Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, mijn vraag is een opvolgingsvraag over de Task Force Onderwijs Vlaamse Rand, een materie die ons uiteraard ten zeerste aanbelangt.
In 2015 en 2016 kwam de Task Force Onderwijs Vlaamse Rand verscheidene keren samen om zich te buigen over de noden van het onderwijs in deze regio. Het werk van deze groep resulteerde in een eindrapport dat in oktober 2016 op de ministerraad van de Vlaamse Regering ter sprake kwam. De taskforce leverde aanbevelingen op het vlak van infrastructuur, taalbeleid en de samenwerking tussen onderwijs en welzijn. Een van de grootste uitdagingen is het stijgende aantal leerlingen dat in de toekomst in de Vlaamse Rand naar school zal gaan. Binnen vier jaar zouden er bijna 1000 leerlingen extra bijkomen in het basisonderwijs, terwijl in het secundair onderwijs de groei nog groter zou zijn met zo’n 1600 extra leerlingen.
Om een antwoord te bieden op deze groei, besliste de Vlaamse Regering om voor de periode 2016-2018 11,2 miljoen euro vrij te maken. Hiermee worden in verschillende gemeenten in de Rand extra plaatsen gecreëerd. In 2018 zal er een nieuwe capaciteitsmonitor worden afgenomen om na te gaan hoe groot de noden in de toekomst zullen zijn.
Daarnaast blijkt dat er de afgelopen vijf jaar bijna 30 procent meer Brusselse leerlingen onderwijs volgden in de Vlaamse Rand. Dit zou onder meer liggen aan het feit dat ouders in een school in het Vlaamse Gewest geen verplichte taaltest moeten afleggen zoals dat voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel wel het geval is. Indien dit klopt, dreigen extra investeringen in het Vlaams onderwijs in Brussel slechts in beperkte mate de Brusselse druk op het onderwijs in de Vlaamse Rand te verlichten.
Minister, op welke wijze werden de adviezen van de taskforce met betrekking tot het taalbeleid reeds in de praktijk gebracht? Hoe zullen ze in de toekomst verder worden uitgewerkt?
Op welke manier werd er een gevolg gegeven aan de adviezen inzake infrastructuur en de betere samenwerking tussen onderwijs en welzijn? Hoe wordt dit in de toekomst voortgezet?
Hoe kunt of wilt u vermijden dat Brusselse ouders de taaltesten van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel ontwijken waardoor meer kinderen in de Rand terechtkomen?
Ministers Crevits heeft het woord.
Collega's, de Vlaamse Regering heeft op 21 oktober 2016 een uitgebreide beleidsreactie geformuleerd op het advies van de Task Force Onderwijs Vlaamse Rand. U vindt dat bij de mededelingen, mededeling 0398 van de Vlaamse Regering 2016.
Wat het taalbeleid betreft, kan worden verwezen naar de conceptnota ‘lerarenopleidingen versterken’ die in maart 2016 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Die nota zet uitdrukkelijk in om leraren beter voor te bereiden op een toenemende diversiteit. Ook in de moderniseringsnota's voor het secundair onderwijs zijn een aantal maatregelen opgenomen – zoals de participatie aan het kleuteronderwijs verhogen – die intussen al in uitvoering zijn.
Om de expertise van het Ondersteuningscentrum Brussel (OCB) rond talenbeleid en ouderbetrokkenheid te ontsluiten voor scholen in de Vlaamse Rand, zijn in eerste instantie de pedagogische begeleidingsdiensten aan zet. Zij hebben de opdracht die voorheen bij de vzw Voorrangsbeleid Brussel (VBB) lag om taalbeleid in de Rand te ondersteunen immers overgenomen en van hen wordt dan ook verwacht dat ze deze rol prioritair opnemen. Het advies gaf aan dat er meer nood is aan samenwerking tussen scholen onderling en tussen scholen en externe partners om het taalbeleid te versterken. De Vlaamse Regering onderschrijft de meerwaarde van samenwerking en wil in uitvoering van de engagementen rond bestuurlijke optimalisering binnen onderwijs een omgeving faciliteren waarbij de samenwerking makkelijker vorm kan krijgen. In het najaar van 2017 plannen we in samenwerking met de pedagogische begeleidingsdiensten een studiedag over meertaligheid voor de scholen uit de Vlaamse Rand. Dit sluit aan bij de vraag om het beleidsgericht onderzoek beter te valoriseren.
