Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De laatste vraag voor vandaag is van collega Brusseel, die normaal heel veel aandacht schenkt aan talen in het onderwijs, maar vandaag wiskunde op onze agenda zet. Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik ben niet van roeping veranderd, collega’s. Ik heb jullie vorige week een kleine inkijk gegeven in mijn methodieken voor het verwerven en oefenen van talen. Wiskunde ligt me na aan het hart, maar niet persoonlijk. Voor taal heb ik inderdaad de bevlogenheid van iemand die zelf heel veel taal heeft gestudeerd, maar wiskunde was voor mij heel moeilijk. Toch stel ik vandaag met grote bezorgdheid een vraag over de kwaliteit van onze lessen wiskunde en de wiskundige geletterdheid, minister.
We moeten op dat punt in actie schieten. Er zijn nu genoeg signalen dat er problemen zijn. De PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) tonen aan dat onze wiskundige geletterdheid afneemt. Onze toppers doen het minder goed en we hebben minder toppers. Ik ben van mening dat toppers ook belangrijk zijn.
We mogen ons zeker niet laten wijsmaken dat dat niet zo’n probleem is, dat we dan bijvoorbeeld te veel elitair zouden denken. Want dat is niet het geval. Je hebt die toppers voor wiskunde nodig.
Ook in het hoger onderwijs merkt men dat er een achteruitgang is. De mensen beginnen het te laten horen. Dat is een goede zaak.
In een interview met Knack van 7 juni 2017 stelt professor digitale wiskunde Ann Dooms van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) hierover het volgende: “In polyvalente opleidingen zoals chemie, biologie en computerwetenschappen, waarin wiskunde een belangrijke steunwetenschap is, zien we dat studenten uit een sterke aso-richting” (algemeen secundair onderwijs) “daar vroeger weinig of geen moeite mee hadden. Tegenwoordig is wiskunde een struikelblok.” Het gaat dus over de studierichtingen in de exacte wetenschappen aan de universiteit. Dat zijn dus leerlingen met de juiste vooropleiding, kun je grosso modo stellen.
Want uit de pretoets die de VUB dan jaarlijks organiseert en waarbij naar het wiskundepeil van nieuwe studenten wordt gepolst, is vaak onoverkomelijk vastgesteld dat de universiteit remediëring moet aanbieden. Nu, de instellingen doen dat dan ook vaak. Het is niet de enige onderwijsinstelling die remediëring aanbiedt. Maar voor wiskunde werkt men daar dan wel hard op.
Minister, er zijn niet alleen de getuigenissen van het terrein en de PISA-resultaten. Ook uit de cijfers van het departement aangaande de vereiste bekwaamheidsbewijzen voor wiskunde blijkt dat we moeten ingrijpen. Uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 20 april stel ik immers vast dat in 2016 Vlaanderenbreed maar 51 masters in de wiskunde zijn afgestudeerd aan onze universiteiten. Amper 18 masters met een vereist bekwaamheidsbewijs zijn in 2015-2016 als leerkracht gestart. Bovendien verlieten in datzelfde jaar, voor diezelfde periode, 168 wiskundeleerkrachten de derde graad van het secundair onderwijs en respectievelijk 170 en 194 wiskundeleerkrachten de eerste en de tweede graad, om verschillende redenen, waaronder voor een groot deel pensionering. Als je alles bij elkaar telt, gaat het om 402 leerkrachten wiskunde die gestopt zijn. En er staan 18 masters klaar met het vereiste bekwaamheidsbewijs.
De uitstroom uit het secundair onderwijs is nog nooit zo hoog geweest. Ik heb vandaag geen cijfers meegebracht over de professionele bachelors. Maar ook bij die professionele bachelors is het aantal studenten wiskunde niet zo hoog. Mocht de motivatie om wiskunde te studeren zo hoog zijn als de motivatie om bijvoorbeeld in de lerarenopleiding lichamelijke opvoeding te gaan studeren, dan zouden we niet meteen moeten klagen. Maar ook daar, voor die eerste graad, zie ik een probleem, als ik de cijfers van de voorbije jaren bekijk.
Minister, welke concrete handelingen op korte en middellange termijn acht u noodzakelijk om meer studenten naar de universitaire opleidingen in de wiskunde aan te spreken? En hoe kunnen er meer afgestudeerden hun weg vinden naar het onderwijs? Dat is een tweede belangrijke doelstelling.
