Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Landuyt heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, op 18 februari jongstleden stelden de Justitiehuizen hun jaarcijfers voor, niet van 2016, maar van 2015. Daaruit blijkt dat de eerstelijnswerking de jongste jaren in bijna alle Justitiehuizen werd afgebouwd. Het aantal nieuwe mandaten eerstelijnshulp daalde van 7500 in 2006 naar minder dan 1000 in 2015. De bevoegdheden met betrekking tot de Commissies voor Juridische Bijstand werden ten gevolge van de zesde staatshervorming overgedragen van het federale naar het Vlaamse niveau. Dat moment werd vanuit diverse hoeken gezien als een mooie kans om die pijler beter uit te bouwen. Zelf verklaarde u ook, in uw antwoord op schriftelijke vraag 147 van mevrouw Schryvers, het pad te willen uitzetten om te komen tot een meer toegankelijke juridische eerstelijnsbijstand. U antwoordde dat de samenwerking van de Commissies voor Juridische Bijstand met andere actoren binnen het eerstelijnswelzijnswerk zodanig zal worden uitgebouwd dat de toegankelijkheid van de juridische eerstelijnsbijstand zal worden vergroot, ook voor de meest kwetsbaren.
– Peter Persyn treedt als voorzitter op.
Minister, naar aanleiding van de steeds dalende cijfers inzake eerstelijnshulp had ik u graag de volgende vragen gesteld. Is het nog de bedoeling om in te zetten op de uitbouw van een Vlaamse eerstelijnsrechtsbijstand vanuit de Justitiehuizen? Is het de bedoeling dat andere actoren de taak van eerstelijnsrechtsbijstand overnemen? Hoe wilt u de eerstelijnsrechtsbijstand toegankelijker maken, als dat al uw bedoeling zou zijn?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Zoals u terecht opmerkte op basis van de jaarcijfers van de Justitiehuizen, daalt het aantal eerstelijnsinterventies door de Justitiehuizen jaar na jaar. Enerzijds is er sprake van een grote onderregistratie van de eerstelijnscontacten die de justitieassistenten doen. Dat heeft te maken met de aard van een eerstelijnscontact, dat soms zeer kort en oppervlakkig kan zijn, waardoor er niet steeds een registratie gebeurt. Daarnaast is er de systematische afbouw geweest van het eerstelijnsaanbod door de justitieassistent in de diverse Justitiehuizen onder druk van de strafrechtelijke opdrachten. De Justitiehuizen stellen wel steeds een lokaal ter beschikking met het oog op de organisatie van de juridische eerstelijnsbijstand door de advocatuur die wordt georganiseerd door de Commissies voor Juridische Bijstand, en de Justitiehuizen verwijzen de rechtszoekende daar ook actief naar door.
Met de zesde staatshervorming zijn de Commissies voor Juridische Bijstand overgedragen naar de gemeenschappen. Die commissies bieden burgers antwoorden op eenvoudige juridische vragen, met praktische inlichtingen, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een gespecialiseerde instantie of organisatie. Deze gratis eerstelijnsbijstand wordt verleend door advocaten op diverse locaties, waaronder de Justitiehuizen. We zetten die dienstverlening voort, maar gaan tegelijkertijd na hoe we de drempel naar die dienstverlening kunnen verlagen. We denken daarvoor aan een sterke en duidelijke multidisciplinaire samenwerking en afstemming binnen het eerstelijnswelzijnswerk, het sterker positioneren van de commissies, het realiseren van samenwerking en afstemming met juridische bijstand van de tweede lijn en het uitwerken van vernieuwende methodieken die de juridische dienstverlening tot bij de burger brengen, bijvoorbeeld via digitale kanalen. We gaan daarvoor in overleg met alle betrokken partners: de Orde van Vlaamse Balies (OVB), de Federale Overheidsdienst Justitie, een vertegenwoordiger van de eerstelijnswelzijnsdiensten, maar ook een vertegenwoordiging van wetswinkels en huurdersbonden.
We hebben de subsidiëring en de organisatie van de Commissies voor Juridische Bijstand in eerste instantie dan ook gecontinueerd sinds 2015, maar willen nu een nieuw inhoudelijk en subsidiekader ontwikkelen en dat ook decretaal verankeren. Daarvoor zijn we in gesprek met de commissievoorzitters en de OVB. Het ligt niet in onze bedoeling dat andere actoren de opdracht van de Commissies voor Juridische Bijstand overnemen. De advocatuur blijft voor ons bij de uitwerking van een kwalitatieve juridische eerstelijnsbijstand een kernpartner. Ik wil er wel toe komen dat enerzijds de organisatie, werking en subsidiëring van de commissies worden geharmoniseerd en dat anderzijds de samenwerking met andere actoren die ook actief zijn op het vlak van eerstelijnsbijstand, wordt geoptimaliseerd in functie van het belang van de burgers die nood hebben aan juridische eerstelijnsbijstand.
Uit onderzoek blijkt dat de drempel naar de dienstverlening van de commissies soms als te hoog wordt ervaren doordat de zitdagen vaak in het Justitiehuis of het vredegerecht plaatsvinden en nog te weinig in bijvoorbeeld een OCMW.
