Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik stel deze vraag omdat ik de gelegenheid heb gehad om eens een volledige dag mee te draaien in een centrum voor basiseducatie: zeer boeiend.
Ik heb er kunnen vaststellen dat de medewerkers van de centra voor basiseducatie dagelijks werken aan het verhogen van de geletterdheid van laaggeletterde volwassenen. Prioritair hebben de centra hierbij aandacht voor de mensen die de meeste moeilijkheden ondervinden op het vlak van geletterdheid. Men wil daarbij niet enkel focussen op de remediëring van laaggeletterdheid bij volwassenen met cursussen, maar ook op de preventie van laaggeletterdheid bij kinderen. Dat moet toestaan om de geletterdheid in de samenleving op een duurzame manier te verhogen. Dat vereist dat men laaggeletterde ouders van schoolgaande kinderen ondersteunt in hun opvoedingstaak, maar ook in hun participatie aan het schoolgebeuren en aan de bredere samenleving. In dit kader werken de dertien Vlaamse centra voor basiseducatie al jaren samen met – vooral – kleuter- en lagere scholen in hun regio. Bij deze samenwerking focust men zowel op de ondersteuning van anderstaligen als van Nederlandstalige laaggeletterde ouders. Men neemt daarbij verschillende uitdagingen op het vlak van geletterdheid – zoals opvoeding, taal, digitale competenties en maatschappelijke zelfredzaamheid – in het vizier.
Wat de financiering betreft, zien we dat de mogelijkheid om een samenwerking met een school uit te bouwen vaak afhankelijk is van projecten zoals het ‘Kaap-project’ in Antwerpen of ‘Brugfiguren’ in Gent, en van externe middelen, zoals de VGC-middelen voor Brussel of het Stedenfonds voor Antwerpen. Als die middelen niet beschikbaar zijn, kan de huidige financiering voor de centra voor basiseducatie een barrière zijn voor samenwerkingen – bijvoorbeeld omdat er niet voldoende cursisten zijn om de ‘deler’ voor een module te halen. In de niet-stedelijke gebieden speelt dit nog sterker.
Voorts starten de centra samenwerkingen op met scholen die een zekere nood ervaren – bijvoorbeeld na een grote instroom van anderstalige kinderen –, terwijl niet alle scholen de noodzaak voelen om te werken aan de geletterdheid van ouders in functie van het ontwikkelingsproces van de leerling. Zulke samenwerking vergt de actieve inbreng van de school, wat niet altijd gemakkelijk is. Soms moeten scholen heel sterk worden overtuigd, en dat lukt ook niet altijd.
Ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Acht u het mogelijk om in een flexibeler financiering te voorzien voor de samenwerking tussen het leerplichtonderwijs en de centra voor basiseducatie, zodat zij een grotere vrijheid hebben om samenwerkingen met het basisonderwijs aan te gaan? We stellen toch vast dat de resultaten van die samenwerking positief uitvallen. Hoe kunt of wilt u de basisscholen aanmoedigen om zich actiever mee in te zetten voor de geletterdheid van ouders, en niet alleen voor de geletterdheid van de leerlingen? Dat laatste moet het leerproces van de kinderen ten goede komen.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, in de eerste plaats wil ik erop wijzen dat ook in het huidige financieringssysteem van de centra voor basiseducatie (CBE) mogelijkheden zitten om samenwerkingen te ondersteunen. Zo kunnen de CBE’s nu al onderwijs op maat van een specifieke doelgroep organiseren. Modules van maatwerk zijn niet vervat in een goedgekeurd opleidingsprofiel, maar bevatten een combinatie van doelen uit goedgekeurde opleidingsprofielen van de basiseducatie. Dit staat de CBE’s toe om op vraag van derden een opleidingsaanbod op maat van hun cliënten in te richten. Dat maatwerk moet zich richten op ten minste zes cursisten. Een centrum voor basiseducatie dat maatwerk wil organiseren, moet ten laatste een maand voor de aanvang van het maatwerk elektronisch een aanvraag indienen bij de administratie. Het maatwerk wordt ten laatste tien werkdagen na de ontvangst van de aanvraag goed- of afgekeurd. Ik beschik over cijfers. Ik zal ze aan het commissiesecretariaat overmaken.
Voor de leergebieden wiskunde, Nederlands en alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie bestaat ook de mogelijkheid om open modules te organiseren. De open modules staan toe om op maat van de cursisten een relevante clustering van basiscompetenties of eindtermen uit het betreffende leergebied te selecteren. Cursisten die voor deze open modules slagen, ontvangen een deelcertificaat met een supplement waarop is vermeld welke competenties zij hebben verworven. De CBE’s organiseren open modules wiskunde en NT1, vaak ter ondersteuning van trajecten naar werk die samen met VDAB worden georganiseerd. Voor de open modules gelden dezelfde delers als voor de gewone modules van de betreffende leergebieden: deler 6 voor wiskunde en Nederlands en deler 10 voor het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal. De centra zijn evenwel niet verplicht om groepen van die grootte te vormen.
