Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, het verhaal is gekend. Een kinderverzorgster is door het lint gegaan en heeft de kinderen op een onaanvaardbare wijze behandeld. Wat is gebeurd, is onaanvaardbaar. We hebben allemaal met afschuw naar de beelden gekeken. Gelukkig weten we dat dergelijke incidenten slechts zelden plaatsvinden in onze Vlaamse kinderopvang.
We beseffen allemaal dat geen enkel controlesysteem dergelijke incidenten kan uitsluiten. Dit moet ons echter doen nadenken over de vraag hoe we het risico kunnen verminderen. Kind en Gezin heeft terecht gesteld dat de plaatsing van camera’s geen oplossing biedt. Dit blijkt ook uit wat er is gebeurd. Het is geregistreerd, maar dit heeft het voorval niet verhinderd.
Het lijkt me geen zin te hebben nog nieuwe regeltjes te maken. Het lijkt me belangrijk dat kinderbegeleiders aan begeleiders moeten kunnen aangeven dat ze onder zware stress staan en dat ze even nood hebben aan begeleiding zonder repercussies voor hun tewerkstelling. Er moet, met andere woorden, in de kinderdagverblijven de nodige ruimte zijn voor dergelijke gesprekken. Het is in dit verband uiteraard belangrijk dat de verantwoordelijken veel voeling houden met hun jonge en oude personeelsleden. Voor zelfstandigen moet een oplossing worden uitgewerkt. Er moet een instantie zijn waar ze met hun verhaal terechtkunnen en waar ze de nodige ondersteuning kunnen krijgen.
Minister, ik zou u hierover een vraag willen stellen. Welke lessen trekt u uit dit geval van kindermishandeling in een kinderdagverblijf?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, allereerst wil ik mijn steun aan de betrokkenen betuigen. Feiten waarbij geweld wordt gepleegd op jonge, kwetsbare kinderen, moeten we altijd afkeuren. Iedereen die bij de kinderopvangsector of bij het samenleven in het algemeen betrokken is, wordt door dergelijke situaties geraakt.
Ik wil echter benadrukken dat de overgrote meerderheid van de kinderopvangvoorzieningen elke dag opnieuw schitterend werk levert voor kinderen en hun ouders. De resultaten van de basismeting voor het Meten en Monitoren van de pedagogische kwaliteit (MeMoQ), die hier op 2 mei 2017 zijn besproken, tonen aan dat de ouders zeer tevreden zijn over de Vlaamse kinderopvang en dat de kinderen zich er geborgen en emotioneel ondersteund voelen. De feedback uit de kinderopvangsector zelf leert ons dat dit instrument een echte meerwaarde biedt. Het gaat om de essentie van waar de kinderopvang dagelijks om draait. We willen kunnen inzetten op de kwaliteitsdimensies van de opvang van de kinderen zelf en van de samenwerking met de ouders. We geven de volle aandacht aan de lancering en de introductie van het gebruik van MeMoQ op de werkvloer in de kinderopvang zelf. Daartoe schakelen we de partners in de sector in.
Ik wil erop wijzen dat momenteel op meerdere fronten al heel wat gebeurt om een pedagogisch verantwoorde, kwaliteitsvolle, gezonde en veilige kinderopvang mogelijk te maken. Met het decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters hebben we een aantal belangrijke stappen gezet. Er zijn kwaliteitseisen gekomen voor al wie jonge kinderen begeleidt en voor de verantwoordelijken in de kinderopvang. We verwachten dat iedereen die kinderen opvangt hiertoe de nodige kwalificaties heeft.
De Vlaamse Regering heeft recent het vernieuwd beroepskwalificatieprofiel voor begeleiders in de kinderopvang goedgekeurd. Er loopt een tijdspad, zodat iedereen tegen 2024 gekwalificeerd zal zijn. In overleg met Platform 2024, een werkgroep die uit het voortgangsoverleg is voortgevloeid en die onder meer vertegenwoordigers van de kinderopvangsector, het onderwijs, het beleidsdomein Werk, het Vlaams instituut voor vorming en opleiding in de social profit (VIVO) en de ondersteuners van Kind en Gezin omvat, zoeken we een manier om dit tijdspad op een realistische wijze te halen. Ook de mogelijke belemmeringen die worden ondervonden om tot een kwalificering te komen, worden opgepikt.
