Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over vrijgestelde werklozen
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, uit RVA-cijfers blijkt dat een kwart van de werklozen die een uitkering krijgen van de federale overheid, geen werk hoeft te zoeken. In absolute cijfers gaat het om 137.000 vrijgestelden op een totaal van 532.000 werklozen die ons land in 2016 gemiddeld telde. Het goede nieuws is dat het aandeel van vrijgestelde werklozen de afgelopen jaren gevoelig is afgenomen van 40 procent in 2000 over 32 procent in 2010 tot ongeveer een kwart vandaag, onder impuls van het beleid van de afgelopen jaren, dat onder meer voorziet in een verstrenging van de SWT-regeling (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) en een verplichte aangepaste beschikbaarheid, de invoering van de inschakelingsuitkering voor jongeren die beperkt is in de tijd – tot drie jaar –, een verstrenging van de regels met betrekking tot tijdskrediet en loopbaanonderbreking, en uiteraard ook de afname van de werkloosheid tout court.
Toch blijft het aantal vrijgestelde werklozen nog steeds aanzienlijk. De regelgeving hieromtrent is dan wel een federale aangelegenheid, die vervat ligt in het koninklijk besluit van 1991, maar de regio’s, die verantwoordelijk zijn voor het activeringsbeleid, voelen er wel rechtstreeks de gevolgen van. Vlaanderen was dienaangaande een trekker rond het optrekken van de beschikbaarheidsgrens voor oudere werkzoekenden. Waar dit lang 50 jaar is geweest, werd die grens trapsgewijs verhoogd tot 60 vandaag en zelfs met de bedoeling om te komen tot 65 jaar.
Met de daling van het aantal bruggepensioneerde en oudere werklozen, die een groot aandeel in de vrijstellingen hebben, merken we een communicerend vat met arbeidsongeschiktheid en langdurig zieken. Ook hier werd op federaal niveau ingegrepen met het plan voor progressieve werkhervatting van minister De Block van Volksgezondheid en minister Peeters van Werk.
Minister, wat is de numerieke impact van het federale beleid inzake het verstrengen van de vrijstellingen op beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van werkzoekenden op het activeringsbeleid van de VDAB? Hebben deze maatregelen, net als op federaal vlak, geleid tot besparingen in de werking van de VDAB op het vlak van activering? Wat zijn de belangrijkste obstakels die de VDAB vandaag nog ondervindt in het vrijstellingenbeleid om werkzoekenden toe te leiden naar een nieuwe job? Merkt de VDAB een opmerkelijke verschuiving naar de ziekteverzekering bij bepaalde werkzoekenden vanaf het ogenblik dat er intensiever werk wordt gemaakt van een activering? In welke mate kan de nieuwe regelgeving rond progressieve werkhervatting hier soelaas bieden?
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, het aantal vrijgestelde werklozen is zeer sterk gedaald. Het is historisch en bijzonder goed. Het komt niet alleen omdat er meer jobs zijn en omdat er opnieuw een goede conjunctuur is, maar ook omdat de regelgeving daaromtrent, terecht, aangepast is. Het kan natuurlijk altijd beter, en we willen altijd meer.
De Federale Regering heeft beslist dat de bruggepensioneerden niet actief nog een job hoeven te zoeken, maar ze moeten wel beschikbaar zijn als er een job is en die aanvaarden. VDAB heeft daarin een belangrijke rol.
Minister, lukt dat goed? Zijn er al veel jobs aan die bruggepensioneerden aangeboden? Aanvaarden ze die ook? Hoe zal er met deze groep SWT’ers worden omgegaan? Hoe zal VDAB zorgen voor een kwaliteitsvolle begeleiding?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, de impact is voor Vlaanderen vooral voelbaar in het toegenomen aantal oudere werkzoekenden. Tussen 2014 en 2015 steeg het gemiddeld aantal werkzoekenden tussen 55 en 59 jaar met 6 procent en het aantal 60-plussers met 125 procent. Tussen 2015 en 2016 steeg het aantal werkzoekenden in de categorie vanaf 60 jaar met 45 procent. Als ik alleen even de focus leg op de 60-plussers, dan waren er in 2014 gemiddeld 3205 ingeschreven beschikbare werkzoekenden. Het jaar nadien is het gestegen naar 7222 om vorig jaar gemiddeld 10.444 te bedragen. Dat is een duidelijke impact. Ik heb dit elke maand bij de cijfers gegeven: het feit dat het aantal werkzoekende 60-plussers bleef stijgen, heeft te maken met het feit dat de beschikbaarheid anders is dan tevoren. Hier ziet u over welke getallen het dan gaat.
