Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, wereldwijd gaat naar schatting ongeveer een derde van voor mensen bedoeld voedsel verloren. Exacte cijfers zijn moeilijk te achterhalen, maar geschat wordt dat wereldwijd jaarlijks 1,3 miljard ton bruikbaar voedsel niet wordt opgegeten. Dat is genoeg om 2 miljard mensen te voeden. Ondertussen lijden meer dan 800 miljoen mensen honger in de wereld.
De Europese Rekenkamer stelt dat de Europese Unie tekortschiet in het nemen van maatregelen om voedselverspilling tegen te gaan. Er is een gebrek aan coördinatie door de Europese Unie. Bovendien zijn de maatregelen te versnipperd en te onregelmatig. Wat we nu nodig hebben, is een betere afstemming van het bestaande beleid, een betere coördinatie en een duidelijke beleidsdoelstelling om voedselverspilling te verminderen, aldus Rekenkamerlid Bettina Jakobsen. In Vlaanderen doen we het niet slecht, volgens dit rapport. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) berekende dat de Vlaming gemiddeld 38 kilogram per jaar verspilt. Dat is natuurlijk nog steeds te veel, maar u moet dat stellen tegenover een Europees gemiddelde van 115 kilogram.
Over het algemeen zijn de voedselverliezen in onze land- en tuinbouwsector aan de lage kant. De reststromen uit de land- en tuinbouw zijn beperkt, namelijk 3 procent. De landbouwsector valoriseert veelal reststromen uit de voedingsindustrie als organische meststof of als veevoeder. De symbiose tussen diverse bedrijven zal mogelijk nog meer toenemen in de toekomst. Naast het terugdringen van voedselverliezen moet worden ingezet op het terugdringen van voedselverspilling bij de consumenten.
Minister, uiteraard hebt u kennis genomen van het rapport van de Europese Rekenkamer. Onderschrijft u hun aanbevelingen? Hoe staat u tegenover een sterkere coördinerende rol van de EU om voedselverspilling nog meer tegen te gaan? De Vlaming verspilt per jaar gemiddeld veel minder voedsel dan het Europees gemiddelde. Wat maakt dat Vlaanderen sterker is in het tegengaan van voedselverspilling, en hoe kunnen we die trend nog voortzetten? Met het EU-platform om voedselverspilling tegen te gaan wordt ook het uitwisselen van beste praktijken beoogd. Welke beste praktijken draagt Vlaanderen bij tot het platform? Op welke wijze zult u in de toekomst verder inzetten op het tegengaan van voedselverspilling doorheen de agrovoedingsketen en bij de consument?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, natuurlijk kennen we het rapport van de Europese Rekenkamer over de huidige Europese aanpak inzake voedselverspilling. In het rapport zitten ook aanbevelingen om de aanpak te versterken. Ik ga er ook van uit dat de Europese Commissie uiteraard daarmee aan de slag gaat.
Het rapport bevat ook acties waar we in Vlaanderen al op inzetten, en die ook zijn opgenomen in onze Ketenroadmap Voedselverlies. Zo is de preventie van voedselverlies een belangrijke aandachtspunt in de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit (GMO groenten en fruit), maar ook bijvoorbeeld in het Vlaamse visserijbeleid. Dat zijn maar twee voorbeelden die ik geef om aan te tonen dat we daar al op inzetten.
Vlaanderen is een voorstander van een coördinerende rol van de Europese Unie in dit dossier, omdat we een aantal zaken toch echt gemeenschappelijk moeten aanpakken, zoals een gemeenschappelijk kader voor de definiëring en monitoring van voedselverliezen, waar we vanuit Vlaanderen Europees ook heel actief toe bijdragen.
De hefbomen zitten ook in Europa. Ik denk aan het beleid rond voedselveiligheid, het visserij-, het milieu- en het landbouwbeleid. Als Europa van de preventie van voedselverlies een belangrijk principe maakt, is het voor ons van belang dat er instrumenten zijn die Europa uitwerkt. Wij zullen dat in Vlaanderen ten volle uitrollen.
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat het voedselverlies in de Vlaamse huishoudens lager ligt dan het Europese gemiddelde. Wij hebben een sterke traditie in afval en recyclage, daar zijn we kampioen in. Dat zie je ook in die voedseloverschotten.