Collega Segers, ik wil het toch nog eens herhalen. In de periode 2016-2018 ontvangen verschillende gemeenten in de Vlaamse Rand samen 11,2 miljoen euro aan extra capaciteitsmiddelen. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ontvangt 30 miljoen euro aan extra capaciteitsmiddelen voor die periode. Voor de Brusselse regio gaat het dus om ongeveer 41 miljoen euro extra middelen in de periode 2016-2018 om scholen uit te breiden of volledig nieuw te bouwen. U kent wellicht de verdeling van de capaciteitsmiddelen. Ik kan ze als bijlage meegegeven, maar ik zal ze ook nog eens geven: Sint-Pieters-Leeuw krijgt 3,2 miljoen euro; Grimbergen 3,2 miljoen euro; Meise 1,8 miljoen euro; Halle 1 miljoen euro; Wemmel 1 miljoen euro; Machelen 1 miljoen euro.
Als je dat vergelijkt met de vorige periode, dan is het de eerste keer dat we zo sterk inzetten op gemeenten in de Rand, net omdat we weten dat er capaciteitsnoden zijn in de Rand.
Ik vind het wel zeer belangrijk dat de toegekende capaciteitsmiddelen zo snel mogelijk effectief in de praktijk in uitbreiding resulteren. Met het vrijmaken van middelen ben je natuurlijk niets als er geen effectieve bouw uit de grond rijst.
Ik geef u enkele cijfers van de actuele uitvoeringsgraad van de capaciteitsmiddelen in de periode 2010-2015 voor de Vlaamse Rand. Voor Asse heeft de taskforce een totaalbedrag van 5,4 miljoen euro toegekend en er zijn 0 procent van de werken uitgevoerd, 80 procent van de werken gestart en 20 procent nog niet gestart. Er is dus nog geen effectieve realisatie. Grimbergen kreeg 5,216 miljoen euro, 0 procent van de werken is uitgevoerd , 35 procent van de werken is gestart en 65 procent is nog niet gestart. Sint-Pieters-Leeuw krijgt 2,6 miljoen euro, 0 procent is uitgevoerd, 0 procent is gestart en 100 procent moet nog worden uitgevoerd. Voor Halle is 2,8 miljoen euro vrijgemaakt, 26 procent van de werken is uitgevoerd, 7 procent is gestart en 67 procent is nog niet gestart. Collega Segers, we hebben dus middelen vrijgemaakt, maar ik wil ook wel effectieve plaatsen zien op het terrein. Lokaal moet men ook voldoende ‘sense of urgency’ aan de dag leggen. Als er vragen zijn over de manier waarop de dossiers lopen, dan helpen wij graag verder.
Wij volgen de uitvoeringsgraad zeer in detail op. Dat is geen enkel probleem. Ik wil zeker in de toekomst nog nieuwe capaciteitsmiddelen toekennen aan scholen zodra er ook extra middelen ter beschikking worden gesteld, maar daarvoor heb ik mijn lieve collega's in de regering nodig om extra middelen op de agenda te krijgen. Ik zal ze zeker vragen, maak u daarover geen zorgen.
