Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De volgende vraag om uitleg gaat over het federale beleid rond e-commerce – tot daar de onontvankelijkheid – en de gevolgen ervan voor Vlaanderen.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister, collega’s, wij shoppen heel graag online: het is hip, het is snel, het is goedkoop, het is gemakkelijk. De klant is hier de absolute koning. Vooral bij jongeren is online kopen even goed ingeburgerd als klassiek aankopen doen. Elke medaille heeft echter zijn keerzijde. Vorige week berichtten de media dat volgens berekeningen van Comeos in 2016 53,7 procent, dus meer dan de helft, van de online aankopen door de Belgische consument bij buitenlandse webshops gebeurde. Dat betekent een omzet- en banenverlies in eigen land. Het zou gaan om 14.000 jobs, en dat zou kunnen oplopen tot 20.000 jobs in 2019. De evolutie wordt stilaan rampzalig voor onze Vlaamse economie en tewerkstelling, want de toegevoegde waarde wordt steeds schaarser en straks zijn er ook onvoldoende centen om onze sociale uitgaven te kunnen financieren.
Minister, we hebben het hier in commissie al vaak gehad over deze kwestie. Ondanks de goede federale inspanningen blijven die loonkosten nog te hoog met het oog op de bloei van volbloed Vlaamse webwinkels. Er zijn ook de aanhoudende problemen in verband met nachtwerk, hoewel Wouter Torfs dat deze week wel heeft ingevoerd in zijn bedrijf en daar een lans voor breekt. Dat is dus een kmo-ondernemer die bottom-up dan wel dat initiatief neemt. Ik hoop dat heel veel bedrijven en de vakbonden dat pad gaan volgen.
E-commerce is een trein die we geen twee keer mogen missen als we op lange termijn onze regionale groei willen veiligstellen. In 2016 gebeurde 8 procent van de verkoop in België via webshops, voor een bedrag van 7,8 miljard euro. Daarvan werd dus meer dan de helft, namelijk 4 miljard euro, besteed in die buitenlandse webshops.
Minister, hoe evalueert u het federale beleid met betrekking tot de materies die een rechtstreekse impact hebben op de e-commerceondernemingen in België, dus ook in Vlaanderen? Zijn er mogelijkheden voor Vlaanderen om overleg te hebben met de federale collega’s wat die huidige drempels voor e-commerce betreft? Ziet u mogelijkheden, beleidsinitiatieven op Vlaams niveau die ervoor kunnen zorgen dat we alsnog onze eigen ondernemingen toelaten de onlinemarkt maximaal te betreden?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Remen, laat me eerst toch nog even het kader enigszins schetsen. Ik denk dat iedereen het erover eens zal zijn dat de detailhandel altijd, ook in het verleden, is uitgegaan van de consument. De Vlaamse consument is eigenlijk heel lang terughoudend geweest als het gaat om het omarmen van e-commerce. We zijn daar veel later mee begonnen. Hoe komt dat? Dat is eigenlijk ook niet zo moeilijk. In onze verkoopstraditie was er op elke hoek van de straat een winkel: de afstand naar die detailhandel was hier dus kleiner dan in het buitenland. De fijnmazigheid van onze detailhandel en het gevarieerde aanbod hebben volgens mij de bloei van postorderbedrijven lang in de weg gestaan. Pas in een latere fase is dat soort verkoop hier dan doorgedrongen, met het breedbandinternet. Ook onze detailhandelsbedrijven, en zeker niet alleen de kleine zelfstandige speciaalzaken, hebben heel lang de kat uit de boom gekeken, waarschijnlijk ook door het feit dat wij daar als consumenten nog niet zo voor openstonden.
Ondertussen was het natuurlijk zo dat Vlaanderen werd bewerkt door buitenlandse spelers die op hun thuismarkt al wel heel actief waren op het vlak van e-commerce en die bovendien, door het feit dat ze op die thuismarkt al actief waren, enorme schaalvoordelen hadden. Vlaanderen was dan maar de volgende stap qua e-commerce. Ze hadden dus alles al opgezet, zodat beginnende spelers in Vlaanderen een commercieel schaalnadeel hadden tegenover hen. Toen de Vlaamse consument overstag ging voor e-commerce, wat u met uw cijfers ook nog eens aantoont, waren veel marktposities dus al ingenomen. Omdat de consument sinds de bankencrisis ook nog heel prijsgevoelig is, misschien nog meer dan in het verleden, gebeurt de concurrentie vaak puur op prijsvlak. Schaalvoordelen wegen dan zeker door.