Er is vraag bij de professionele bachelors onderwijs om een zijinstroom mogelijk te maken in de universitaire masteropleiding wiskunde met finaliteit onderwijs zodat zij ook kunnen worden ingeschakeld in de derde graad van het wiskundeonderwijs. Wat is hierover uw standpunt?
De Vlaamse Regering doet al enige tijd bijzondere inspanningen, onder meer via de STEM-academies (Science, Technology, Engineering and Mathematics), om de aandacht voor potentiële toekomstige studenten op wetenschap en techniek te vestigen. Welke maatregelen kunnen worden genomen om meer klemtoon op wiskunde te leggen?
In de scholen worden leerlingen nu steeds vaker verplicht om reeds in de eerste graad de keuze te maken tussen STEM of Latijn – althans, men brengt dat zo aan. Steunt u deze evolutie?
Uit de gevraagde cijfers stel ik vast dat toenemend meer vrouwen dan mannen als wiskundeleerkracht aan de slag gaan. Het is goed dat ze er zijn. Het is dus, voor alle duidelijkheid, geen waardeoordeel. Maar ik stel vast dat er weinig mannen doorstromen naar het onderwijs. Wat stelt u voor om een beter genderevenwicht te bereiken, om in de praktijk ook die mannelijke masters naar het wiskundeonderwijs te doen doorstromen?
Het door de Vlaamse overheid opgerichte STEM-platform, dat als onafhankelijke expertengroep de Vlaamse Regering adviseert, telt volgens het artikel in Knack geen licentiaat of master wiskunde. Zou u de uitbreiding van dit platform met wiskundigen een welgekomen aanvulling achten?
Minister Crevits heeft het woord.
Op korte termijn kan ons STEM-actieplan 2012-2020 er hopelijk mee toe bijdragen dat meer leerlingen voor de specifieke wiskunde-opleiding kiezen. Onder meer om meer masters naar het onderwijs te krijgen, finaliseren we – u weet dat, want ik heb dat ook vorige week gezegd – een ontwerp van decreet ter versterking van de lerarenopleidingen.
Dit ontwerp van decreet zou ook een niet onbelangrijke passage bevatten over de zijinstromers en hoe dit te regelen. U weet dat ik er in het verleden al mijn beklag over heb gedaan dat, als je een master in de wiskunde bent en je wilt ook leraar zijn, je een gigantisch lang traject moet lopen vooraleer je de beide competenties hebt.
Dus ook hier willen we, via een ontwerp van decreet dat hier nog zal worden besproken, wat soelaas bieden.
In de regelgeving hoger onderwijs is het al mogelijk voor houders van een professioneel bachelordiploma om, via een schakelprogramma, een academische masteropleiding aan te vatten. Hoe en welke schakelprogramma’s georganiseerd worden, behoort tot de autonomie van onze hogeronderwijsinstellingen. Maar in het ontwerpdecreet, waarover we nog moeten spreken binnen de regering, zou ik toch de mogelijkheid tot een ‘finaliteit onderwijs’ in de masters opgenomen willen zien, via het traject van de educatieve masters, zodat je na je bachelor onmiddellijk kunt kiezen voor een educatieve master, waardoor je sneller leraar wordt.
STEM is een geïntegreerd verhaal van initieel vier aparte curriculumonderdelen: wetenschappen, technologie, engineering en wiskunde zelf. Vanuit STEM-oogpunt, zowel binnen onderwijs als binnen vrije tijd, heeft het geen zin om de diverse onderdelen opnieuw apart te gaan benaderen. Wiskunde zou zijn bijna organische plek moeten innemen binnen het STEM-geheel. Het is best mogelijk dat voor wat de ontwikkeling van goede STEM-praktijen betreft, er op dit moment mogelijk meer aandacht zou mogen gaan naar het geïntegreerde wiskundedeel. Het zijn uiteraard in de eerste plaats de netwerken van STEM-academies en voor het basis- en secundair onderwijs waar de boodschap rond een sterker aandeel wiskunde kan worden opgenomen. STEM wordt immers in dialoog gemaakt door de betrokken stakeholders, waaronder ook onze pedagogische begeleidingsdiensten. Goede praktijkvoorbeelden worden ook ontwikkeld in het onderzoek ‘STEM@School’ van professor Wim Dehaene. Ik ben er zeker van dat de aandachtspunten met betrekking tot wiskunde binnen deze gremia tot inspiratie en debat zullen leiden.