Er wordt een plan van aanpak ontwikkeld en we zetten in op de ondersteuning en de begeleiding van wie in de kinderopvang werkt. Dit geldt zeker voor wie dagelijks met kinderen omgaat, maar ook voor wie als verantwoordelijke of als organisator de omstandigheden moet kunnen creëren om de organisatie van een kwaliteitsvolle werking mogelijk te maken en te borgen. Hiervoor zetten we met de pedagogische en taalondersteunende diensten in op begeleiding. Met VoorZet, ’t Opzet en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) zijn organisaties actief die de vroegere gesubsidieerde sector ondersteunen.
Regelgevend bieden we kapstokken, waardoor elke organisator van groepsopvang moet instaan voor het respect voor de fysieke en psychische integriteit van elk kind. De nodige kwalificaties worden gevraagd. Daarnaast vormt ook een uittreksel uit het Strafregister, in de volksmond gekend als het model 2, een onderdeel van het aantonen van de geschiktheid van de betrokkenen.
Daarnaast zijn er ook verplichtingen over het hebben van een crisisprocedure en een procedure voor grensoverschrijdend gedrag. Bovendien moet de organisator ook zorgen voor de pedagogische ondersteuning.
Graag benadruk ik dat er vandaag ook al wordt ingezet op het sensibiliseren via preventieve maatregelen die de kinderopvang moet nemen. Er bestaat al heel wat uitgewerkt en beschikbaar materiaal, onder meer bij Kind en Gezin. Denken we maar aan de procedure preventie, detectie en aanpak grensoverschrijdend gedrag, aan al het ondersteunend materiaal in functie van risicopreventie met campagnemateriaal, workshops, enzovoort. Er is eveneens een referentiekader rond aanwezige kinderen en inzet van medewerkers. Hiermee kan de opvang effectief zelf aan de slag gaan en kan waar nodig ook ondersteuning worden geboden.
Toezichtbezoeken ter plaatse door de Zorginspectie blijven natuurlijk ook uitermate belangrijk. Zorginspectie organiseert zich de laatste jaren steeds meer, zodat kortere, maar iets frequentere bezoeken mogelijk zijn. Zeker bij aandachtsvoorzieningen kan dit sterk aangewezen zijn, zodat waar nodig korter op de bal kan worden gespeeld om erger te voorkomen en voldoende snel te kunnen ingrijpen indien nodig.
Daarnaast is er een systematische alertheid bij het klantenbeheer van de kinderopvang voor risicosituaties. De ontwikkelde aanpak is dan altijd gericht op het zo snel mogelijk beveiligen van de situatie voor de betrokken kinderen. Als de opvangorganisator daartoe niet zelf de stappen zet, is het aan de Vlaamse overheid om daar in samenwerking met de bevoegde instanties zelf toe over te gaan. Het is belangrijk om steeds tot een goede samenwerking te komen met politie, burgemeester en parket, zodat Kind en Gezin zo snel mogelijk kan worden verwittigd over een ernstig voorval in de kinderopvang.
Ingrijpen ten aanzien van opvangvoorzieningen waar de werking ernstige tekorten vertoont, blijft erg belangrijk. Het vernieuwde handhavingsbeleid sinds het decreet Kinderopvang speelt hierop in. Opvangvoorzieningen waar tekorten in de werking worden vastgesteld, worden opgevolgd en gevraagd de tekorten weg te werken, waar nodig mits ondersteuning die ze moeten zoeken. Waar evenwel betekenisvolle tekorten niet worden weggewerkt of steeds weer terugkomen, is het verantwoord een gefaseerde handhavingsprocedure op te starten: eerst een formele aanmaning en vervolgens de mogelijkheid tot het opleggen van een financiële boete en het inzetten van de procedure tot schorsing of opheffen van de vergunning. In de meeste gevallen leidt die procedure tot de nodige verbeteringen.
Preventie en alertheid kunnen niet elke probleemsituatie voorkomen. Het blijft daarom belangrijk te blijven inzetten op een accurate en directe aanpak bij melding van ernstige klachten via ouders, feiten via de opvang zelf of via andere wegen. Dat is in deze situatie bij Kind en Gezin zeer expliciet gebeurd, dankzij een degelijk uitgewerkte procedure voor inschatting, opvolging, aanpak en coördinatie van ernstige voorvallen in de kinderopvang.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Inderdaad, het is zo: ons Vlaamse kinderopvangsysteem is een goed systeem. Gelukkig hebben wij zeer weinig incidenten. Maar als het gebeurt, is het natuurlijk gewoon verschrikkelijk. Het moet uw kind maar zijn dat zo wordt mishandeld.
Kleuterbegeleiders verdienen alle respect. Het valt natuurlijk niet te onderschatten. Vele ouders zullen dat met mij beamen. Eén kind is vaak al zeer vermoeiend en zwaar, laat staan dat je de opvang moet doen van acht of meer kinderen. Alle respect daarvoor. Veel van die beginnende kinderbegeleidsters zijn 19 of 20 jaar en worden vaak in het beroep gesmeten. Dat geeft stof tot nadenken.
