Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, het opnieuw inschalen van personen met een beperking zorgde voor ongerustheid bij een aantal mensen die gebruikmaakten van een intensieve woonondersteuning. Mensen die gedurende vijf dagen ondersteuning vroegen, konden, als dat nodig was, terugvallen op een ondersteuning van zeven dagen op zeven. Met de omschakeling naar persoonsvolgende financiering werd de huidige zorg vertaald. Om de onrust tegen te gaan, communiceerde u op 8 november 2016 dat er een waarborg moet zijn om op ondersteuning van zeven dagen op zeven terug te vallen indien nodig.
Op 24 december 2016 werd een besluit van de Vlaamse Regering goedgekeurd met bepalingen waaraan de persoon in kwestie moet voldoen voor die ondersteuning. Een ervan was dat de woonondersteuning door het Flexibel Aanbod Meerderjarigen (FAM), aan de meerderjarige gebruiker ten minste 4,25 dagen per week moest bedragen. Op 24 februari 2017 werd het besluit van de Vlaamse Regering uiteindelijk goedgekeurd en werd deze passage geschrapt.
In de nota bij dit besluit konden we het volgende terugvinden: “De bevoegde minister zal bepalen welke minimale frequentie inzake woonondersteuning vereist is om aanspraak te kunnen maken op het recht. Hierbij kan worden gedacht aan een frequentie van 4,25 dagen per week.” De 4,25 dagen werd dus eerder een richtlijn dan een regel.
Verder staat in het besluit dat ze in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 in dit kader een aanvraag kunnen doen tot herziening van hun zorggebonden middelen.
Minister, hoe zal men aan de mensen communiceren in verband met die bijkomende aanvraag tot herziening van de middelen?
Zal men zichzelf tijdens de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 ook proactief kunnen registreren als gebruiker?
Zullen deze middelen persoonsvolgend worden gegeven? Wat is de geschatte meerkost daarvan? Wordt die dan betaald van het uitbreidingsbudget?
Minister, vreest u niet dat er een willekeur zal ontstaan doordat u die 4,25 dagen eerder als richtlijn dan als regel wilt gebruiken? Welke procedure zult u vastleggen voor deze aanvragen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, we zullen in ieder geval aan personen die een bepaalde zorgintensiteit hadden in het verleden, de garantie bieden dat ze zonder al te veel problemen kunnen evolueren naar een opvang van zeven dagen op zeven indien nodig. Om dat te garanderen, worden regelgevend twee maatregelen verankerd.
In het kwaliteitsbesluit dat door de regering principieel werd goedgekeurd, is opgenomen in artikel 9, paragraaf 5: “De voorziening hanteert een beleid dat het mogelijk maakt een antwoord te bieden op vragen van de gebruiker om tijdelijk en beperkt meer ondersteuning te bieden.” In de bijlage van het besluit is terug te vinden dat ze dit in de individuele dienstenovereenkomst moeten opnemen. Dat is dus de ene maatregel: het engagement dat men gewoon flexibel moet zijn voor de acute en tijdelijke situaties.
Daarnaast is er inderdaad het artikel in het recent definitief goedgekeurde mozaïekbesluit, artikel 21. In hoofdstuk zes wordt een bepaling ingevoegd, in artikel 29/1 tot en met artikel 29/6, die luidt als volgt: “In de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 kunnen de meerderjarige gebruikers van een FAM aan wie conform artikel 13 tot en met 23 een aantal zorggebonden punten is toegekend, en die gebruikmaken van woon- en dagondersteuning aanspraak maken op zeven op zeven dagen woon- en dagondersteuning bij het FAM, dat als zorgaanbieder vergund is door het agentschap en dat hem op 31 december 2016 niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning biedt, als aan de volgende voorwaarden is voldaan: één, de betrokken persoon met een handicap dient conform artikel 24 een aanvraag tot herziening van het toegekende aantal zorggebonden middelen in; twee, het engagement van het FAM, vermeld in het eerste lid, en het engagement van de persoon met een handicap, vermeld in punt twee, zijn opgenomen in de individuele dienstverleningsovereenkomst, vermeld in hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap. Het recht, vermeld in het eerste lid, vervalt als het budget, dat na de afhandeling van de aanvraag tot herziening is toegewezen, ter beschikking wordt gesteld of als de meerderjarige gebruiker, vermeld in het eerste lid, het FAM dat door het agentschap is vergund als zorgaanbieder verlaat. Als de vergunde zorgaanbieder structureel ondersteuning biedt in het kader van het recht vermeld in het eerste lid, zal het agentschap tijdelijk bijkomende middelen toekennen aan de zorgaanbieder. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt de minimale frequentie van het gebruik van woonondersteuning dat is vereist om aanspraak te kunnen maken op het recht, vermeld in het eerste lid, en bepaalt op welke wijze in bijkomende middelen zal voorzien worden.”
Gelet op het feit dat dat slechts twee weken geleden definitief geworden is, is er nog geen definitieve beslissing genomen over de noodzakelijke incentives en het precieze aantal dagen per week. Ik heb gevraagd dat dat binnen de taskforce persoonsvolgende financiering voor volwassenen wordt bekeken en ik zal het inderdaad opleggen via een ministerieel besluit. We zullen het uiteraard bespreken in het communicatieoverleg van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), zodat alle stakeholders via hun kanalen de info kunnen verspreiden.