Maar niet alle cijfers zijn echter zomaar vergelijkbaar. Er is nood aan meer harmonisering van definities en meetmethoden. Net daarom heb ik mijn diensten aan het werk gezet om in samenwerking met onze ketenpartners op een transparante manier data te verzamelen voor heel de Vlaamse agrovoedingsketen. We baseren ons daarvoor op de Europese kwaliteitsleidraad voor monitoring van het project EU-FUSIONS (Food Use for Social Innovation by Optimising waste prevention Strategies) en dragen zo bij tot de harmonisering. Later dit jaar zal het eerste monitoringrapport verschijnen.
Vlaanderen speelt een actieve rol op het Europese niveau. We volgen dat platform op en zetelen ook in de Europese expertengroep. Onze aanpak van de problematiek door via samenwerking met heel de keten te komen tot een gezamenlijk actieplan, wordt zeer geapprecieerd. Ook onze inspanningen op het vlak van kennisopbouw en monitoring zijn mooie voorbeelden voor andere lidstaten. We trekken samen met Nederland aan de kar om vooruitgang te boeken in dit dossier. Zo organiseerden we een jaar geleden samen met de Nederlanders een inspiratieseminarie voor beleidsmakers. De Europese Commissie kwam er zelfs inspiratie opdoen om er in het kader van de circulaire economie mee aan de slag te gaan. Door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) werden we vorig jaar gevraagd om de resultaten van onze aanpak te delen.
U vroeg ook nog naar onze toekomstige acties. We rapporteren jaarlijks over de uitvoering van de ketenroadmap. In de komende maanden verschijnt een nieuw voortgangsrapport, waarbij we enkele realisaties extra in de kijker zullen zetten. We zullen dan ook de monitor met de nieuwe cijfers klaar hebben. We brengen dus niet alleen de situatie in kaart, we tonen ook dat we er samen met de ketenpartners iets aan willen doen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, zowel uit uw antwoord als uit uw beleid blijkt dat u de problematiek zeker ter harte neemt. Enkele maanden geleden hebben we een resolutie over voedselverlies unaniem goedgekeurd in de commissie en de plenaire vergadering. Ik heb toen gesuggereerd om daar een amendement over de sensibilisering van de consument aan toe te voegen, en dat is ook gebeurd. Dat is bijzonder belangrijk.
Toevallig las ik gisteren een artikel over een onderzoek van de universiteit van Wageningen in vijf verschillende landen. Daaruit blijkt dat slechts 2 procent van de mensen een appel met een vlekje erop in zijn winkelmandje legt. Amper twee op tien consumenten eten een geblutste appel. Een brik fruitsap met een deuk erin hoeven we niet meer. De kritische burger die staat voor duurzaamheid, is soms iets minder kritisch voor zichzelf als consument. Daar mogen we nog meer dan een tandje bijsteken.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister, ik heb een cynische bemerking. Alles wat wordt verspild, werd eerst verkocht. Er is dus een economische impact op wat het verspilde heeft opgebracht, en ook een negatieve impact op de recuperatie of de vernietiging van het verspilde. Ik vermoed dat de verspilde kwantiteiten niet de verplichte verspilde zijn. Twee jaar geleden werden appelen en peren vernietigd. Zitten die wel of niet in die statistieken?
Dan nog een algemene bemerking. We moeten voorzichtig zijn met de uitvoer van wat hier zou kunnen worden verspild naar derdewereldlanden, want dan dood je daar de lokale landbouw. In de ontwikkelingslanden verdwijnt een derde van de oogsten alleen al doordat ratten en ander ongedierte dat oppeuzelen in de stockageplaatsen.
Minister, het is goed dat wij koploper zijn. Kunnen we dan benchmarking doen met andere landen in de Europese Unie? Hebt u enig idee van wat er met het verspilde voedsel gebeurt? Wordt het vernietigd, wordt het afval of wordt het op een of andere manier op een andere bestemming benut?
De heer Caron heeft het woord.
In het begin van de legislatuur hebben we in dit parlement hierover een resolutie goedgekeurd. Er zijn goede acties en monitoring door de overheid. We zetten dus stappen vooruit, wat echter niet betekent dat we het op het Europese niveau niet nog beter en gecoördineerd moeten doen.
Ik wil het ook nog even hebben over de geblutste en geplekte vruchten en de mate waarin de mensen die meenemen. Er zijn wel grootwarenhuisketens die ondertussen een aparte categorie maken voor hun aanbod van bijvoorbeeld misvormde wortelen of geplekte appelen.