U vroeg of dat dan geleid heeft tot een besparing. Neen, integendeel. Het verstrengen van de vrijstellingen op beschikbaarheid kan niet anders dan het tegenovergestelde van een besparing zijn omdat, als het aantal vrijstellingen vermindert en als de werkloosheid niet evenredig daalt, het aantal werkzoekenden dat moet worden geactiveerd, stijgt. Het werk van de gewestelijke bemiddelingsdiensten is daardoor groter.
U peilt ook naar obstakels. Het beleid van de vrijstellingen wordt – met uitzondering van de vrijstelling omwille van studies, opleidingen of stages, dat een Vlaamse bevoegdheid werd op 1 januari 2017 – volledig federaal bepaald. Aan de andere kant is Vlaanderen wel honderd procent verantwoordelijk voor het activeringsbeleid, inclusief de controle en sanctionering van uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Door de vrijstelling zijn de werkzoekenden in kwestie vaak niet gekend en bereikbaar voor begeleiding door bemiddelaars. Het zou efficiënter zijn, mochten we ook deze bevoegdheid in eigen hand hebben. In dat geval kunnen we minstens opleggen dat vrijgestelden ingeschreven moeten blijven bij VDAB en ingaan op afspraken in functie van de opvolging van hun persoonlijke situatie. Dat is voor mij een obstakel.
We beschikken niet over cijfers om na te gaan of de verstrenging van het vrijstellingenbeleid verschuivingen geeft naar de ziekteverzekering.
We hebben ook nog geen zicht op de impact van de nieuwe federale wetgeving rond ‘progressieve werkhervatting’. Zoals reeds eerder toegelicht in de commissie, hebben we al een raamakkoord met het RIZIV. Jaarlijks worden in dit kader afspraken gemaakt over het aantal arbeidsongeschikte personen dat VDAB op gepaste wijze zal ondersteunen naar werk. Hiervoor is in een financiële vergoeding voorzien vanuit het RIZIV. Wat ik wel kan zeggen, is dat de parameters voor 2017 werden verhoogd naar 3750 personen in vergelijking met 1250 oorspronkelijk.
Tot slot stelde Axel Ronse een vraag over de aanpak van de SWT’ers. In de dienstverlening van VDAB wordt rekening gehouden met de aard van de beschikbaarheid van de werkzoekende en de daaraan gekoppelde controle. Voor de meeste werkzoekenden in SWT betekent dit dat zij vallen onder de aangepaste beschikbaarheid. Een minderheid valt onder ‘passieve beschikbaarheid’. Dit betekent dat de werkzoekende ingeschreven blijft als werkzoekende en moet meewerken aan een gepersonaliseerde begeleiding, aangepast aan zijn individuele competenties, aan zijn fysieke en mentale capaciteiten en aan zijn verworven professionele ervaring. De focus ligt minder op de eigen zoektocht naar werk, maar de eigen inspanningen komen wel aan bod tijdens de evaluatie. Zo gaan wij met SWT om, conform wat federaal bepaald is.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en zeker voor de duiding met de cijfers. Het klopt natuurlijk dat een aantal hervormingen ertoe hebben geleid dat in de cijfers het aantal oudere werkzoekenden aanzienlijk gestegen is, wegens de activeringsvereisten. Het vrijstellingenbeleid is uiteraard een federale aangelegenheid, maar, zoals gezegd, heeft het een belangrijke impact op de activering. Wat de communicerende vaten betreft, zegt u dat u daarover geen cijfers hebt. Vandaag stond in de pers dat er begin vorig jaar meer dan 370.000 werknemers en zelfstandigen ziek thuis zaten. Dat was een toename met meer dan de helft in 10 jaar tijd. Ik denk dat we die cijfers nauw moeten opvolgen. Het is heel goed dat er daarvan op federaal niveau werk wordt gemaakt.
