Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, waar er mogelijk een mismatch is tussen werkzoekenden en werkgevers, is er soms ook een mismatch tussen mensen die ergens werken en wat de werkgever van hen verwacht, of wat mogelijk toekomstige werkgevers van hen verwachten. We kennen allemaal het kluwen, de koterij aan opleidingsmaatregelen die er waren voor vandaag: betaald educatief verlof, hobbyopleidingen, noem maar op. Het kon allemaal niet op.
Minister, u hebt de sociale partners de opdracht gegeven een verstandige manier uit te werken om hiermee om te gaan, om heel die koterij uit te kuisen en om veel meer arbeidsgericht te werken. We hebben de sociale partners hier gezien. Ik was niet supergelukkig, maar toch grotendeels gelukkig. Ze hebben door dat aan de transparantie moet worden gewerkt en dat de hobbyopleidingen eruit moeten. Ik heb nog een wrang gevoel bij de erkenning en de beroepen over erkenningen. Op dat vlak houden ze de speeltuin nog voor zichzelf, maar er is vooruitgang geboekt.
Op 3 februari 2017 heeft de Vlaamse Regering zich achter uw voorstel geschaard om een aantal grote principes met betrekking tot het opleidingsaanbod vast te leggen. Dit omvat vijf bouwstenen, namelijk een arbeidsmarkt- en toekomstgerichte focus, waarbij de hobbyopleidingen verdwijnen, een generiek kwaliteitskader, vermoedelijk zonder levensscholen, een erkende opleidingsdatabank, een uniforme monitoring en evaluatie en tot slot transparantie en digitalisering. Dit zal nu aan het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) worden overgemaakt.
Minister, hoe zult u dit akkoord verder uitrollen nadat het VESOC zich heeft uitgesproken? Op welke wijze zullen de hervormingen worden ingevoerd? Het harde parlementaire werk van de heer Hofkens respecterend, interesseert het me bijzonder hoe de aanbevelingen van het Rekenhof over de audit van het betaald educatief verlof in dit akkoord worden opgenomen.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik wil het eerst over het akkoord hebben. Ik heb gedaan wat ik heb gezegd. Ik ben met een antwoord naar de Vlaamse Regering gegaan. Op 3 februari 2017 heeft de Vlaamse Regering dat effectief ondersteund. De afspraak is dat ik met de sociale partners in overleg treed. Aangezien de nota voortbouwt op het akkoord dat de sociale partners hebben bereikt, vind ik het belangrijk dat dit wat wordt uitgespit. We moeten hier dieper op ingaan. We moeten proberen een akkoord met de sociale partners te bereiken.
Ik heb een eerste gesprek gehad met het bestuur van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). We hebben afspraken gemaakt. Er wordt op korte termijn gewerkt, met de bedoeling effectief tot een akkoord te komen. Na de gesprekken die ik met de sociale partners heb gevoerd, moet ik terugkoppelen naar de Vlaamse Regering. Hopelijk kan dat met een akkoord. Als we over een akkoord beschikken, kunnen we dit verder verfijnen, operationaliseren en juridisch verankeren. We hebben alle bouwstenen om te doen wat moet worden gedaan.
Ik denk dat iedereen zal begrijpen dat ik me niet op een exacte timing wil vastpinnen. Dat is altijd moeilijk indien er gesprekken met de sociale partners of met anderen moeten worden gevoerd. We moeten het overleg de kans geven. Uit de eerste reactie van de sociale partners blijkt dat ik in de nota voldoende en duidelijk rekening heb gehouden met het akkoord. Het antwoord van de Vlaamse Regering doet dit op een positieve manier. Hoewel we misschien nog een aantal zaken moeten uitklaren, zal ik hier hard en snel aan doorwerken. Hoe sneller, hoe liever, maar ik stel geen timing voorop.
Het Rekenhof heeft acht aanbevelingen geformuleerd. In het antwoord aan de sociale partners zijn we hieraan tegemoetgekomen. Ik zal even opsommen wat in het antwoord over de acht aanbevelingen te lezen staat.
De eerste aanbeveling betreft de beleidsdoelstellingen. In de nota hebben we scherp en duidelijk gesteld wat de beleidsdoelstellingen in verband met opleidingen zijn.
Wat de tweede aanbeveling betreft, hebben we een duidelijk beslissingskader uitgewerkt om te bepalen welke opleidingen voor opleidingsincentives in aanmerking komen. Alle opleidingen die voor een opleidingsincentive in aanmerking komen, moeten worden erkend. Dat is een vraag waarop we een antwoord geven.
Wat de derde aanbeveling betreft, moet de overheidssteun voor opleidingen additioneel zijn. De opleidingsincentives moeten mensen aansporen om opleidingen te volgen in functie van de huidige en toekomstige uitdagingen op de arbeidsmarkt. Dit lijkt me een duidelijk antwoord op de derde aanbeveling van het Rekenhof.