Wat de samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn betreft, wijs ik vooral ook op het belang van het delen van schoolinfrastructuur en het multifunctioneel gebruik van schoolgebouwen. Ik blijf voortdurend op die nagel kloppen. Ik zie dat op het terrein in de positieve zin evolueren. Het gaat ook niet alleen om een samenwerking tussen onderwijs en welzijn, maar ook tussen onderwijs en sport. E was enorm veel enthousiasme om tot het delen van infrastructuur over te gaan. We hebben al aan 53 scholen middelen gegeven. We overwegen om een nieuwe oproep te doen om nog meer scholen de kans te geven hun infrastructuur geschikt te maken om te delen.
De voorrangsregeling voor kinderen van Nederlandstalige ouders in Brussel maakt al geruime tijd deel uit van onze regelgeving. Aanvankelijk was die regeling gebaseerd op een verklaring op eer. De decreetgever heeft dan beslist om dit te vervangen door een objectief systeem waarbij ouders hun kennis van het Nederlands moeten bewijzen aan de hand van attesten, voor zover ze zelf geen onderwijs in het Nederlands hebben gevolgd. Het was de keuze van de decreetgever om deze regelgeving aan te scherpen. De schoolpendel vanuit Brussel naar scholen in de Vlaamse Rand kent inderdaad een stijgende lijn. Welke rol de voorrangsregeling in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel daarin speelt, is niet helemaal zeker. De demografische druk in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de aantrekkingskracht van het Nederlandstalig onderwijs spelen wellicht voornamelijk rol. Als ik Franstaligen ontmoet in Brussel, merk ik hoe onvoorstelbaar aantrekkelijk het Nederlandstalig onderwijs is. Op zich is dat natuurlijk een goede zaak, maar het zet wel veel meer druk op de capaciteit, dat besef ik zeer goed. We proberen daar zo goed mogelijk in te investeren.
De heer Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandige toelichting bij een aantal onderdelen. Ik denk dat er inderdaad goede stappen zijn gezet. U hebt ze perfect vermeld. Het was de bedoeling om eens de stand van zaken te vernemen. Ik hoor dat het de goede richting uitgaat, zeker wat de uitwisseling van expertise betreft rond het taalbeleid Brussel- Rand. Zowel hier als in de commissie Brussel is die materie aan bod gekomen. Ik denk dat het een goede zaak is en het blijkt op het terrein ook te lukken. Dat is dus perfect.
Dan is er de stand van zaken met betrekking tot die extra capaciteitsmiddelen. Ik neem aan dat dit inderdaad in orde komt. U geeft een paar voorbeelden waaruit blijkt dat de uitvoeringsgraad nog op 0 procent staat, maar ik heb toch begrepen dat de geplande werken in gang zijn gezet, dus dat dat spoedig zal volgen.
Wat ten slotte die aantrekkingskracht van het Nederlandstalig onderwijs in de Rand betreft, meer bepaald op Brussel, uiteraard is dat een goede zaak. Ik denk dat dat inderdaad onze kwaliteit en aantrekkelijkheid en de inzet van al die leerkrachten bewijst. Ik denk dat dat een pluspunt is, maar het is uiteraard toch wel een grote kopzorg voor de inwoners van de Rand. Ik kijk dan even naar mijn eigen gemeente, omdat ik dat daar toch het beste kan inschatten. Ik kan getuigen dat dat daar, door aanmeldingen, door de stroom aan leerlingen die zich naar die lokale scholen begeven, niet lukt voor de eigen inwoners. Dat wordt toch wel steeds meer een probleem, zeker als je vaststelt dat die instroom vanuit Brussel dan wel lukt. Ik wijs dan op het element dat in het Inschrijvingsdecreet is gezet van de broertjes en de zusjes en noem maar op.