De kwestie van de oudere werklozen was jarenlang een groot probleem. Was je vroeger 49 jaar en werkloos, dan was je er eigenlijk zeker van dat het gepasseerd was. Nu is dat allemaal fundamenteel veranderd, gelukkig maar. Maar er is heel wat werk aan de winkel. Uit cijfers blijkt dat slechts 13 procent van de 60-plussers binnen het jaar effectief werk vindt. We moeten daarop dus zeker gericht verder inzetten.
Ik verwijs naar de vraag van mijn collega. De meest problematische groep waren de voormalige bruggepensioneerden. Voor hen hebben we de ‘aangepaste beschikbaarheid’. Dat begrip heeft nu eindelijk een concrete invulling gekregen. Het zal er natuurlijk op aankomen het in de praktijk om te zetten zodat we tot een effectieve kwalitatieve doorstroom kunnen komen. In die zin sluit ik me graag aan bij de vraag van mijn collega.
Tot slot wil ik het even hebben over de PWA-hervorming (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap). Iedereen weet dat er jarenlang een grote werkloosheidsval was. Met het nieuwe stelsel gaan we naar een heus activeringsinstrument, waarin we het op een andere manier aanpakken.
Minister, ik heb een bijkomende vraag. Sommige mensen zullen blijven hangen in het PWA-systeem, in de overgangsmaatregel. Dat zullen met grote waarschijnlijkheid de oudere werknemers zijn. Hoe zult u voor extra stimulansen zorgen opdat zij op een andere manier kunnen worden ingesteld? Ik dank u.
De heer Ronse heeft het woord.
Het is natuurlijk wat cynisch dat het federale niveau bij monde van een vicepremier een aantal weken geleden over die vrijstelling zei: ‘Ja, VDAB zou misschien nog een tandje moeten kunnen bij steken.’, terwijl de hefbomen om VDAB ‘full force’ te laten werken, net op het federale niveau liggen en ze federaal een stukje op slot gestoken zijn. (Opmerkingen van Bart Van Malderen)
Je moet beschikbaar blijven, maar wat houdt dat dan in?
Wat ik alleszins vaststel in het antwoord van de minister is dat VDAB het maximale doet met de bevoegdheden – en eigenlijk hadden we er meer moeten krijgen – om die mensen te gaan activeren. Wat mij bijzonder sterk interesseert, zijn eventueel cijfers. Hoeveel van die SWT’ers zijn effectief ingegaan op een jobaanbod dat ze hebben gekregen? Is de werkwilligheid en de bereidwilligheid om iets te doen nog groot bij die mensen of niet? In tijden zoals vandaag, waar we met een enorm, enorm personeelstekort kampen – een personeelstekort dat een van de grootste uitdagingen is voor onze economie – moeten alle hens aan dek. Dat geldt ook voor SWT’ers en 60-plussers, want dat zijn net mensen met tonnen ervaring. Minister, mijn steun hebt u alleszins.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, alle maatregelen zijn goed om de werkzaamheid in Vlaanderen te verhogen. Meer mensen moeten aan het werk en meer mensen moeten langer aan het werk. Dat is een ‘moral duty’ voor iedereen. Dat wil ik nog eens benadrukken. Iedereen die kan werken, moet werken. Dat is sociaal, maatschappelijk en economisch zeer, zeer belangrijk.
U, minister, en de Vlaamse Regering nemen maatregelen. Er worden al heel wat inspanningen gedaan. Maar, zoals de collega's zeggen, zijn er de naakte cijfers over het langdurig ziekteverzuim: 310.000 in België. Het heeft het kortdurig ziekteverzuim al voorbijgestoken. Het weegt financieel ook zeer zwaar, voor onze maatschappij en voor de werkgever. Het geeft ook spanning op de arbeidsmarkt, want de inzetbaarheid van werknemers wordt ook alsmaar moeilijker.