Dat is het kader. Ik heb hier in de commissie ook al gezegd dat het natuurlijk de bedrijven zelf zijn die het initiatief moeten nemen, maar met dat kader zien we ook waarom dat in het verleden relatief weinig is gebeurd.
Qua loonkosten en nachtwerk hebben we nu inderdaad een eerste akkoord op ondernemingsniveau tussen de vakbonden en een werkgever. Zoals het spreekwoord echter zegt: één zwaluw maakt nog geen lente. Ik heb echter begrepen dat mijn federale collega zich daar ook bewust van is, en dat hij onder andere ook nog bemiddelaars wil gaan inzetten om akkoorden op bedrijfsniveau te faciliteren. Ik heb Wouter Torfs daar zelf over gehoord. Hij heeft zijn vakbonden daarvan overtuigd met het volgende argument: ofwel gaat men mee die weg op, ofwel sluit men op termijn, niets meer, niets minder. Met goede afspraken is hij erdoor geraakt. Als mijn collega, minister Peeters, daarvoor nog bemiddelaars bij inzet, dan hoop ik dat ook ter zake verdere stappen worden gezet. Het is niet alleen Torfs: ook in de logistieke sector zijn er in het verleden toch ook al een aantal afspraken gemaakt die maken dat e-commerce toch wel mogelijkheden heeft.
Dan zijn er de drempels waarmee handelaars worden geconfronteerd die met e-commerce aan de slag willen. Ik denk dat de sector in elk geval zelf niet bij de pakken is blijven neerzitten. U weet dat ik daarover samen met de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) en anderen een hele campagne heb gedaan. We zien dat het aantal handelaars die starten met een eigen webshop, die gebruikmaken van marktplatforms als bol.com of Shopister.com, sterk is gestegen. Zeker de mogelijkheden van het internet om hun zaak digitaal in de markt te zetten, zijn ook enorm toegenomen. Alleen al uit de resultaten van een enquête die we bij duizend handelaars hebben gedaan in het kader van het project ‘Het Internet. Ook uw zaak’, blijkt dat het aantal handelaars dat aan e-commerce doet via een eigen webshop of via een platform, op een jaar is gestegen van 18 naar 32 procent. U was zelfs aanwezig bij de lancering van dat project. Dat is dus bijna een verdubbeling. Ik denk dat er nog marge voor verbetering is, maar er is in elk geval het feit dat steeds meer winkeliers, zelfstandigen en kmo’s zelf beginnen na te denken over wat ze al dan niet kunnen en hoe ze dat moeten doen. Dat wordt ondersteund door de acties die we hebben gedaan, ondersteund door hun werkgeversorganisaties. Dat lijkt me de juiste weg. Het zijn immers zij die uiteindelijk beslissen wat ze al dan niet gaan doen. U weet dat ik dat vind: het zijn zij die de ondernemers zijn en die eigenlijk een oplossing moeten zoeken voor de uitdagingen – ik zeg niet ‘problemen’ – die er zijn.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw positieve antwoord. Ik steun ook ‘Het Internet. Ook uw zaak’. Dat is een zeer positieve campagne. Vlaanderen is immers een kmo-regio: 90 procent van onze bedrijven heeft maar tien werknemers. Dat zijn dus kleine bedrijfjes. Die campagne speelt hen totaal in de kaart. Om online succesvol te zijn, moet je immers aan heel veel voorwaarden voldoen. Ik spreek ook een beetje uit ondervinding. Dat is kennislogistiek. Het gaat ook om het beschikbare budget, ook om het personeel dat beschikbaar is. Het gaat om voldoende stockageruimte, websiteontwikkeling, onderhoud, hooggeschoolde mensen. Daarom is die campagne enorm waardevol. Ik sta daar ook voor honderd procent achter. Ik ondersteun dat ook. U ondersteunt ook de bottom-upinitiatieven, ook Storesquare. Ik vind dat zeer positief. Men mag wel niet doen uitschijnen dat een kledingzaak of schoenenwinkel die nu een webwinkel heeft, nu zomaar kan opboksen tegen Zalando of bol.com. Dat kunnen die mensen niet. Dat is onmogelijk.