De heer Peeters van het Vormingscentrum voor de Begeleiding van het Jonge Kind (VBJK), het expertisecentrum voor opvoeding en kinderopvang, gaf aan dat in Scandinavische landen beginnende kinderverzorgsters continu worden begeleid en dat in de opvang minstens 50 procent van het personeel een bachelordiploma heeft en dat die de andere verzorgenden begeleiden.
Minister, hoe staat u hiertegenover?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dit individueel geval is een zeer spijtig geval. Het doet mij heel veel pijn, zeker als ik op de beelden zie wat er daar gebeurd is. Maar goed, dat is een individueel geval.
We weten dat er in de kinderopvang veel goed werk wordt verzet. Ik denk dat het decreet dat we hier hebben goedgekeurd, werkt.
We hebben een aantal kwaliteitsvereisten opgelegd in verband met begeleiders en verantwoordelijken. We hebben een aantal lijnen uitgezet in verband met handhaving en inspectie. Het is belangrijk – en dat blijkt nu ook wel – dat zeker de opvolging van een individueel geval goed verloopt.
Ik heb nog een vraag. Er loopt nu een onderzoek door politie en gerecht naar dit individueel geval. We moeten dat zijn gang laten gaan. Het is echter altijd zinvol om aan het einde van zo’n proces te evalueren waar het eventueel is fout gelopen en, wat ons betreft dan, of er decretale aspecten zijn die eventueel moeten worden bijgestuurd.
Minister, het was dus gewoon een oproep aan u om, naar aanleiding van dit geval, rustig te bekijken of het systeem dat werd uitgezet al dan niet werkt. Moeten er bijsturingen gebeuren, ja dan nee?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, twee dingen. U hebt gemerkt dat Kind en Gezin uiteindelijk de schorsing heeft uitgesproken. Het is in de eerste plaats een tijdelijke schorsing, om een aantal dingen te kunnen bijsturen.
Wat de personeelsformatie en de kwalificaties betreft, is het zo dat we in een heel traject naar 2024 zitten om ervoor te zorgen dat iedereen over de vereiste kwalificaties beschikt. Ik herinner mij dat, toen dit decreet in het parlement werd besproken, er veel aandacht ging naar de vraag om overgangssituaties en geleidelijkheid te plannen en ervoor te zorgen dat er voor die kwalificaties een traject kon worden gevolgd om iedereen in dat schema te brengen. Dat traject loopt.
Sinds de inwerkingtreding van het decreet hebben een aantal hogescholen specifieke opleidingen ontwikkeld, zoals pedagogisch coach van kindbegeleider, met het oog op leidinggevende en ondersteunende functies in de kinderopvang. Op het vlak van kwalificaties, niet alleen rond de beroepskwalificatieprofielen, maar ook naar het aanbod in het onderwijs toe, denk ik dat dat decreet heel wat heeft veroorzaakt. Ik hoop dat dat geleidelijk aan ingeburgerd geraakt. Ik heb een paar keer het afstuderen van de eerste lichting in die nieuwe bacheloropleidingen mogen meemaken. Dat zijn allemaal zeer enthousiaste en geëngageerde mensen. En ik vermoed dat die dus geleidelijk aan het beeld zullen uitmaken van het aanbod van onze Vlaamse kinderopvang.
Minister, elk van de collega’s heeft hier voorgesteld om te proberen lessen te trekken uit een in se uitzonderlijk en zeer pijnlijk voorval, en om te proberen alsmaar beter te zijn.
Ik wil één insteek geven. Misschien moet men eens kijken naar de communicatie van Kind en Gezin in dat soort situaties zelf. Die was eigenlijk heel droog. ‘Men heeft de regels gevolgd’, dat was de eerste boodschap die kwam. Ik kan alleen maar getuigen dat dat bij een aantal mensen wat wrijving heeft veroorzaakt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik wil nog eens benadrukken dat ons Vlaamse kinderopvangsysteem heel goed is. Onze kinderbegeleiders verdienen alle respect. We hebben het hier nu de hele tijd over de opleidingen, maar ik denk dat toewijding en liefde voor kinderen absoluut voorop moeten staan. Al doende leer je.
Zoals aangehaald door de collega’s: als er lessen te trekken zijn uit dit voorval, moeten we die zeker meenemen en bekijken of er inderdaad decretale aanpassingen moeten zijn. Maar laat ons hopen dat we het aantal incidenten zo laag mogelijk kunnen houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.