Minister, deze week kwam het nijpend tekort aan Vlaamse ingenieurs aan bod. VDAB spreekt van 4000 vacatures die niet ingevuld geraken, Agoria spreekt zelfs van 5000 vacatures. Ik heb het hier al een paar keer gezegd: er studeren nog altijd te weinig technische profielen af. De schoolverlaters met een diploma van een ingenieursopleiding worden al meteen van de schoolbanken geplukt. Volgens Agoria zit het probleem vooral bij die 2200 werkloze ingenieurs tussen de 45 en 60 jaar. Agoria heeft het over het gebrek aan ‘soft skills’ bij die iets oudere groep. Dat is spijtig, want die mensen hebben zoveel ervaring en zoveel levenswijsheid, maar blijkbaar geen ‘skills’ om te solliciteren. Het is volgens mij maar een kleine ingreep om daar iets aan te doen. Verder schrikken de loonvoorwaarden bij de iets oudere werknemers ook misschien wat af. Maar goed, dat is een andere discussie.
Minister, kunnen er op korte termijn extra maatregelen worden ingezet, ook vanuit VDAB, om ook die groep op korte termijn te activeren? Ik dank u.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, ik was eerst niet van plan om het woord te nemen. Maar drie weken op rij wordt hier door een aantal collega's – dezelfde collega's – de indruk gegeven dat er een geweldig tekort is aan werknemers. Dat is zo voor een aantal beroepen en sectoren. Maar er is ook een teveel aan werklozen. Er is een mismatch. Dat vergeten we in de discussie. Ik vind dat het vooral zaak is om ervoor te zorgen dat die mismatch een oplossing krijgt. De minister van Werk is vooral daarvoor bevoegd, om te kijken op welke manier er bijsturingen kunnen gebeuren. U doet dat ook met de tijdelijke werkervaring. Naar mijn aanvoelen moet vooral daarop worden gefocust.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Claes, ik ben het helemaal met u eens. Dat zijn de instrumenten waarover ik rechtstreeks beschik. Mevrouw Talpe en mevrouw Remen schuiven het ziekteverzuim naar voren. Dat is in eerste instantie een federale materie. Ik probeer waar het kan mijn steentje bij te dragen. Met bijvoorbeeld de actie ‘Sport op het werk’ kan ik een positief gevoel geven. Het gaat om teamgeest, om het op een andere manier leren kennen van de medewerkers, om motivering. Dat zijn heel belangrijke elementen. Maar met betrekking tot het probleem van het ziekteverzuim heb je meer instrumenten op het federale niveau.
Maar ik ben het helemaal met u eens, mevrouw Claes. Ik moet die mismatch aanpakken. Mevrouw Remen, het maatwerk is daar de oplossing voor. Dat is het enige wat we daar kunnen doen. Dat telt ook voor die werkloze ingenieurs. Ik herinner mij dat we een paar jaar geleden in Spanje en Portugal ingenieurs gingen aanwerven. Toen hebben we eerst alle werkloze ingenieurs in Vlaanderen gescreend om te bekijken of ze ingesloten zijn. Maar je hebt ingenieurs en ingenieurs. Voor een betonstudie kun je met een bio-ingenieur niet veel doen, en andersom. Diploma’s en dergelijke bieden voor de mismatch niet altijd een oplossing. Bij gebrek aan bepaalde skills kan VDAB natuurlijk wel gemakkelijk bijschaven, maar bij andere dingen is dat minder het geval. Meestal zijn er nog wel andere factoren dan alleen het diploma of de attitude. Bijvoorbeeld de werkomstandigheden of de onregelmatige uren of de slechte verloning. U zei het ook: die mensen zijn een bepaald loon gewoon. Daardoor komen ze niet in aanmerking voor elke ingenieursvacature bij een KMO. Er zijn dus andere factoren die meespelen. We proberen daar maximaal op in te spelen.