Het is ook zo dat onze buurlanden met bol.com en Zalando eigenlijk onze markt inpalmen. U doet wat u kunt, binnen uw bevoegdheden, maar ze doen dat dan ook nog met Belgische domeinnamen. De indruk wordt dan gewekt dat je als Vlaamse consument op een Belgische site koopt, maar eigenlijk is dat volledig in handen van buitenlanders, van een Duitse eigenaar, van een Nederlandse eigenaar. Er is ook weer de bereikbaarheid van die Vlaamse webshops. Die mensen moeten dan ook weer bijbenen. Ze staan dan onderaan die zoekmachinelijst. Er komen ook weer extra kosten, marketingkosten. Zoals u zegt, we moeten daar echt in ingrijpen. Federaal doet men al wel wat, maar ja, we zitten nog met die loonkosten en met die vennootschapsbelasting, die dringend moet worden verlaagd, zonder dat te koppelen aan bijkomende belastingen, wat we echt willen vermijden. Dan is er de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Dat was vanmorgen ook nog op de radio. Het is ook zeer belangrijk dat we daarop blijven inzetten.
Ik wil ook nog eventjes terugkomen op de logistieke kosten. Ook wat dat betreft, zitten we concurrentieel niet goed ten opzichte van onze buurlanden. Vlaanderen heeft nochtans alle troeven in handen op die onlinemarkt. 60 procent van de Europese koopkracht bevindt zich hier, in een straal van 500 kilometer. Dat is uniek. Vlamingen hebben een goede talenkennis, zijn goed opgeleid, onze exportcultuur zit goed, dankzij uw beleid en ook het beleid van minister-president Bourgeois.
Ik wil enkele suggesties meegeven. Wat de logistieke kosten betreft, is er bijvoorbeeld het leveren van pakjes met drones. Dat zal nog niet voor morgen zijn. De wetgeving is daar nog niet klaar voor. We moeten echter wel eens durven na te denken over bijvoorbeeld een centrale Vlaamse hub om eventueel een vervolg te breien aan de campagne ‘Het internet. Ook uw zaak’. Een groot Vlaams logistiek platform zou in dezen misschien raadzaam zijn. Naast die goede maatregel op Vlaams niveau moeten de offline en de online activiteiten misschien ook wetgevend beter op elkaar worden afgestemd. Dat is misschien veeleer federaal. Ik denk dan aan de strijd tegen de namaakgoederen die op dit moment onze markt overspoelen. Ik denk aan het coördineren van de wetgeving op het vlak van milieu, veiligheid, gezondheid. Kan Vlaanderen daar iets aan doen?
Ik vang ook signalen op dat andere regio’s van dit land toch ook maatregelen in het vooruitzicht stellen, of ook al zijn tegemoetgekomen aan de werking en uitbating van online handel, om die te faciliteren. Onze Waalse buren hebben dat in het verleden gedaan. Ze zijn nu ook volop bezig met de exploitatie van de luchthaven in het Luikse Bierset. De aantrekkelijk voorwaarden die daar worden aangeboden, werken eigenlijk als een magneet op cargoactiviteiten vanuit Vlaanderen. Ik wil een persbericht van 9 januari aanhalen waaruit de Waalse ambitie van die Luikse luchthaven blijkt. Dat wordt dan mee gecontroleerd door de Vlaamse intercommunale Publifin. Erin wordt de bouw van een nieuwe cargohal van 6000 vierkante meter aangekondigd, om aan de stijgende logistieke vraag daar te voldoen. Dat gaat dus eigenlijk ook om geld van de Vlaamse consument. Dat gaat naar die Nederlandse en Duitse webwinkels, maar hierdoor gaat er Vlaams geld via de energiefactuur naar een Waals logistiek centrum, waarmee men ook nog Vlaamse jobs dreigt in te pikken. Dat moest me toch ook wel van het hart. Minister, ik geef dat gewoon mee. Ik heb dat persbericht gisteren gezien. Ik zeg altijd: een goede ondernemer kent zijn concurrenten. Ik denk dat u, als meest ondernemingsgezinde minister, dat ook wel weet.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Collega Remen, ik dank u voor de vragen en uw algemene beschouwingen over het economisch landschap. Ik keer even terug naar de essentie van de vraag over e-commerce. We kunnen als overheid voor of tegen die e-commerce zijn, maar we kunnen alleszins één ding vaststellen, namelijk dat die trein vertrokken is, en ondanks mogelijke nefaste effecten moeten we toch mee op die trein springen. De jongste tijd beweegt er ook wel heel veel ter zake. Ik heb ook de krantenberichten gelezen over de studie. Een paar dagen geleden kwam Comeos met cijfers waaruit blijkt dat de branche van de e-commerce met 15 procent is gegroeid.