Cruciaal hierin is dat het niet gaat over die bruine plek op die appel. Die kan natuurlijk niet in dezelfde mand liggen als de appel zonder die plek. Het gaat erover dat men strategieën moet ontwikkelen. Misschien is de bruine plek op de appel een slecht voorbeeld. Ik denk dat de vorm van vruchten belangrijker is om het onderscheid aan te duiden. De kwaliteit is namelijk hetzelfde. Door de markt en gewoontevorming hebben we ons een zeker beeld gevormd van hoe een tomaat, een appel, een banaan, een komkommer er moet uitzien. In die zin hebben we nog een pak werk om in Europees verband, door middel van een apart aanbod in een aantal warenhuizen – wat al gebeurt – de consument daarvan een stukje bewuster te maken. Dat zou ik graag zien gebeuren. Als er voldoende prijsverschil is, kunnen we dat volgens mij voor een belangrijk deel opnemen.
Iedereen die ooit een moestuin heeft gehad of heeft, is daar volgens mij wel toe bereid. Let daar eens op, bij uzelf en bij uw familie. De wortelen uit uw moestuin zien er meestal niet zo mooi uit als de wortelen uit de winkel. Is dat niet zo? Misschien niet bij u, mijnheer De Meyer. Ik kan aannemen dat u een crack bent in het tuinieren. Maar bij mij is het wel altijd zo geweest. En tóch eten we die graag op. Dat witloof ziet er net iets minder vast uit dan het witloof dat we in de winkel kopen. En toch doen we dat, omdat we die vrucht van de natuur in die ontwikkeling appreciëren en omdat we de smaak ervan heel erg herkennen. Ik denk dat we dat bewustzijn bij veel mensen kunnen overbrengen. In die zin moeten we af van het ideale model van een vrucht.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, bij de aanpak van voedselverlies is net die sensibilisering naar de consument een van de pijlers. Daarop wordt volop ingezet.
Mijnheer Caron, initiatieven die de supermarkten nemen, zijn ook van daaruit opgestart. Je ziet daarvan de eerste resultaten. Ik ben het er volledig mee eens dat dit de weg is die we verder moeten inslaan. Er gebeurt een en ander mee in het onderwijs. Men probeert daarmee aan de slag te gaan. Zo is er binnen milieuzorg op school aandacht voor het tegengaan van voedselverspilling.
Mijnheer De Croo, de interventie zit niet in de cijfers. Het gaat ook niet echt over pure verspilling. Vaak wordt het ook nog als een toepassing gebruikt.
Wat gebeurt er met de overschotten? Ze worden soms gebruikt als een soort brandstof, maar vaak ook als dierenvoeding en dergelijke. Het is dus niet zo dat alles zomaar vernietigd wordt. Soms heeft het nog een toepassing. Dat geldt ook voor die voedselverliezen.
Maar iedereen heeft zijn eigen meting en eigen definitie. Daarom stel ik voor dat er binnen Europa een eenduidig monitoringsysteem zou moeten komen, dat iedereen op dezelfde manier monitort. Want je kunt natuurlijk zeggen: ‘Alles wat gebruikt wordt als voerder voor de dieren, valt daar wel of niet onder.’ Je kunt daarin een onderscheid maken en dat maakt het ons moeilijk om de cijfers met elkaar te vergelijken.
Mijnheer De Meyer, ik heb daarnet al gewezen op de sensibilisering. We zullen binnenkort de resultaten hebben van een onderzoek dat is gebeurd rond de cosmetische eisen die consumenten stellen aan voeding. We kunnen dan bekijken hoe we daar meer mee aan de slag kunnen gaan. Dat thema zal niet meer weggaan. Het is een bijzonder belangrijk thema.
We hebben hier ook al discussies gevoerd over het feit dat er heel wat initiatieven gebeuren, ook richting Voedselbank, om een aantal onverkochte goederen op die manier een goede en correcte bestemming te geven. Ook dat wordt verder ondersteund.
De heer De Meyer heeft het woord.
Mijnheer Caron, als ervaringsdeskundige kan ik zeggen dat wie een eigen moestuin heeft, minder bekommerd is om het cosmetische aspect van de vruchten die hij oogst.
Minister, ik hoop dat deze vraagstelling en het zinvolle gesprek dat we hebben gevoerd, een stimulans is om uw beleid op dit vlak voort te zetten en waar moet, zeker op Europees vlak, eventueel een tandje bij te steken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.