Op dit ogenblik werken we aan een nieuw financieringssysteem voor het volwassenenonderwijs, op basis van de principes in onze conceptnota van 25 maart 2016. We willen prioritair inzetten op opleidingstrajecten waarmee men een kwalificatie kan verwerven, en ook op de meest kwetsbare doelgroepen waarvoor onderwijs het grootste verschil kan maken.
Ook in dat nieuwe financieringssysteem willen we echt stimuleren dat centra zich maximaal kunnen richten op het aanbod voor de meest kwetsbare doelgroepen en op duurzame kwalificaties. Die open modules zullen zeker blijven bestaan.
In het kader van het nieuwe Plan Geletterdheid dat we momenteel opmaken, wordt de ondersteuning van ouders met geletterdheidsuitdagingen in relatie tot hun kinderen in het lager onderwijs of secundair onderwijs, een zeer belangrijke focus.
Ik wil heel concreet inzetten op de verdere uitwerking van trajecten voor ouders met kinderen in het basis- en het secundair onderwijs, zoals School en ouder, Ouder en school. Er zijn vandaag al meerdere lagere scholen die samenwerken met een centrum voor basiseducatie. Tussen 2012 en 2016 waren er zo ongeveer 85 scholen, waarvan de meerderheid scholen basisonderwijs zijn. Voor mij is het echt van belang dat we die good practices overal binnen kunnen krijgen.
Ook de ouderkoepels zullen hieraan bijdragen. Zij hebben in 2016 besloten om geletterdheid op te nemen als thema in hun driejaarlijkse beheersovereenkomst die wij met hen opstellen. Voor 2017 hebben zij zelfs een oproep gedaan naar scholen en hun ouderwerkingen om samen te werken met de centra voor basiseducatie. We hebben in deze commissie discussie gevoerd naar aanleiding van het interview dat ik enkele weken geleden heb gegeven aan een krant, waarin ik heb opgeroepen tot grote ouderbetrokkenheid. De dag nadien ben ik naar een school geweest in Anderlecht. Daar hebben we een zeer actieve werking gezien van het centrum voor basiseducatie, dat in de school lessen Nederlands komt geven aan de ouders, op een wijze die aansluit bij de kleutertjes die daar schoollopen. Het is een schitterende werking. Maar ook deze school zegt: ‘We bereiken niet iedereen.’ Het is nuttig voor iedereen, dus is het van belang dat dat wordt verbreed. Maar ook de ouderverenigingen engageren zich daarvoor. Samenwerkingen zullen worden mogelijk gemaakt via dat maatwerk. We zetten daar nog veel meer op in.
Ook KlasCement zal in de nabije toekomst het luik volwassenenonderwijs meer uitbouwen, met een focus op geletterdheid en NT2. Mevrouw Helsen, op die manier willen we niet alleen de expertisedeling, maar ook materiaaluitwisseling over geletterdheid stimuleren binnen het volwassenenonderwijs, maar ook over de onderwijsniveaus heen, dus ook naar leerkrachten uit het basisonderwijs en uit het secundair onderwijs.
Scholen kunnen trouwens het thema geletterdheid bespreekbaar maken bij de ouders via de engagementsverklaring die verplicht moet worden opgenomen in het schoolreglement.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de informatie. Het klopt dat er vandaag mogelijkheden zijn. Maar het lijkt mij interessant om in het kader van de nieuwe financiering ten gronde te bekijken waar er knelpunten zijn. De centra geven namelijk aan dat het niet vanzelfsprekend is om dit specifieke aanbod, het voorbeeld dat u zelf geeft, waar basiseducatie aanwezig is in de basisschool, om te werken rond geletterdheid en om in te spelen op die dingen die belangrijk zijn voor ouders en kinderen, te realiseren zonder bijkomende middelen. Bovendien is er vaak een grote spreiding van ouders verbonden aan bepaalde basisscholen, zelfs in een stedelijke context, waarmee zij die deler niet halen. Het klopt dat zij niet verplicht zijn om die deler, om die aantallen te halen. Maar dan kost het natuurlijk extra’s ten koste van andere initiatieven die zij nemen. Net omdat ze zo waardevol zijn, vind ik het toch wel de moeite om concreet mee te bekijken in het nieuwe financieringsmodel hoe we zo maximaal mogelijk tegemoet kunnen komen aan de noden die er zijn en de kansen kunnen geven aan basiseducatie om die trajecten zo maximaal mogelijk verder te organiseren in de toekomst.