Mijnheer Ronse, met betrekking tot de vierde aanbeveling zal de administratie haar databeheer optimaliseren en digitaliseren. U hebt zelf vijf punten opgesomd. Er zal een databank met erkende opleidingen worden ontwikkeld. We zullen jaarlijks monitoringrapporten opstellen. Op die manier komen we tegemoet aan de opmerking van het Rekenhof.
Met betrekking tot de vijfde aanbeveling zijn de erkenningscriteria voor opleidingen met beleidsdoelstellingen onderbouwd. Vroeger waren er zes en nu zijn er vijf oriëntaties. Elke erkenningsinstantie zal moeten aangeven op welke wijze ze met oriëntaties rekening houdt.
Wat de zesde aanbeveling betreft, zal eenzelfde systeem voor de kwaliteitserkenning en de borging worden doorgevoerd. Alle opleidingsverstrekkers moeten op organisatieniveau over een kwaliteitsattest beschikken. Indien er gegronde klachten zouden zijn dat een opleiding niet aan de criteria inzake de openbare orde, de veiligheid of de volksgezondheid voldoet, bestaat daarnaast de mogelijkheid dat de erkenning van een opleiding wordt ingetrokken. Op die manier bieden we een antwoord op een probleem dat we in het verleden hebben vastgesteld.
De zevende aanbeveling en de achtste aanbeveling van het Rekenhof houden in dat we de Vlaamse bevoegdheden duidelijker moeten definiëren van de instantie die toezicht houdt. De afdeling Toezicht en Handhaving is reeds bevoegd gemaakt voor het betaald educatief verlof. De afdeling zal die taak op zich nemen en verder uitwerken. Die opmerking is een gevolg van de overdracht van de bevoegdheid. Dit is ondertussen zelfs al geregeld.
Mijnheer Ronse, zonder vooruit te lopen op de besprekingen die we nog met de sociale partners moeten voeren, hoop ik met hen tot een akkoord te komen over de opleiding. Het is voor iedereen belangrijk dat men niet alleen vandaag klaar is op de arbeidsmarkt maar dan men zich ook in de toekomst blijft voorbereiden op een positie op die arbeidsmarkt.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, soms zijn er van die momenten dat men beseft dat er in de politiek wel iets kan bewegen, dat er wel verandering mogelijk is, en vandaag is zo’n moment. We hadden een collectieve depressie toen we het rapport van het Rekenhof onder ogen kregen. Het was een goed rapport, het was positief dat het was uitgespit. En zo snel nadien is er al een voorstel dat op zijn minst al door de regering wordt gedragen, en dat, naar ik vermoed, ook wel door de sociale partners zal worden goedgekeurd. Dat is een goede zaak. Dat is een augiasstal die nu opgekuist wordt en bijna is, en die effectief kan dienen voor wat hij hoort te dienen, namelijk werknemers sterker maken om op de arbeidsmarkt en in hun job te groeien en talenten te ontplooien.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik wil op de positieve flow van de heer Ronse verder surfen en mijn hoop uitspreken dat u effectief een akkoord bereikt met de sociale partners. Om die kans goed in te schatten zou het misschien nuttig zijn indien u duiding zou kunnen geven waar u al dan niet afwijkt van het akkoord dat we hier een aantal weken geleden hebben mogen aanhoren van diezelfde sociale partners. Zij hebben in detail hun kader toegelicht. Ik apprecieer uw methode om een ontwerp van besluit te maken, dat met hen te bespreken en dan terug te gaan naar de regering, maar het zou wel nuttig zijn om te horen waar u eigenlijk afwijkt van wat zij voorstellen. Het is geen natuurwet dat u dat niet mag, maar het zou nuttig zijn om dat te weten.
Bij diezelfde bespreking hebben wij die vraag gesteld, en het was toen ook de heer Ronse die zich er uitermate positief over uitdrukte om de link te leggen tussen wat u nu doet in betaald educatief verlof met andere steunmechanismen zoals de kmo-portefeuille. U gaat hier in op begrijpelijke kritieken van het Rekenhof en u zegt dat elke opleiding moet worden erkend. Als er klachten zijn en die zijn gegrond, kan dit worden ingetrokken. We hanteren die methode bij mijn weten niet voor elke bestaande steunmaatregel.