Mijnheer Ronse, ik zal de SWT-cijfers aan de commissiesecretaris bezorgen. Zo hoeft u er zelfs geen schriftelijke vraag over te stellen. We mogen van de beschikbaarheid van die SWT’ers toch niet te veel verwachten. Het alternatief voor de SWT’ers is ook heel aanlokkelijk. De wedde die ze blijven krijgen als ze in SWT blijven, maakt dat zij wellicht niet altijd – ik wil niet veralgemenen – de meest gemotiveerde werkzoekenden zijn, om het eufemistisch te zeggen. Die cijfers kunnen dus geen denderend succes zijn. U kunt zich de situatie inbeelden: wij doen met VDAB wat wij moeten doen. Wij proberen voor die mensen dingen te doen. Maar wat wij hun voorstellen, is waarschijnlijk in veel gevallen weinig aantrekkelijk in vergelijking met het alternatief van SWT’er te zijn.
Mevrouw Talpe, ik ben het helemaal met u eens: wij zullen moeten blijven inzetten op de 60-plussers. We zijn er nog niet. Mochten we die 10.444 van 2016 mogen aftrekken in onze statistieken, zoals het vroeger was, dan hadden we misschien ook daar wel een ander beeld. Hoewel we, naar ik meen, het meeste 55-plussers ooit aan het werk hebben, hebben we er nog altijd te weinig aan het werk. In de beroepsbevolking vormen de 55-plussers de slechtste categorie. We blijven daar dus zeker op werken. We doen dat samen met de werkgeversorganisaties. Ik ben daar heel blij mee. De mentaliteit is echt al veranderd. We zijn echt al vooruitgegaan, van 50 naar boven de 55 en zelfs naar de 60 toe. Maar het zal een blijvende inspanning vragen. Ik zal die ook doen, samen met VDAB, ook voor de sensibilisering. U herinnert zich het project ‘Op de juiste stoel’. Er zijn heel veel compleet foute vooringenomenheden ten aanzien van die mensen. Ik haal hier enkel de studie van de Stichting Technologie Vlaanderen (STV) over werkbaar werk aan. Daaruit bleek dat de 50-plussers minder stress hadden op het werk dan de jongeren. Dat heeft wellicht niet alleen met het werk te maken maar ook met de omstandigheden daarrond. We zullen nog zien wat de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) daar nog verder mee zal doen.
U vroeg ook naar het PWA. U zegt terecht dat we daar meer een activerend instrument van maken, en dat we voor de mensen die er toch in blijven, wat moeten doen. Ik heb altijd gezegd dat de rechten en plichten gegarandeerd blijven. Ik herhaal dat we die mensen zullen screenen. Maar ik wil heel duidelijk zeggen dat wij niet screenen om te pesten. Soms wordt die indruk gewekt. Neen, we willen die mensen het gevoel geven dat zij nog iets anders aankunnen dan wat ze nu op het PWA doen. Misschien kunnen wij hen in één of twee jaar begeleiden naar een job in het normale economische circuit, ook al zit die persoon al vijf jaar in een PWA. Misschien kan een persoon die in het PWA-stelsel rondrijdt met een busje, maar niet met een grote vrachtwagen, met wat opleiding en vorming, met een stage of een individuele beroepsopleiding worden begeleid naar een chauffeursjob in de private sector. Dat doen wij allemaal. Wij verplichten dat niet. Maar soms missen die mensen zelf het perspectief. Toen ik de vakbonden zag, lieten zij een dame getuigen die vroeger als assistente of zo had gewerkt bij een directeur in een firma. Zij had een burn-out gehad. Ik zei haar: ‘Als we u kunnen begeleiden naar een job, zou u dat dan niet liever hebben?’ Zij zei: ‘Och, mijnheer de minister, ik zou de gelukkigste mens zijn!’ Wel, dat willen wij bereiken. Ik ben het ermee eens dat als dat niet kan, die mensen een terugvalpositie moeten hebben. Maar dat is wat we willen bereiken met die screening: wij moeten dat maximaal invullen voor wie toch nog kansen heeft om in het normale economische circuit terecht te komen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, dit was eigenlijk een vraag bij een positieve evolutie. Het gaat om het laagste aantal vrijstellingen in jaren. Dat is een gevolg van verschillende hervormingen, met als gunstig resultaat dat er nog weinig vrijstellingen zijn voor wie jonger dan 60 jaar is. Maar we zijn er uiteraard nog niet, zoals u zelf gezegd hebt. In een ideale wereld moeten we alle werklozen kunnen activeren. Dat is ook wat mijn collega Alexander De Croo heeft willen duiden.
