Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het is mijn eerste vraag van het nieuwe parlementaire jaar en ik wil dan ook alle collega's een zeer vruchtbaar parlementair jaar toewensen.
Artikel 24 van de Grondwet garandeert de vrijheid van onderwijs. Dit impliceert dat iedereen de vrijheid heeft om een eigen school of onderwijsinstelling op te richten. Hieruit volgt dat digitale of virtuele scholen mogen worden opgericht. Vandaag zijn er meerdere instanties, opgericht vanuit privé-initiatief, die afstandsonderwijs aanbieden. Deze scholen beperken zich meestal niet tot het leerplichtonderwijs, maar richten zich ook op volwassenen, bijvoorbeeld met opleidingen richting het behalen van het diploma secundair onderwijs voor de examencommissie.
Slechts na erkenning kunnen deze onderwijsinstellingen officiële studiebewijzen uitreiken of aanspraak maken op subsidies. De erkenningsvoorwaarden worden voor het basisonderwijs opgesomd in artikel 62 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997. Voor het secundair onderwijs zijn er de artikelen 13 tot en met 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs. Een strikte beantwoording aan deze voorwaarden is echter niet mogelijk voor een digitale of virtuele school. Een van de erkenningsvoorwaarden betreft immers dat “de vestiging in gebouwen en lokalen aan de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid moet voldoen”. Ook moet de “reglementering inzake vakantieperioden en de aanwending van de onderwijstijd” in acht worden genomen. Dit is evenzeer niet van toepassing wanneer het gaat om een digitale school. Bovendien is de verplichte samenwerking met een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) slechts mogelijk na erkenning.
Minister, bent u op de hoogte van deze problematiek? Overweegt u een aparte procedure opdat scholen die afstandsonderwijs aanbieden, gericht op leerplichtonderwijs, een erkenning kunnen aanvragen? Over welke mogelijkheden beschikt een digitale school, die zich richt op leerplichtonderwijs, om alsnog samenwerking met een CLB aan te gaan?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, ik ben inderdaad op de hoogte van het bestaan van virtueel onderwijs en het feit dat op basis van de bestaande erkenningscriteria dergelijke virtuele scholen niet erkend kunnen worden. Ze kunnen moeilijk voldoen aan een aantal erkenningsvoorwaarden, waaronder deze rond infrastructuur. Het probleem is een beetje dat erkenningsvoorwaarden voor sommige scholen wel en voor andere niet toepassen, uiteraard niet mogelijk is. Wat ik niet kan doen, is het huidige erkenningsbesluit plots laten vallen. Als je iets zou overwegen, zou het iets heel apart moeten zijn. De vraag is dan of je met twee maten en twee gewichten kunt werken.
Mijn kabinet heeft naar aanleiding van een vraag tot erkenning aan de administratie en de onderwijsinspectie gevraagd om een onderzoek te voeren naar de wenselijkheid en mogelijkheden rond virtueel onderwijs. Dit onderzoek leert dat er een aantal doelgroepen zijn die mogelijk baat kunnen hebben bij virtueel onderwijs.
Ik denk bijvoorbeeld aan kinderen van Vlaamse expats, langdurig zieke kinderen. Maar voor deze doelgroepen bestaat reeds aanbod, bijvoorbeeld via internationale scholen of via synchroon internetonderwijs.
Er kunnen ook kanttekeningen geplaatst worden bij de wenselijkheid: bij deze vorm van virtueel onderwijs gaat immers ook het socialiserend aspect van onderwijs wat verloren, wat zeer belangrijk is. Vooraleer we erkenningsvoorwaarden zouden kunnen invoeren, moet er toch nog een grondiger onderzoek gebeuren. We hebben gewoon een eerste inschatting gedaan.
