Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, mijn vraag is een opvolgingsvraag omdat we er hier al een aantal keren over hebben gepraat en omdat er een aantal schriftelijke vragen zijn ingediend.
Er is een vertraging in de inning van de onroerende voorheffing. De inning gebeurt op basis van databestanden van het kadaster van de FOD Financiën. De problemen zijn te wijten aan een omschakeling in het informaticasysteem. Als er zo'n omschakeling gebeurt, moet er nog eens een extra controle van de bestanden volgen. Vandaar dat de aanslagbiljetten voor de onroerende voorheffing van 2016 pas vanaf augustus zijn verstuurd, wat toch drie of vier maanden later is dan normaal.
In september 2016 kwam dan de communicatie van de Vlaamse Belastingsdienst (VLABEL) die stelde dat eind november alle normale verzendingen de deur uit zouden zijn. Wij vangen op dat het in februari en maart nog niet zo zou zijn en we vernemen dat nu nog steeds aanslagbiljetten voor het jaar 2016 – intussen zijn we al bijna half mei 2017 – moeten worden verstuurd.
Minister, wat is de stand van zaken van het verzenden van de aanslagbiljetten? Kunt u een concrete timing geven voor het wegwerken van deze laattijdige verzending van aanslagbiljetten? Wat was de oorzaak? De omschakeling van het informaticasysteem bemoeilijkte wellicht een beetje de timing, maar is het probleem intussen gedetecteerd? Hoe kunnen we dit in de toekomst vermijden? Wat zijn de gevolgen voor de Vlaamse overheid en voor de begroting? Voor de lokale besturen is er een gegarandeerde maandelijkse storting. Door het uitstel in het versturen van de aanslagbiljetten voor 2016 nadert natuurlijk ook de vervaldatum van 2017. Hoe zal men proberen te verhinderen dat sommige gezinnen en eigenaars op zeer korte termijn twee aanslagbiljetten in de bus krijgen?
Mijnheer Van den Heuvel, de Vlaamse Belastingdienst berekent en int de onroerende voorheffing op basis van de databestanden die worden aangeleverd door de Patrimoniumdocumentatie. Dat is de administratie bij de Federale Overheidsdienst Financiën die de kadastrale documentatie beheert. Het is immers de federale overheid die bevoegd is voor de vaststelling van het kadastraal inkomen en het bijhouden van de patrimoniumdocumentatie, met inbegrip van wie eigenaar is van welke onroerende goederen.
In 2016 werden deze data met ruim drie maanden vertraging aangeleverd aan VLABEL. De oorzaak hiervan is een omschakeling in de federale informaticasystemen. Bovendien bleek een extra kwaliteitscontrole van deze gegevens noodzakelijk om foutieve aanslagbiljetten te vermijden. De identificatie van de eigenaars en de omvang van hun zakelijke rechten vertoonde voor het aanslagjaar 2016 immers meer fouten dan gebruikelijk. De FOD Financiën heeft ondertussen wel een kwaliteitsverbetering beloofd van de gegevens voor het aanslagjaar 2017.
De federale administratie had aanvankelijk ook een nieuwe ICT-format aangekondigd, maar die omschakeling is er niet helemaal uitgekomen waardoor VLABEL de programmatuur opnieuw naar de oude format diende aan te passen. Hierdoor is de Vlaamse Belastingdienst pas vier maanden later dan gebruikelijk met de inkohiering van start kunnen gaan.
Maar toch heeft VLABEL de impact van deze vertraging kunnen beperken. Dat blijkt uit volgende cijfers: in 2015 werd 95 procent van alle aanslagbiljetten in het jaar zelf verstuurd; in 2016 was dat 93 procent, geen echt substantieel verschil dus. In 2015 werd de onroerende voorheffing ingekohierd voor een bedrag van 2,759 miljard euro. In 2016 was dat tot nog toe voor een bedrag van 2,709 miljard euro. Dat is ook maar een klein verschil. Eind april van dit jaar bedroeg het verschil in inkohieringen met hetzelfde moment vorig jaar hooguit 50 miljoen euro. VLABEL is er dus in geslaagd de impact van de vertraging beperkt te houden.
Wat zijn nu de gevolgen van deze – weliswaar beperkte – vertraging voor de betrokken overheden ? Voor het Vlaamse Gewest verlagen we de raming van de ESR-ontvangsten met 7,9 miljoen euro. Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) heeft aangegeven dat deze minderontvangst zal worden geneutraliseerd, omdat het hier louter gaat om een eenmalige technische oorzaak die geen enkele onderliggende economische oorzaak heeft. Ook voor de gemeenten en provincies – die het leeuwendeel krijgen van de opbrengsten van de onroerende voorheffing – voert het INR deze correctie door. Gemeenten en provincies zullen dus noch ESR-matig, noch kasmatig enige impact ondervinden.