Het is uiteraard positief dat de ouderkoepels daar mee hun schouders onder zetten. Minister, kunt u mee opvolgen in welke mate de ouderwerking mee de inclusie realiseert binnen de scholen? Wat ik vandaag zie, is dat er ouderwerkingen zijn in scholen die werk maken van geletterdheid, maar dat er een aparte ouderwerking is van niet-Nederlandstalige ouders, naast een ouderwerking van Nederlandstalige ouders. Het is dus interessant om te bekijken hoe we kunnen evolueren naar een inclusieve werking waar er diversiteit aanwezig is in de leerlingenpopulatie en die ouderwerking wordt uitgebouwd op twee verschillende niveaus naast elkaar. We staan voor de interessante uitdaging om daar een integratie te bewerkstelligen en om de ouderkoepels te vragen om dat mee te begeleiden.
Daarbovenop heb ik zelf vastgesteld dat het engagement van ouderkoepels alleen onvoldoende is. Ook het volledige leerkrachtenteam op een school moet zich achter het initiatief scharen om tot goede effecten te kunnen komen. Ik stel vast dat er op dat vlak nog sensibilisering nodig is om datgene te doen dat eigenlijk al langer nodig is in Vlaanderen.
De heer De Ro heeft het woord.
Ik sluit kort aan bij de vraag. Dat zal u niet verbazen, minister.
U hebt met veel genoegen kunnen vaststellen wat het resultaat en het enthousiasme van dit soort cursussen is tijdens een recent bezoek dat u bracht aan mijn stad. Ik denk dat we via deze formule een ‘en-en-en’ kunnen bereiken. Het doel is mensen Nederlands te laten leren. Tegelijkertijd wordt het doel bereikt van mensen over een drempel te halen waar ze vroeger vaak niet over geraakten. Ten derde betekent het voor veel mensen dat ze uit een sociaal isolement geraken.
We kunnen er dus veel aan doen binnen Onderwijs, maar ik kijk ook naar de collega-minister die NT2 aanstuurt vanuit Inburgering, vanuit onthaalcentra en vanuit de Huizen van het Nederlands. Ik denk dat de plaats van lesgeven, zowel van NT2 als van maatschappelijke oriëntatie, veel meer zou moeten vertrekken vanuit de werkelijke leefwereld van nieuwkomers en anderstalige oudkomers. Waar kunnen die eerste lessen beter worden gegeven dan op de school van de kinderen?
Wel pleit ik voor een voortgezet traject nadien dat niet meer per se in de school hoeft te worden aangeboden. Dat echter het begin van het traject in het leerplichtonderwijs van hun kinderen kan zitten, is voor leerlingen en ouders van groot belang.
De heer Cordy heeft het woord.
Het ondersteunen of bevorderen van de geletterdheid van laaggeletterde ouders, of het nu om nieuwkomers gaat of niet, kan ook de kinderen enorm in hun schoolloopbaan ondersteunen. Als de school ter plekke met de ouders kan samenwerken, zodat zij ook met de school zelf vertrouwd geraken, dan is dat een heel goede zaak.
Uit de evaluatie van het vorig strategisch plan geletterdheid bleek dat er nog wel wat kon verbeteren aan de samenwerking tussen de verschillende partners die erbij betrokken zijn. Laaggeletterden komen niet alleen in aanraking met de school, maar ook met heel wat andere instanties. Wordt daar in het nieuwe plan dat in opmaak is, aan geremedieerd? Kunnen we informatie krijgen over hoever de ontwikkeling van het plan staat?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank voor de aanvullende opmerkingen. Mijnheer De Ro, ik heb daarnet gezegd dat ik onlangs in een school in Anderlecht was, maar de talrijke kijkers van deze commissie hebben me gemeld dat ik in Vilvoorde was en niet in Anderlecht.
Ik ben het eens met wat er is gezegd over basiseducatie. Ik denk daarbij ook aan mensen in armoede. Veel mensen zetten zelf niet de stap naar een school, maar als ze via de school van de kinderen les kunnen volgen, dan stimuleert dat hun betrokkenheid én kunnen ze leergoesting krijgen. Zitten ze er eenmaal in, dan gaan ze makkelijker naar een centrum om bijkomende lessen te volgen. Ik ben daar dus een grote fan van en daarom ook nemen we het op, mijnheer Cordy, in het plan geletterdheid. Ik heb de precieze timing daarvan niet, maar het dossier zit hoe dan ook bij mij en het is voor mij heel relevant. Sommigen verwijten me te weinig visie bij de hervorming van het volwassenenonderwijs, maar een van dé speerpunten daarvan is focus op uw kerntaken, en een van die kerntaken is net het versterken van de meest kwetsbare mensen. Voor een deel kan dat ook door uit de muren van de eigen centra te breken. Zodra het plan klaar is, zullen we het hier uitgebreid bespreken, en dat zal niet meer zo lang duren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.