Minister, u hebt terecht verwezen naar uw E-Scan, naar uw sensibiliseringscampagne, die toch ook wel haar vruchten afwerpt. Ik heb daar een kleine bijkomende vraag over. Er zijn ook gemeentes waar dat wordt aangeboden, waar met onlineplatformen wordt gewerkt voor de eigen lokale handelaars. Dat kan natuurlijk nog meer drempelverlagend werken dan een algemeen Vlaams aanbod.
Weet u of er vraag is naar lokale besturen die dat zouden aanbieden of dat er misschien iets samen met UNIZO in ontwikkeling is, op maat van het lokale bestuur? Kan dat oplossingen bieden? Idem wat de sectorale initiatieven betreft: elke sector kan voor zich bepaalde initiatieven nemen die kernversterkend werken voor de eigen sector en die de eigen bedrijven ondersteunen. Weet u of daarrond initiatieven bestaan?
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
U hebt de vraag die ik had al gedeeltelijk beantwoord. Ze ging over de resultaten van de stimulerende maatregelen die u hebt genomen. Ik heb ook de website hetinternetookuwzaak.be eens bekeken. De cijfers zijn zeer positief: van 18 naar 32 procent, dacht ik. Het is kort door de bocht te zeggen dat het nog altijd 68 procent is dat het niet doet. Een hoop sectoren zijn niet geschikt om digitaal te ondernemen. Maar in ondernemerskringen hoor ik toch nog altijd teveel de algemene teneur dat we digitaliseren moeten tegengaan. We moeten de trein vooruit nemen. We hebben de trein bijna gemist, we zitten er nog net op. Daarom een kleine suggestie: is het een optie – want ik heb gezien dat de site een samenwerking is tussen het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) en UNIZO – om meer druk te leggen bij de werkgeversorganisaties, door hen bijvoorbeeld kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) op te leggen, het percentage dat ze dienen te behalen bij het verspreiden of stimuleren van de digitalisering? Ik zit beroepshalve ook een beetje in de markettingwereld. Een website lanceren is één, er bezoekers naartoe trekken is twee. Ik weet niet of er acties zijn ondernomen om er effectief ondernemers naartoe te trekken.
Mijn tweede vraag: onze buren, de Nederlanders zijn natuurlijk handelaars sinds lang in de geschiedenis. Ze zijn er altijd als eerste bij. Zij hebben een hoop jobs gecreëerd in Nederland, ook aan de Nederlandse grens. De e-commercejobs zijn over het algemeen jobs voor laaggeschoolden. In België is een krapte op de arbeidsmarkt, maar – de discussie heeft zich gisteren ook in de plenaire vergadering voorgedaan – hoewel er meer mensen aan het werk zijn, blijft het moeilijke punt de laaggeschoolden aan het werk te krijgen. Zijn er op dit moment maatregelen genomen door VDAB om bijvoorbeeld mensen uit de grensgebieden, en ik spreek dan over laaggeschoolden, eventueel mee aan het werk te helpen als grensarbeider in de e-commerce in Nederland?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Remen, ik ga uw suggesties meenemen en kijken wat er wel of niet kan gebeuren.
Mevrouw Christiaens, gemeentelijke platforms en sectorale initiatieven zijn er zeker en vast. Wat de gemeentelijke platforms betreft, is UNIZO bijvoorbeeld rondgetrokken om te zeggen wat digitaliseren kan beteken, ook voor de klassieke winkel. Dat gebeurde in verschillende steden. Ik ben zelf naar Mechelen geweest toen het circus er voorbijkwam – ik bedoel ‘circus’ niet negatief. Er werd gezegd hoe een gewone winkelier gebruik kan maken van alle aspecten, bijvoorbeeld niet meer alle modellen in huis moeten hebben. Je kunt tonen hoe een broek er in een andere kleur uitziet zonder ze in huis te hebben. In de spiegel zie je bijvoorbeeld een gele broek terwijl je een blauwe aan hebt. Al die aspecten zijn meegenomen. Er is een tool van UNIZO geweest over wat e-commerce en digitalisering kunnen betekenen voor de winkel, zelfs in een ruimer kader dan alleen e-commerce.