STEM is geen algemene keuzeoptie binnen het curriculum. Er is dus zeker geen verplichting om dit te nemen in de scholen die het aanbieden. Als scholen zich als STEM-school afficheren, heeft dat het voordeel dat het voor de ouders en de leerlingen zonneklaar is dat bepaalde accenten worden gelegd, naast een aantal andere keuzemogelijkheden. Ik stel wel een positieve evolutie pro STEM vast, en dat was ook de bedoeling van het parlement en van de regering, dat de beoogde stijging pro STEM zich jaar na jaar zou doorzetten. Ik steun dus zeker het enthousiasme rond STEM, voor zolang STEM geen voorwaarde is voor de studiekeuzes in de tweede graad. Het is niet zo dat je al voor STEM moet kiezen in de eerste graad om toegelaten te worden tot de tweede graad. U weet dat STEM zelfs een heel domein geworden is vanaf de tweede graad. Dat is op zich ook een goede zaak.
Een beter genderevenwicht is een zaak voor het hele onderwijs, niet enkel voor de wiskundeleraren. We hebben daarnet een vraag gehad over diversiteit. Eigenlijk sluit dit hier ook bij aan. Als ik rond mij kijk, hoor ik in heel veel scholen een heel zware nood aan extra wiskundeleraren. Er studeren er te weinig af. Ik hoor zelfs dat gepensioneerde leerkrachten massaal worden teruggeroepen in scholen om wiskunde te geven. Dat is een zorgwekkende evolutie.
Ik zie ook nieuwe studierichtingen. In Kortrijk heb je bijvoorbeeld de richting ‘digital arts’ aan Howest. Je moet voor die studierichting zeer veel wiskunde gevolgd hebben. Veel cracks in wiskunde gaan dus niet naar de klassieke wiskundeopleidingen, maar kiezen toegepaste richtingen.
Voor mij is het echt zorgwekkend. Als er een probleem is met de wiskundekennis in onze scholen, zal het zonder wiskundeleraren natuurlijk ook niet beter worden met die kennis. Ons actieplan is wat dat betreft dus zeker noodzakelijk.
Het STEM-platform is zeer divers samengesteld. De belangstelling voor wiskunde wordt zeker niet in vraag gesteld. Die kan ook niet in vraag gesteld worden. De samenstelling is geen reflectie van de vakken binnen onderwijs. Er zitten vertegenwoordigers in met een onderwijsachtergrond of onderwijsbelangstelling, vanuit bedrijven, vanuit expertisecentra, journalistiek enzovoort. Het platform neemt wiskunde uiteraard en absoluut mee als onlosmakelijk deel van STEM, en neemt overigens ook het uitstekende standpunt van de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB) over de rol van de STEM-leerkracht zeer ter harte bij diverse adviezen.
De standpunten in het geciteerde interview zijn scherp wat de wiskunde betreft en kunnen de bevoegde pedagogische begeleidingsdiensten ongetwijfeld inspireren wat de didactiek betreft. U weet dat onze pedagogische begeleidingsdiensten autonoom zijn in het hoe van het realiseren van de eindtermen, ook wat wiskunde betreft. Ons platform neemt ook geregeld nieuwe leden op, meestal ter vervanging van anderen, want het aantal deelnemers aan het platform moet uiteraard ook werkbaar zijn. Ik zou het wel nuttig vinden om daar een wiskundige in op te nemen. We zullen dat ook suggereren aan het platform. En ik denk dat die suggestie ter harte zal worden genomen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik denk ook dat suggesties ter harte zullen worden genomen als ze zo concreet zijn. Mijn laatste vraag was natuurlijk een beetje voor de hand liggend. Maar eigenlijk is het wel belangrijk, als er platformen zijn, dat alle betrokkenen hun verhaal kunnen doen, zodat de focus niet te veel op het een of het ander komt te liggen. En dat merk ik nu wel. Ik heb al een aantal jaren belangstelling voor het STEM-dossier, en we zien in de praktijk, ook in de praktijk van de STEM-academies en de projecten die voorgesteld worden op scholen en infodagen en dergelijke meer, dat dat heel sterk neigt naar toegepaste zaken, die zeer interessant en visueel aantrekkelijk zijn en die nieuwsgierigheid kunnen aanwakkeren. Ik vind dat zeker zeer goed, versta mij niet verkeerd, maar het gaat dan eigenlijk veeleer over technologie en techniek, en de kant van de wiskunde en de exacte wetenschappen, die men dan misschien moeilijker aantoonbaar vindt, of iets te ouderwets of wat dan ook, komt dan een beetje in de verdrukking. En dat vind ik wel spijtig, want we hebben die mensen ook nodig. We hebben mensen nodig die pure fysica of pure wiskunde studeren. Dat is de basis. Net zoals je aan de universiteiten veel moet inzetten op fundamenteel onderzoek, en niet alleen op zaken die direct toepasbaar zijn, is het ook belangrijk dat binnen het STEM-domein de hogescholen, de universiteiten en al wie daarbij betrokken is, niet alleen focussen op het toepasbare en het direct aantoonbare, dat je heel visueel kunt voorstellen en makkelijker kunt verkopen.