Minister, als die getallen blijken te kloppen waaruit blijkt dat die instroom de komende jaren nog groter zal worden, dan hoop ik dat deze commissie, maar zeker ook u, daarover wil waken, want dit wordt een probleem. Ik geef nogmaals enkel voor mijn eigen gemeente het verhaal van de capaciteitsmonitor even weer. Dat is vooral gebaseerd op geboorten in de lokale gemeenschap, maar dat getal wordt drastisch overschreden door die instroom, en die is niet gekend, en dat geeft net het grote probleem om die capaciteit op middellange termijn correct in te schatten. Dat is toch wel echt een probleem aan het worden. Ik voel dat bij ons, maar na samenspraak met wat andere gemeenten in de Rand merk ik dat het eigenlijk overal hetzelfde is. Misschien kan in de nabije toekomst zeker wat die capaciteitsmonitor voor 2018 betreft toch nog wel eens goed worden bekeken hoe ook dat probleem kan worden aangepakt. Met het rapport en de aanbevelingen van de Task Force Onderwijs Vlaamse Rand is men in de goede richting bezig, maar daarmee hebben we dan toch alle knelpunten mee. Dat wou ik toch nog even meegeven.
De heer De Ro heeft het woord.
Collega Segers, bedankt voor de vraag, omdat die mij ook de kans geeft om me hierbij aan te sluiten en een paar bemerkingen en vragen mee te geven. Minister, u hebt een belangrijk punt gezegd. Er is inderdaad een afspraak gemaakt met de pedagogische begeleiding dat de helft van de middelen van Voorrangsbeleid Brussel moet worden aangewend in de Vlaamse Rand. Nu zou het goed zijn, en ik zal het straks ook aan de inspectie nog eens meegeven, mocht er daadwerkelijk bij de basis- en secundaire scholen van alle netten in de Rand, maar voornamelijk bij de basisscholen, eens worden gepolst hoeveel ze daar al van hebben gemerkt. Ik neem dat zelf altijd mee als ik ergens moet gaan spreken of wordt gecontacteerd en mensen me zeggen dat op tien, vijf, drie jaar de situatie qua samenstelling van de schoolbevolking toch aanzienlijk is veranderd, me zeggen dat ze dat positief willen aanpakken, maar wat in het ijle trappelen. Ze voelen dat ze honderd procent geven, maar niet vooruit geraken. Dan wijs ik hen er altijd op dat het parlement niet over het ‘hoe’ gaat: als ze zich daar zorgen over maken, dan moeten ze zich wenden tot de pedagogische begeleiding.
Ik heb de indruk dat die middelen wat verdampt zijn, dat er weliswaar goede mensen van Voorrangsbeleid Brussel doorgestroomd zijn bij de pedagogische begeleiding, maar dat die niet altijd al hun tijd mogen spenderen aan het bijstaan van die scholen in de Rand die dat het meest nodig hebben. Minister, die vraag kunt u hier onmogelijk beantwoorden, en ik wil ze gerust ook wel op een andere manier of op een ander moment stellen, maar ik zou als parlementslid wel graag eens het overzicht krijgen van hoe die middelen de afgelopen jaren daadwerkelijk op het terrein zijn geïnvesteerd. Ik krijg immers nu net iets te veel te horen, van directies, maar ook van leerkrachten, dat ze daar nog weinig en soms zelfs niets van hebben gezien.
Collega Segers, dan is er het monitoren van de capaciteit die in de toekomst nodig moet zijn. Dat moet inderdaad voornamelijk op een verscheiden manier worden bekeken. We hebben daar lange hoorzittingen aan gewijd in de Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand. Daar werd door professionals meegedeeld aan de Vlaamse Regering dat in die Vlaamse Rand de gewone monitor van de Vlaamse overheid vaak tekortschiet. Dan heb ik het nog niet over de onderwijscapaciteitsmonitor.