Gaan gemeenten platforms opzetten? Ze moeten zelf gaan bekijken of dat wel de rol van een gemeente is. Ik denk dat het eerder aan de private sector is om dat te doen. Ik ben er niet van op de hoogte of dat gebeurt.
In antwoord op mevrouw Vanwesenbeeck: meestal zijn er KPI’s bij de acties die ik doe. Ik weet niet of we dat specifiek voor deze actie hebben gedaan, ook wegens de moeilijkheid om de bedrijven effectief te bereiken. Ik weet dat UNIZO een enorme actie heeft gedaan naar al die bedrijven, en men is in de gemeenten rondgetrokken. Ook zij hebben dus echt een grote investering gedaan om de mensen daarnaartoe te lokken. Het resultaat van 18 naar 32 procent en het aantal bezoekers van de website alleen al toont dat ze dat effectief sterk en zwaar hebben gepromoot. Daar ben ik in elk geval heel tevreden mee. Ik heb ook altijd gezegd: niet elk bedrijf moet morgen iets in e-commerce doen. De bedrijven moeten zelf beslissen of ze dat willen doen en wat ze willen doen. Misschien is een aantrekkelijke website genoeg, zonder dat men daar gaat bestellen. Dat moeten we open laten. Het is aan de bedrijven om daarover te beslissen.
Ik ben het ook eens met uw eerste punt. Ik hoor ook soms de vraag hoe we digitalisering kunnen verhinderen. We gaan dat niet verhinderen. Ik heb dat vanaf dag één in deze commissie gezegd. Dit is er, laat ons er gebruik van maken. Vandaar ook heel de actie die is ondernomen.
Op uw laatste vraag kan ik bevestigend antwoorden. Wij hebben effectief met VDAB, bijvoorbeeld om de kansen te verhogen van mensen om in Nederland te gaan werken, zelfs de mogelijkheid gecreëerd dat de Nederlandse werkgever een individuele beroepsopleiding (IBO) kan doen vanuit Vlaanderen. We doen dat echt. Daar waar mogelijkheden zijn, worden met de Nederlandse bedrijven gesproken. Dat zijn acties die we al een hele tijd doen. Daar is zeker een positief antwoord mogelijk.
(N.v.d.r. Tijdens de commissievergadering van 16 februari 2017 deelde de minister hierover het volgende mee:
"Ik heb vorige week, naar ik meen naar aanleiding van een bijkomende vraag, gesproken over individuele beroepsopleiding (IBO) in Nederland. Waar ik het eigenlijk over had, was een project dat VDAB in Nederland heeft, met name bij Nedcar. Er was vorig jaar de vraag en de intentie om de maatregel van IBO te gebruiken om Vlaamse werknemers in Nederland aan het werk te stellen. Echter, juridisch is het niet mogelijk om het instrument van IBO te gebruiken omdat dat een Vlaamse maatregel is en een gewestelijke bevoegdheid en VDAB alleen kan optreden binnen zijn bevoegdheidsgebied.
De toegepaste maatregel bestaat erin om kandidaten een opleiding op de werkvloer, dus in Nedcar, aan te bieden om hun competenties te verbeteren. In Nederland gebeurt dat gedurende negen weken, waarbij er zowel opleiding ‘off the job’ als ‘on the job’ wordt gegeven. Als dat positief is verlopen, dan krijgen de cursisten een flex-interimcontract aangeboden van zes maanden bij Nedcar. Het project loopt nog steeds en wordt door iedereen positief ervaren.
Wat ik vorige week fout heb gezegd, is dat het om het instrument van IBO ging. Het lijkt daar heel sterk op maar je mag de naam IBO niet gebruiken. Vandaar deze rechtzetting.")
Samenvattend kunnen we zeggen dat dit iets is wat we effectief niet gaan tegenhouden. We beseffen dat en we zetten er zelf mee op in om daar waar we kunnen de drempels voor de bedrijven te verlagen en er hen vooral over te laten nadenken wat ze kunnen doen.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Ik kan beamen wat de minister en mevrouw Vanwesenbeeck zeggen: zeker niet tegenhouden, maar omarmen, meegaan. Ik wilde gewoon het debat hier een beetje opentrekken naar de gevolgen voor onze economie, voor onze bedrijven. Ze moeten mee, maar ik wil ook benadrukken dat het gelijke speelveld, de gelijke wetgeving, in dezen een heel grote rol speelt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.