Er moet volgens mij nu worden nagedacht over een manier waarop we pure wiskunde beter aan de man kunnen brengen. We moeten ervoor zorgen dat er voldoende aandacht voor is. Ik denk dat de pedagogische begeleiding daarover kan nadenken. We moeten ook nadenken over hoe we de volledige visvijver van masters in de wiskunde kunnen aanspreken. Wat scheelt er? Waarom gaan die jongemannen niet naar de lerarenopleiding? Waarom kiezen ze daar zelden voor? Misschien kunnen we een diepteonderzoek of een kwaliteitsonderzoek doen en interviews afnemen met die mannelijke studenten om na te gaan waarom ze het niet doen. Misschien zijn er andere voor de hand liggende redenen.
Ik zou ook nog de leerplannen en de eindtermen willen vermelden. Ik denk dat de leerplannen de voorbije jaren niet gewijzigd zijn en dat dit misschien zou kunnen verklaren, maar dat moeten we dan onderzoeken, waarom professor Doomst bijvoorbeeld vaststelt dat bepaalde aspecten van wiskunde niet of niet goed zijn gekend. Ik heb de indruk dat de leerplannen gewijzigd zijn. Toen ik met de Vlaamse Scholierenkoepel een ‘Terug naar de Klas’-dag mocht doen, zat ik in het derde middelbaar en herkende ik de leerstof die ik zelf had gehad in het tweede middelbaar. Als er verschuivingen zijn geweest en als men niet meer tot dezelfde leerplannen komt op het einde van de rit, dan wil dat veel zeggen.
Ik ben blij dat de instellingen remediëring aanbieden aan de studenten, maar het is niet de taak van het hoger onderwijs om de leerstof van het middelbaar onderwijs opnieuw aan te brengen. Zo kun je niet in de diepte gaan. Zo zul je de lat lager moeten leggen, want de 60 studiepunten per jaar liggen vast. Als je tijd moet steken in de leerstof van het middelbaar zoals men dat ook in veel taalopleidingen moet doen, dan verlies je tijd en dan ga je op het einde van de rit aan kwaliteit inboeten. Daar moeten we waakzaam voor zijn. Dat wil ik niet.
Minister, ik dank u alvast voor uw antwoord. We moeten dit verder opvolgen. Ik zal ook heel aandachtig kijken naar het nieuwe decreet Lerarenopleiding en stel er mijn hoop op dat we dat dan ook heel goed aan de man en aan de vrouw brengen in het onderwijs om meer studenten te motiveren om de lerarenopleiding te volgen.
De heer Cordy heeft het woord.
Ik stel vast dat collega Brusseel nog jong genoeg is om te weten wat ze exact in welk jaar als leerstof heeft gekregen.