Ook de communicatie tussen de advocaat en de adviesvrager werkt soms drempelverhogend, door de taal die de advocaat gebruikt of doordat de problematiek tot het puur juridische wordt verengd. Advocaten hebben meestal ook misschien wat te weinig kennis van de sociale kaart of hebben niet steeds een specifieke opleiding gehad om rechtshulp aan maatschappelijk kwetsbare groepen te verstrekken. Daardoor is er vaak geen link met de hulpverlening, terwijl de vraag waarmee de gebruiker zich bij de juridische eerstelijnsbijstand aanmeldt, zich wel dikwijls in een ruimere problematiek situeert. We vinden het belangrijk dat de gebruiker op een integrale wijze wordt benaderd en dat ook een gepast antwoord wordt geboden op de andere vragen of problemen van de gebruiker die het louter juridische overstijgen.
Daarom willen we de juridische eerstelijnsbijstand binnen het geïntegreerd breed onthaal situeren om zo de multidisciplinaire samenwerking en afstemming binnen het eerstelijnswelzijnswerk te versterken. Het geïntegreerd breed onthaal is het eerstelijns samenwerkingsverband waar de linken tussen juridische en welzijnsproblemen kunnen worden gelegd. De commissies voor juridische bijstand zijn geen kernactor, maar zullen moeten samenwerken met de kernpartners uit de samenwerkingsverbanden geïntegreerd breed onthaal, namelijk de OCMW’s, de diensten maatschappelijk werk en de CAW’s.
We willen ook kwaliteitscriteria inzake toegankelijkheid koppelen aan de juridische eerstelijnsbijstand van de commissies. Bovendien spelen de adviesverlenende advocaten een cruciale rol in het bieden van een kwaliteitsvol aanbod aan juridische eerstelijnsbijstand. Zij dienen over voldoende expertise en vaardigheden te beschikken om dat op een kwalitatieve manier te kunnen opnemen, aangepast aan de gebruiker. Het is van belang dat de advocaten die de juridische eerstelijnsbijstand verlenen ook oog hebben voor de ruimere problematiek waar de mensen mee kampen. Naast het geven van juridisch advies, dienen zij ook de ruimere welzijnscontext van de gebruikers te kunnen inschatten om, indien nodig, zo correct mogelijk te kunnen doorverwijzen naar een gepast eerstelijns hulpverleningsaanbod. Om deze welzijnsgerichte instelling en de nodige sociale vaardigheden te versterken, willen we de advocaten die juridische eerstelijnsbijstand verstrekken, de nodige ondersteuning bieden.
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, de aanleiding voor mijn vraag was het dalend cijfer voor 2015. Verwacht u dat dat cijfer door uw mooi omschreven principes of acties zal verhogen of niet?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Op een bepaald ogenblik zal het parlement een debat mogen voeren over een decreet dat de eerstelijns juridische bijstand moet regelen. Mijn reactie op dit moment is dat ik begrijp dat Justitiehuizen andere prioriteiten hebben gelegd op basis van de realiteit. De vragen vanuit strafrechtelijke opdrachten zullen toenemen. Het spoor dat wij volgen, is met de advocatuur te kijken hoe we in de toekomst de zaken beter kunnen ondersteunen. Dat is op dit moment onze insteek.
De heer Landuyt heeft het woord.
In het antwoord dat u in november 2015 aan mevrouw Schryvers hebt gegeven en dat niet afwijkt van wat u nu zegt, had u het over het inschakelen van niet enkel de advocatuur, maar ook het CAW en het OCMW. U zou ook een SWOT-analyse vragen om te kijken wat er moet gebeuren. Als we nu vaststellen dat de Justitiehuizen overbelast zijn – en ik kan dat volgen – en u wilt met uw beleid iets doen aan de eerstelijns rechtsbijstand, dan zult u toch op iemand anders moeten rekenen. Of rekent u enkel op de advocatuur?
Ik heb dat in het antwoord ook gezegd. We zullen de eerstelijns rechtsbijstand in het breed onthaal moeten positioneren. Het concept breed onthaal, dat ook in het decreet Lokaal Sociaal Beleid zal staan, veronderstelt een samenwerking tussen de commissies en de eerstelijns welzijnswerkers, die in Vlaanderen de opdracht hebben om laagdrempelig en vanuit een onthaalfunctie eerstelijnsadviezen te geven. Het gaat om de CAW’s, de OCMW’s en de diensten maatschappelijk werk. Dat zijn de actoren die we in een betere samenwerking moeten brengen met de commissies, omdat op die manier het aanbod beter kan worden ingepast in een heel breed laagdrempelig onthaal, een functie die we volgens mij in heel Vlaanderen het best zo goed mogelijk uitbouwen. Zo’n elf projecten zijn opgestart om te kijken hoe we dat het best aanpakken. Als het over het lokaal sociaal beleid gaat, zult u merken dat voor het organiseren van een breed onthaal, lokaal, laagdrempelig, eerstelijn welzijn, een duidelijke vraag zal worden gesteld aan de lokale overheden. Zij worden gevraagd daaraan mee te werken via het sociaal huis dat zij daarvoor al voor een stuk hebben. Ik denk dat we het ook het best daarmee in verband brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.