Het klopt, collega Ronse, dat er op federaal niveau structurele hefbomen zijn om dat aan te pakken, maar uiteraard hebben we op Vlaams niveau ook een heel belangrijke tool in handen, met het screenen, het motiveren en het toeleiden van die mensen. Daar hebben we ook een heel mooi en probaat middel in handen.
Collega Claes, alle vragen die in deze commissie al gesteld werden rond sectoren met tekorten aan geschikt personeel, waren niet om de indruk te wekken dat er geen werkzoekenden genoeg waren. Integendeel. Uiteraard is het ook voor ons essentieel dat we die match optimaliseren, maar we moeten natuurlijk ook oog hebben voor sectoren waar er problemen zijn om geschikt personeel of knelpunten in te vullen.
Wat PWA betreft, minister, vond ik uw enthousiasme rond het activeren van mensen die in die overgangsregeling dreigen te blijven zitten, heel aanstekelijk. Ik ben daar zelf ook heel enthousiast over.
Het aantal werkzoekenden is gedaald. In 2016 waren dat er in Vlaanderen 228.000. Dat is het laagste aantal sedert 2011. Er zijn ook heel wat meer jobs, door de herstellende economie. We mogen daar heel fier op zijn, dat het die kant opgaat. Ik denk dat Vlaanderen zich ook bewust is van de grote uitdaging om ons allen langer aan het werk te houden. Het zal zijn maatwerk om vooral dan de 50-plussers te activeren, ten volle moeten voeren. Ik denk dat de trend positief is, maar we moeten de focus daar scherp houden, en zeker een oneigenlijke invulling van langdurige ziekte en arbeidsongeschiktheid moeten we in de kiem smoren.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil het verhaal van collega Claes wat nuanceren. Uiteraard is er een mismatch op onze arbeidsmarkt, maar bijvoorbeeld in de streek waar ik woon, Zuid-West-Vlaanderen, is er nog nooit zo’n spanningsgraad geweest op de arbeidsmarkt. Er zijn nog nooit zo weinig werkzoekenden geweest per openstaande vacature. Als je met werkgevers spreekt die hopeloos op zoek zijn naar nieuwe mensen, als je met medewerkers spreekt die hopeloos op zoek zijn naar collega’s, dan moet je absoluut niet zeggen dat alles aan de mismatch ligt. Integendeel, ik denk echt dat het vooral een kwantitatief probleem is. Daarmee wil ik het kwalitatieve probleem niet relativeren, want die mismatch is er ook, maar laat ons de dingen toch stellen zoals ze zijn: we zitten met een ongezien kwantitatief probleem.
Er wordt met man en macht aan de mismatch gewerkt. We hebben hier recent ook het decreet rond de tijdelijke werkervaring goedgekeurd. We moeten daar verder op focussen en hard op werken. Maar het kwantitatieve luik moeten we aanpakken, en in die zin vind ik het nog steeds bijzonder cynisch dat het federale niveau zegt: ‘Muyters, we gaan u afrekenen op het aantal SWT’ers die al dan niet ingaan op een jobaanbod’, maar dat men tegelijk die SWT’ers nog altijd de ‘lekstok’ voorhoudt vanuit het federale niveau, waardoor het net absoluut niet interessant is om op een jobaanbod in te gaan. Ik vind dat een beetje cynisch, collega’s. In die zin hoop ik dat we vanuit Vlaanderen aan het federale niveau het signaal kunnen geven, als die cijfers inderdaad zeer bescheiden zijn, dat daar op federaal niveau met wat meer verstand aan mag worden gewerkt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.