De maatregel is expliciet bedoeld om personen met een handicap die reeds langdurig gebruikmaken van dag- en woonondersteuning, en waar het netwerk eveneens reeds langdurig inspanningen levert om de betrokkene op regelmatige basis thuis op te vangen, bijvoorbeeld in de weekends en in de vakantie, de garantie te bieden dat op het moment dat deze vrijwillige inspanning niet meer mogelijk of wenselijk is, meteen fulltime opvang kan en zal worden geboden door de reeds betrokken zorgaanbieder.
We zullen het best nu zo snel mogelijk dat ministerieel besluit operationaliseren. Dan zullen we ook zien hoe het systeem zal lopen, hoe het functioneert en hoeveel impact het heeft. Wat mij betreft – ik geef u mijn persoonlijke inschatting – is dat een engagement dat wij hebben genomen ten opzichte van diegenen die historisch in die periode in die situatie waren. We zullen dus ook bekijken hoe we ervoor moeten zorgen dat die garantie ook voor de toekomst globaal kan worden geregeld. Het lijkt mij wel wijs om eerst een aantal zaken te bekijken. Hoe bereken je dat? Hoe definieer je dat? Wat zijn de impactelementen daarvan? Dan zullen we zien of er bijvoorbeeld een preventieve registratie nodig is om te weten over wie het mogelijk zou kunnen blijven gaan.
De geest van het verhaal is in ieder geval dat de garantie is gegeven aan de mensen die toen die ondersteuning hebben genoten.
U weet wellicht waarom we die specifieke cijfers daaruit hebben gehaald: omdat we namelijk aan de hand van de reacties hebben gemerkt dat we daar met een zekere nuance naar zullen moeten kijken. Om dat niet op een extreme afkapmanier te doen, hebben we gezegd: laat ons dat toch maar meenemen in de taskforce.
De taskforce meerderjarigen is belast met het operationaliseren van die maatregel. We zullen de middelen uit het uitbreidingsbeleid daarvoor niet aanspreken. Die zijn het best te reserveren voor het toekennen van bijkomende budgetten. De totale meerkost zal afhankelijk zijn van het aantal dagen dat uiteindelijk wordt genomen. Maar we moeten het er wel over eens zijn dat het in principe gaat over eenmalige bedragen, aangezien de afspraak is dat de betrokkene zo snel mogelijk in het normale systeem moet worden ingeschaald. In die zin ga ik er ook van uit dat het geen recurrente budgetten zijn voor specifieke personen.
We hebben inderdaad nog niet beslist of we de grens van 4,25 dagen zullen gebruiken. We willen willekeur vermijden. We kunnen die grens niet per dossier bepalen, maar moeten dat doen met een aantal objectieve parameters waaraan die aanvraag moet voldoen. Ook dat is inderdaad de bedoeling, om dat in dat ministerieel besluit vast te leggen.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, dank u voor de duidelijkheid. Het is dan nog even wachten op het ministerieel besluit. U had het over een eenmalige bijdrage. De mensen die de vraag stellen, worden dus opnieuw ingeschaald. En dan gaan die punten persoonsvolgend zijn in de toekomst. Klopt dat?
We financieren in afwachting van de inschaling die ze in het nieuwe systeem zullen krijgen.
U zegt dat ze dan meteen voltijds opvang krijgen. Voor heel veel mensen zal dat een hele geruststelling zijn, want er zijn nog veel vragen over hoelang dat gaat duren en wanneer ze er een beroep op kunnen doen. Het woord ‘meteen’ heb ik goed onthouden, en dat is natuurlijk heel goed.
Voor de mensen die de zorg nog niet meteen nodig hebben tussen januari 2017 en december 2019, wordt nog bekeken of ze later een aanvraag kunnen doen. Als ze nu al een aanvraag moeten doen, is het wat gek als ze die zorg pas nodig hebben over pakweg tien jaar en hun kinderen verplicht moeten laten blijven slapen in een voorziening in het weekend. Als ik het goed heb begrepen, gaat u dat na die periode bekijken voor de mensen die zich niet hebben geregistreerd. Moeten ze zich sowieso laten registreren en kan dat worden opgenomen wanneer het voor hen nodig is? Dat was nog niet helemaal duidelijk. Als u snapt wat ik bedoel.
Ik weet niet of ik uw vraag goed versta. Het artikel zoals het nu is opgenomen, creëert een perspectief en zekerheid voor mensen die tot eind 2016 een bepaalde dienstverlening hadden. De afspraak is dat we dat honoreren, op welk moment dat ook nodig is. Er is nu een regeling gemaakt, maar die gaan we eerst in modaliteiten omzetten. Dan zullen we de volgende stappen moeten zetten. De bedoeling was dat het voor degenen was die in die situatie zaten. Nu is er een periode gepland tot eind 2019, maar het lijkt logisch te kijken hoe we daar in functie van wat er op het terrein gebeurt en indien nodig, een vervolg aan breien.
Als ik het goed heb begrepen, moeten ze zich niet per se hebben geregistreerd voor 2019?
U deed de suggestie om ze te registreren. Mijn eerste zorg zijn de modaliteiten op de korte termijn. Dan zullen we zien wat we moeten doen om te zorgen dat de geest van die regeling overeind blijft.
Ik denk dat de mensen die daar ooit recht op hebben, dan al heel gerust zijn. Als ze dat ooit gaan krijgen, zal dat veel gerustheid brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.