scholen te hebben die al zeer sterk kostenbeheersend werken als andere scholen. We moeten die spanning zien tussen hoe het kan als je goed werkt en hoe het niet kan. Dan is ‘maximumfactuur’ het ideale woord. Ik heb dat nooit weggegooid, maar ik wil wel weten wat het dan is. Voor mij is het ook van belang om een objectivering te kunnen doen van de kosten die al dan niet kunnen worden doorgerekend, afhankelijk van de studierichting. Ik heb gezien dat het provinciaal onderwijs dat doet, maar dat betreft een beperkt aantal scholen. Zij injecteren ook zelf veel middelen in het onderwijs. En zij hebben verschillende gradaties naargelang van de studierichting. Mij interesseert dat, maar dit model is niet van toepassing op alle scholen. Zo heeft het gemeenschapsonderwijs een heel ander systeem. De enige die extra kan financieren, is de Vlaamse overheid. Als de provincies of het gemeentelijk onderwijs beslissen om extra middelen in hun onderwijs te investeren, mag je daar eigenlijk geen rekening mee houden als je het hebt over de maximale bijdrage die we zouden vragen. Ik heb dus een geobjectiveerd geheel nodig. Voor mij zou het zeer nuttig zijn indien dit zou kunnen.
Bovendien, mevrouw Gennez, had die monitor eigenlijk al wat vroeger moeten zijn opgeleverd. Dat is niet gebeurd. Ik heb het net nog eens nagevraagd. Men zegt me dat die begin oktober 2016 moest zijn opgeleverd. Dan ben je natuurlijk al voorbij september 2016. Dat is dus ook een vervelende kwestie.
Samen met u zal ik er echter een erezaak van maken om die kosten eindelijk proper in beeld te brengen, zodat we goede conclusies kunnen trekken. Ik gooi dat idee dus zeker niet weg, maar we moeten wel een zicht krijgen op wat nu de prijs van een studierichting is. Mevrouw Gennez, ik ben het niet helemaal eens over dat water aan de lippen, en ik denk dat het ook niet oké is om te zeggen dat scholen met kosten smijten. In heel veel scholen is dat niet het geval, is men echt zeer budgetbeheersend, houdt men heel sterk rekening met de mogelijkheden van de ouders, werkt men niet met invulboeken, gaat men ook veel boeken laten recycleren. Ik denk aan de ervaringen die ik zelf heb. Iedereen heeft ervaringen, denk ik, met zijn kinderen. In sommige scholen gebeurt dat niet, en dat vind ik een spijtige zaak. Ik denk dat het de plicht is van elke school in Vlaanderen om kostenbeheersend te werken. Het is trouwens ook pedagogisch interessant als je dat ook meegeeft aan de kinderen.
Mevrouw Gennez, wat die werkingsmiddelen betreft: we kunnen daar ook nog veel over discussiëren. U weet ook dat de btw verlaagd is tot 6 procent. Ik heb een stormvloed aan projecten gezien die worden ingediend dankzij die btw-verlaging, met scholen die nu verbouwingen willen doen of grote bouwwerken willen starten. Ik meen dus dat er ook globaal wel inspanningen kunnen worden geleverd op het vlak van de kostenbeheersing.
Mevrouw Meuleman, ik ben het voor honderd procent met u eens als het over invulboeken gaat. Ik heb me daar ook publiekelijk over uitgesproken, wat ik normaal niet doe als het gaat over uitgeverijen. We maken ook een afspraak met de uitgeverijen. Ik wil dat ten gronde doorspreken. Ik vind het eigenlijk echt niet kunnen. We leven ook in tijden van digitalisering. Heel veel scholen werken ook al met digitale zaken die kunnen worden ingevuld in de klas. Dus, nu nog werken met invulboeken, waarvan dan de blaadjes worden weggegooid, of nog erger, zoals u zelf zegt, niet worden ingevuld, waarna er dan het volgende jaar een nieuw boekenpakket is, vind ik geen goede zaak. We kunnen dat natuurlijk niet verplichten, maar deze elementen worden ook meegenomen in de monitor. We zullen daar ook een zicht op krijgen en ik hoop ook afspraken te kunnen maken met onze uitgevers wat dat betreft. Zoals we ook afspraken maken over gezonde schoolmaaltijden en het aanbod in de automaten in de scholen, hoop ik dat we in dezen ook tot een afsprakenkader kunnen komen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, zoals u zegt: wordt ongetwijfeld vervolgd. Ik wil toch even kort ingaan op wat collega Daniëls zei. Het klopt, gelukkig, dat er ook systemen van studiebeurzen zijn en dat gezinnen worden ondersteund, ook voor de kosten die verbonden zijn aan gezinsuitbreiding, zal ik maar zeggen. Als je naar kostenbeheersing kijkt, is het echter belangrijk dat de scholen daadwerkelijk worden aangemoedigd om niet de kosten te verhalen via studiebeurzen. Ik denk dus dat het belangrijk is dat echt op die beheersing wordt gewerkt, aan de bron, dus bij de inrichtende machten. Minister, gelukkig zijn er veel goede voorbeelden en gelukkig is de btw op scholenbouw verlaagd. Dat is allemaal goed nieuws, maar in de feiten zijn de studiekosten voor bepaalde studierichtingen in tso en bso echt te hoog, en dat maakt het voor gezinnen, zeker gezinnen in armoede, maar ook eenoudergezinnen, vaak zeer moeilijk om de schoolkosten te kunnen betalen. Dat is uiteraard sowieso te betreuren en te vermijden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.