Dit evolueert immers zo snel dat, als men zich alleen baseert op bevolkingsprognoses oude stijl, men dan tekortschiet bij het geven van middelen voor die Vlaamse Rand voor sociale woningen, scholenbouw, welzijnsinstellingen et cetera. Ik meen dus dat de gemeentes van de Vlaamse Rand ter zake misschien tijdig extra informatie moeten bezorgen aan het Ministerie van Onderwijs, aan de Studiedienst van de Vlaamse Regering, om te vermijden dat er opnieuw een gevoel ontstaat dat die evoluties te laat worden opgemerkt. Collega Segers, u draagt echter zelf ook lokaal verantwoordelijkheid. We moeten daar onze collega’s ook wel bij de les houden. Ik merk immers nog altijd op vergaderingen dat sommigen uit de lucht vallen als het gaat over capaciteit. Ook in het verleden hebben te weinig gemeentes in de periferie van Brussel tijdig het label van capaciteitsgemeente aangevraagd. Men heeft te weinig zelf studies gedaan en is te weinig zelf met cijfers naar voren gekomen. Anders kan ik niet verklaren dat steden zoals Halle en Vilvoorde al in 2010 hun huiswerk hebben gemaakt en er nog te veel lokale besturen zijn achtergebleven. Dat heeft ook een impact, want als je geen capaciteitsgemeente was, dan kwam je tot voor kort ook niet in aanmerking.
Een ander, niet onbelangrijk punt is het volgende. Er zijn hier ook in de hoorzitting over het inschrijvingsrecht vragen gesteld vanuit de Vlaamse Rand om bijvoorbeeld een andere taal dan het Nederlands als thuistaal toe te voegen als criterium voor de dubbele contingentering. Dat was in de Rand een vraag, wars van de partijgrenzen. Dat is ook in de marge van de Task Force Onderwijs Vlaamse Rand aan bod gekomen, en de collega’s Helsen en Van Dijck kunnen getuigen dat in de werkzaamheden achter de schermen voor een nieuw Inschrijvingsdecreet een andere taal dan het Nederlands als thuistaal in ieder geval al heel lang principieel is goedgekeurd als criterium voor de dubbele contingentering. We staan ter zake echter in totaliteit nog niet verder. Als u zelf ook uw ervaring kunt meedelen aan collega’s binnen uw fractie, dan kunnen we ter zake misschien wat verder gaan.
Minister, qua uitvoering vind ik dat u volkomen gelijk hebt als u ons allemaal op het lokale vlak achter de veren zit om met die middelen, als ze dan ter beschikking zijn, zo snel mogelijk capaciteit te creëren. Ik denk, en ik heb dat al meerdere keren hier gezegd, dat er wel het specifieke geval is, zowel voor Brussel als voor de Vlaamse Rand, dat de beschikbare terreinen en gronden beperkt zijn en dat nergens anders in Vlaanderen de prijzen van de gronden zo hoog liggen. Het aankopen van gronden via middelen van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) of capaciteitsmiddelen zit niet in de scope. Het is ook niet bepaald zo dat er in de profielen van de gemeentes in de Vlaamse Rand veel grote leegstaande gebouwen zijn waar een school kan worden ingericht. Vaak heeft de bewoning daar al vaak promotoren, die meer centen hebben dan scholen, ertoe aangezet om lege fabriekspanden of bedrijfsterreinen in te palmen voor hun projecten. Welzijnsinstellingen hebben hetzelfde probleem: zij vinden ook geen ruimte om te bouwen. Ik wil toch wel bijzondere aandacht vragen voor die regio, waar we met zijn allen graag fietsen tijdens het Gordelfestival, maar waarover voor de rest in het parlement door mensen die niet van de streek zijn al eens wordt gedacht dat het een groene, rijke regio zonder problemen is. Quod non.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, wat die middelen betreft, en die verdamping waar u het over heeft, u weet dat we de middelen niet hebben gekleurd, maar we hebben wel een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Voor mij is het dus echt wel van belang dat die samenwerkingsovereenkomst ook wordt nageleefd. Als u dus signalen hebt dat de middelen ergens verneveld zouden zitten en dat er geen bijstand meer is, dan vind ik dat een zeer ernstig signaal. Ik zal dus zeker ook vragen aan mijn mensen dat ze dat bekijken. We hebben, zonder te kleuren, gezegd welke de manieren zijn waarop wordt samengewerkt. Ik zal bekijken hoe snel we daarvan een evaluatie kunnen maken. Ik kan dus nog niet zeggen of het al dan niet zo is, maar ik kan u wel meegeven dat die evaluatie er komt.