Collega Brusseel, ook virtuele scholen kunnen nu al een samenwerkingsverband aangaan met een CLB. Dat vind ik wel belangrijk voor die leerlingen, want het is niet omdat je niet erkend bent, dat je geen leerplichtonderwijs kunt volgen. Die samenwerking wordt evenwel niet door de overheid gefinancierd of gesubsidieerd. Het centrum bepaalt zelf of het die samenwerking wil aangaan en kan daarvoor een aantal financiële voorwaarden stellen. Er is geen enkele beperking om dat te doen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard kan ik u helemaal volgen in het principe dat erkenningsvoorwaarden niet selectief kunnen worden toegepast. Dat is evident.
We zien dergelijke initiatieven ontstaan, en dus is het logisch dat we daar geleidelijk aan over nadenken en eventuele oplossingen bedenken voor uitdagingen die zich stellen. Kinderen van expats kunnen inderdaad naar internationale scholen gaan, maar het is niet altijd even praktisch of evident. Er kan een aanvulling zijn door middel van de digitale school. Er kunnen bijvoorbeeld verhuisproblematieken zijn, zoals diplomatieke bewegingen met periodes waarin niet alles perfect is afgedekt. Ik denk dus dat er misschien een interessante aanvulling kan worden geboden vanuit het digitale onderwijs.
Ik ben blij te horen dat er kan worden samengewerkt met de CLB's. Dat is alvast positief.
Wat het grondiger onderzoek betreft, minister, ben ik het ook met u eens. Er verrijzen her en der heel veel initiatieven, zeker wat heel gericht thematisch onderwijs voor volwassenen betreft, eerder aansluitend op hoger onderwijs dan op leerplichtonderwijs. Er zit veel kaf tussen het koren. We krijgen soms ook de mogelijkheid om mensen te ontmoeten die toch wel met degelijke initiatieven bezig zijn en toch wel kwaliteit lijken te bieden. In de toekomst zouden we kunnen nagaan wie het goed doet en alles verder in goede banen leiden.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, de vraag die mevrouw Brusseel stelt, is inderdaad een legitieme vraag. We weten dat onze maatschappij en de arbeidsmarkt in toenemende mate digitaliseert en automatiseert. We moeten nagaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat onze onderwijsregelgeving digitale vormen van leren en studeren op een verantwoorde manier toelaat en faciliteert. Als er belemmeringen zijn, moeten we deze zeker tegen het licht houden.
Hoewel we de digitale leermiddelen in het leerplichtonderwijs alle kansen moeten geven, wil ik een kleine kanttekening maken. Onze onderwijsregelgeving heeft als doel om scholen te laten voldoen aan minimale kwaliteitseisen. De erkenningsvoorwaarden zijn in het leven geroepen om voor kinderen een kwaliteitsvolle leeromgeving te garanderen. Hoewel we goede praktijkvoorbeelden van onderwijs op afstand kennen, moeten we er ook voor zorgen dat kinderen die onderwijs op afstand volgen, van dezelfde kwaliteit kunnen genieten als leerlingen in een fysieke school.
Minister, hoe kunnen we via regelgeving maximale garanties bieden dat ook afstandsonderwijs binnen het leerplichtonderwijs voldoende kwalitatief is? Samenwerking met de CLB's is heel positief. Alle digitale voordelen ten spijt, blijft, volgens mij, een fysieke school op dit moment nog steeds de beste garantie dat leerlingen de noodzakelijke sociale en communicatieve vaardigheden verwerven die nodig zijn om volwaardig te kunnen meedraaien in onze maatschappij.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Meulemeester, ik denk dat ik heb geantwoord.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Het is inderdaad zo. Als ik het heb over digitaal onderwijs, pleit ik zeker niet – en diegenen die mij kennen, weten dat – voor het vervangen van scholen en van alles wat wij vandaag aan goeds aanbieden. Maar er zijn her en der initiatieven, en ik ben er wel voorstander van om dat van naderbij te onderzoeken om na te gaan wat goed is. Want wat goed is, kan er altijd bij komen.
Niet alleen in leerplichtonderwijs maar ook in hoger onderwijs moeten we alert blijven voor de valkuilen zoals inderdaad het gebrek aan sociaal contact en begeleiding enzovoort.
De vraag om uitleg is afgehandeld.