U kent immers de zogenaamde ‘voorschottenregeling’. Een gemeente ontvangt in het aanslagjaar zelf 95 procent van het bedrag dat de Vlaamse Belastingdienst begroot heeft. De Vlaamse gemeenten en provincies hebben, zoals de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt, in de maanden juli tot en met december 2016, zes maandelijkse voorschotten uitbetaald gekregen. De eindafrekening van de onroerende voorheffing voor aanslagjaar 2016 wordt opgemaakt op basis van de ontvangsten die op 31 mei 2017 gerealiseerd zijn. Het resultaat wordt rond 20 juni bekendgemaakt. Mogelijks zal het aantal gemeenten waarvoor een afhouding op het eerste voorschot van 2017 dient te gebeuren, iets hoger liggen dan bij eerdere aanslagjaren. De Vlaamse Belastingdienst stelt alles in het werk om die mogelijke negatieve impact zoveel mogelijk te beperken. En zelfs als er een grotere negatieve impact zou zijn, zal die zich op termijn uitvlakken. Het is een eenmalig effect – een gereduceerd voorschot – terwijl de totale ontvangsten van de opcentiemen zowel voor 2016 als voor 2017 voor deze gemeenten hierdoor niet worden beïnvloed. De effectieve ontvangsten van de maand juni worden trouwens al in de maand juli daaropvolgend doorgestort. Hierdoor kan voor sommige gemeenten de inhouding op het eerste voorschot in dezelfde maand juli nog goedgemaakt zijn.
Wat is nu de impact voor de belastingplichtigen? In samenspraak met de ombudsdienst zal VLABEL er steeds voor zorgen dat er minstens zes maanden verstrijken tussen de inkohieringen van twee opeenvolgende aanslagjaren. Het kan dus niet dat een belastingbetaler binnen de zes maanden twee keer een aanslagbiljet krijgt. Die garantie zit zelfs ingebouwd in de computerprogramma’s. Hiervan wordt nu niet afgeweken. Dit heeft dan wel tot gevolg dat die vier maanden vertraging niet binnen één daaropvolgend jaar wordt weggewerkt. Technisch gezien zou dat weliswaar mogelijk zijn, de programma’s laten dit toe, maar VLABEL laat de klantvriendelijkheid primeren. De noodzakelijke inhaalbeweging wordt geleidelijk en gespreid over twee jaar doorgevoerd.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Ik ben tevreden met uw antwoord op een aantal bekommernissen die ik daarnet heb geuit en waaraan u tegemoet bent gekomen. Ten eerste is er de klantvriendelijkheid zodat mensen niet op korte termijn twee aanslagbiljetten in hun bus krijgen. De tijdspanne van minimaal zes maanden is prima.
Ik heb duidelijk de cijfers gehoord, maar het blijkt dat de vertraging op macroniveau al met al meevalt. Ik ga ervan uit dat de berichten die we krijgen, dat een aantal aanslagbiljetten recent zijn verstuurd, slechts een klein percentage vertegenwoordigen in het totaal te versturen aanslagbiljetten.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, deze vraag roept echo’s op van andere discussies over het veranderen van een informaticaplatform en de gigantische vertragingen die dat veroorzaakte: tegemoetkoming aan bejaarden, aan gehandicapten enzovoort. Ik stel vast dat de oplossingen die men op het federale niveau dan zoekt, altijd dezelfde zijn: men grijpt terug naar het oude systeem.
Ik heb uit uw antwoord, minister, begrepen dat dit een eerder tijdelijke terugschakeling is en dat men de bedoeling heeft om alsnog dat nieuwe informaticaplatform te laten draaien. Welke garanties hebt u dat het nu wel zou werken? De problemen waren zo groot dat ze in eerste instantie niet konden worden opgelost.
We hebben, en daar treed ik de heer Van den Heuvel bij, gehoord dat op macroniveau ESR-matig de invloed beperkt is, en dat de bestemmeling van het gros van de middelen zijnde de gemeenten ook safe zit, maar ik maak me eerlijk gezegd wel zorgen over de belastingplichtige. U zegt dat u een maatregel hebt, dat men binnen de zes maanden maar een aanslagbiljet kan krijgen. Dat is wel een verdubbeling van het ritme, vandaag krijgt men slechts jaarlijks een aanslag.
Minister, ik wil positief zijn, en de brug maken, voorzitter, naar de volgende vraag, want ik denk dat dat ik een oplossing voor u heb.
De vraag om uitleg is afgehandeld.