Mijnheer Segers, u verwees eventjes naar Dilbeek. Ik denk dat wat de heer De Ro zegt, juist is: als je grote verkavelingsprojecten doet, dan is het goed om een sociale clausule in te bouwen.
U weet dat de Vlaamse Regering het ook mogelijk maakt dat er tijdelijk, voor achttien jaar lokalen worden gehuurd door scholen. Ik vind dat trouwens een zeer goede zaak. Deze regering heeft het mogelijk gemaakt dat, als je een grote verkaveling hebt, ervoor wordt gezorgd dat er een kleine zone voor gemeenschapsvoorzieningen is. Als er afspraken worden gemaakt met de verkavelaar, dan kan een school daar tijdelijk een vestigingsplaats hebben, bijvoorbeeld voor zes, voor twaalf jaar. Ik denk dat het maximum achttien jaar is. Dat is goed, want zo krijg je ook kleuterscholen dicht bij de plaats waar jonge gezinnen zich vestigen.
Gisteren was de laatste dag om de nieuwe DBFM-projecten (Design Build Finance Maintain) in te dienen. Ik heb vernomen, zij het onder voorbehoud, dat Dilbeek daadwerkelijk een project heeft ingediend. Dat zou positief zijn, maar we moeten natuurlijk nog bekijken, als er een project is ingediend, of dat ontvankelijk en in orde is. Dat weten we niet, maar dat zou een stap voorwaarts zijn, mocht men die sprong ook mee maken.
Mijnheer Segers, wij voorzien een nieuwe capaciteitsmonitor in 2018. Wat de schaarste betreft met betrekking tot de projecten, ik heb heel recent een bijzonder interessant onderhoud gehad met collega Vanhengel, omdat we aan het bekijken zijn of we de handen niet enigszins kunnen ineenslaan. Ik kan niet zelf bouwen. Dat is aan de initiatiefnemers. We kunnen echter wel bekijken als beleidsmakers of er inderdaad geen oude sites zijn daarvoor. Op heel grote sites zouden we scholen zelfs kunnen samenbrengen. Daarvoor kan men samen grote DBFM-projecten indienen. Daarover zijn op dit ogenblik ook gesprekken bezig.
We helpen dus echt mee. Ik heb niet willen stigmatiseren. Ik heb niet met die cijfers willen zeggen dat het allemaal de schuld is van de steden of van de scholen. We helpen mee actief zoeken. Ik heb er echter op willen wijzen dat we echt wel in middelen voorzien, en ik denk dat dat de verdienste is van deze legislatuur. We moeten echter nog proberen de middelen omgezet te krijgen in stoeltjes voor klassen, want dat is natuurlijk het enige dat de druk op het terrein een beetje kan verlichten.
De heer Segers heeft het woord.
Ik had het ook in mijn inleiding gezegd: dit is een beetje een opvolgingsvraag omtrent die Task Force Onderwijs Vlaamse Rand. Dat initiatief is in de vorige legislatuur gestart, maar hier nu uitgevoerd. Ik denk dat inderdaad blijkt dat, als men in een regio dat soort problemen heeft, dat toch wel een bijzondere aanpak vraagt. Ik meen hier toch wel te mogen vaststellen dat er op de meeste van deze punten duidelijk vooruitgang is, waarvoor dank. Ik dank u uiteraard ook voor het zeer specifieke lokale nieuws, maar wat dat betreft, gaan we afwachten tot de verdere dossiers in orde zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.