Vlaanderen is niet het enige land dat met dit probleem te kampen heeft. Ik heb dat signaal ook al regelmatig van Nederlandse collega's gehoord. Een van de pistes – en ik geef het maar mee als denkoefening – waar het Nederlandse onderwijs op zou willen inzetten, is om wiskundigen deeltijds in het onderwijs en deeltijds in het bedrijfsleven te laten werken. Zij proberen om wiskundigen uit de banksector, de verzekeringswereld enzovoort ook een beperkte opdracht te laten vervullen. Het zou een mogelijkheid kunnen zijn – ze blijven hun functie behouden – om toch mensen warm te maken om het tekort mee op te vullen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie voor deze zeer interessante aanvullende opmerkingen. Collega Cordy, ik neem uw suggestie mee, maar in het nieuwe decreet staan ook ‘inschuifmogelijkheden’. Ik vind die combinaties ook interessant.
Ik ben daarnet vergeten te zeggen dat we recent een bevraging hebben gedaan op twee universiteiten bij studenten die de specifieke lerarenopleiding volgen. Een op drie zou rechtstreeks gekozen hebben voor een educatieve master en niet eerst een domeinmaster gevolgd hebben en dan pas de lerarenopleiding. Het toont wel aan dat er interesse is om de educatieve master te volgen.
Een tweede aanvulling is dat wiskundeleraren als opleiding een master in de wiskunde kunnen hebben, maar het kunnen ook industriële ingenieurs of economisten zijn. Ze kunnen allemaal wiskunde geven, op voorwaarde dat ze de lerarenopleiding hebben gevolgd. Ook hier is het weer interessant om in die educatieve master te voorzien zodat je het onmiddellijk allemaal hebt gedaan.
Er is een uitdaging te gaan, maar ik hoop voor het reces een eerste principiële goedkeuring te krijgen voor het gewijzigde decreet. Er is nog wat water te bezwemmen, maar het is ook wel dringend. Als het ontwerp er is, is het goed om met jullie de discussie ten gronde te voeren.
Voor mij is het echt van belang dat er een educatieve master bestaat en dat leraren secundair onderwijs op het einde van de rit kunnen zeggen dat je een educatieve master kunt volgen. Men raadt je op de universiteit iets aan in een bepaald domein, maar er staat nooit leraar bij. Het is iets wat je er nadien nog snel snel kunt bijdoen. Ik vind dat dat een beetje afbreuk doet aan de kwaliteit van de leerkracht op zich. Het geldt niet voor de bacheloropleidingen, maar wel voor de universitaire opleidingen.
Ik sta uiteraard volledig achter de suggesties met betrekking tot de zijinstroom, weze het met de nodige bijscholing op didactisch en pedagogisch vlak. In dat verhaal is dan ook cruciaal dat directies een zekere vrijheid hebben en iets meer flexibiliteit in hun personeelsbeleid en dat ze niet op zoek moeten gaan naar noodoplossingen. Je vindt geen leerkracht Latijn, maar je vindt wel een oudere romanist die in zijn kandidaturen nog wat Latijn heeft gehad. Dat is niet hetzelfde als een klassiek filoloog. Het is natuurlijk afhankelijk van de leerplannen. Als het gaat over de eerste graad, kan dat. Voor de doorsnee industriële wetenschapper die een bepaald leerplan zal geven in de eerste of in de tweede graad, is dat een andere opgave dan de zeven of acht uur wiskunde geven in de derde graad. Daarvoor moet men echt heel goed kijken naar kenniscompetenties die nodig zijn voor bepaalde leerplannen. Dat is heel erg belangrijk, zeker voor de pure wiskunde. De pure wiskunde is volgens bepaalde professoren nu het struikelblok, niet de toegepaste wiskunde. Van de leerlingen die uit een derde graad wiskunde-wetenschappen of Latijn-wiskunde komen, verwacht men dat er geen enkel probleem is wat wiskunde in hoger onderwijs aangaat. Het is heel belangrijk dat we daar het onderscheid maken en dat wie de keuzes maakt om leerkrachten aan te stellen, daar ook mee bezig is, daarom bekommerd is en ervan op de hoogte is. Dat is een zeer belangrijk aspect.
Ik denk dat het mogelijk moet zijn om jonge mensen wat meer warm te maken voor wiskunde en ook voor de schoonheid van wiskunde. Al was ik nooit goed in wiskunde, ik heb goed geluisterd naar Aristoteles, die de linken legde tussen wiskunde en muziek en die het had over de schoonheid van de harmonie van de wiskunde. Ik denk dat we dat voor ogen moeten houden. Misschien lukt het ons dan om wervender te zijn voor wiskunde.
De vraag om uitleg is afgehandeld.