Als ik helemaal terugga naar de aanleiding van dit debat, dan gaat het over de opleiding Germaanse geneeskunde die werd gedoceerd in een bepaalde school. Iedereen met een beetje gezond verstand zegt dat dat niet kan, maar toch werd die opleiding opengesteld zowel voor betaald educatief verlof als voor kmo-portefeuille. Ik zie de heer Ronse opnieuw knikken. Iedereen weet waar het over gaat. Kunnen we daar een soort van level playing field voor maken, zodat mensen niet uit twee ruiven proberen te eten van een product dat eigenlijk misschien niet eetbaar is?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, toevallig kreeg ik deze week antwoord op drie schriftelijke vragen over het vormingspact. Het antwoord was een korte verwijzing naar het antwoord van de Vlaamse Regering op het akkoord van de sociale partners. Ik heb er begrip voor dat heel wat zaken nog in detail moeten worden uitgewerkt, maar ik bleef toch wat op mijn honger bij dit weinig om het lijf hebbend antwoord. Die vragen zullen dus zeker nog eens op u afkomen.
Een van de voor ons belangrijke bezorgdheden is het bewaken van het level playing field tussen de publieke en de private opleidingsverstrekkers. Hoe zult u dat level playing field garanderen en controleren, bijvoorbeeld met jaarlijkse evaluaties door de paritaire comités en de Vlaamse Erkenningscommissie inzake betaald educatief verlof? Is dat een van de mogelijkheden die u daarin overweegt?
Minister Muyters heeft het woord.
Er is in elk geval voorzien in een jaarlijkse monitoring waarbij degenen die de erkenning hebben toegekend, ook een evaluatie maken van die zaken. Dat level playing field zal daar zeker in worden meegenomen. Als ik me goed herinner, staat in de nota dat we dat dan aan de SERV, aan het parlement en aan de minister overmaken, en dat de minister samen met de sociale partners nagaat of die voldoen aan de voorwaarden die op voorhand zijn gesteld. Dat is het antwoord van de Vlaamse Regering.
Mijnheer Van Malderen, wij wijken niet af van de grote principes maar we zijn hier en daar wel wat concreter, zoals bij de organisatorische erkenning, maar met de kans om in beroep te gaan wanneer de veiligheid en de gezondheid … Dat stond niet in de tekst van de sociale partners, maar is daar ook niet mee in strijd.
Op sommige kleinere punten wijken we wat af. De sociale partners spreken in hun tekst over een focus op laaggeschoolden. Ik vind laaggeschoolden niet het beste criterium, want ik ken laaggeschoolden die heel dicht op de arbeidsmarkt zitten en hooggeschoolden die er ver af staan. Ik heb dan ook eerder gesproken over de afstand tot de arbeidsmarkt. Dat is de reden waarom ik nu met de nota naar de sociale partners ga. Het is aan hen om te beoordelen of mijn voorstel voldoende overeenkomt met wat zij doen. Ik ben nergens bewust fundamenteel afgeweken van wat zij voorstelden, maar een aantal zaken moeten wel praktisch worden vertaald, en dat heb ik in mijn antwoord aan de sociale partners proberen te doen.
Als u zegt dat het er een is waarvan je zo kunt zeggen dat het problemen zal geven, dan geloof ik dat niet. Ik denk niet dat het zo is. In het eerste gesprek zijn we niet ten gronde gegaan, maar er bleek ook niet iets te zijn dat we nog niet wilden bespreken. Mocht ik fundamenteel ergens tegen in zijn gegaan, was dat wellicht het antwoord geweest, en dat was niet het geval.
De band met de kmo-portefeuille, wel, dat is iets anders. Dat is om de kleine, zelfstandige ondernemers te versterken in hun bedrijf. In de eerste plaats gaat het niet over de versterking van alle werknemers – dat kan een bijkomend effect hebben – maar daar beslist de kmo over wat er moet gebeuren en niet de individuele werknemer.
Met het kwaliteitskader zijn we aan het bekijken hoe we dat maximaal kunnen gelijkschakelen. Dat kan wellicht niet helemaal, maar we bekijken het omdat we niet beschikken over de erkenningscommissies en weet ik veel wat. Al of niet een opleiding? Er is maar één databank voor opleidingen, er zijn er geen twee, één voor de kmo en één voor de werknemers. Dat moet nog verder op elkaar worden afgestemd, maar daar zijn we volop mee bezig.
Dat laatste wil ik nog eens benadrukken. Dat was ook mijn punt tijdens de gedachtewisseling, namelijk dat er analoog aan de kmo-portefeuille een soort van extern kwaliteitskader zou komen dat een label zou geven: oké, go voor die opleiding, en dat het niet meer rechter en partij, dus de sociale partners zijn die dat mogen beslissen.
Minister, ik heb goed begrepen dat een kwaliteitsattest een van de acht punten is die u aangaf. U hebt ook gezegd dat u nog gaat bekijken op welke manier u dat gaat invullen. Het is wezenlijk dat er een goede kwaliteitsaudit is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.