Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het regeerakkoord en het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) spreken terecht over de noodzaak om meer in te zetten op hergebruik, het verweven van functies, herbestemming, verdichting en het verhogen van het ruimtelijk rendement. Het gaat hierbij zowel om verweving in landelijke gebieden zoals landbouw, natuur en recreatie, maar ook in bebouwde, stedelijke gebieden.
Een van de uitgangspunten en doelstellingen van het recente decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid, dat u samen met minister Muyters hebt verdedigd in de commissie, is dat binnen de stedelijke gebieden een breed, gevarieerd en toegankelijk winkelaanbod voorhanden moet zijn, verweven met andere functies zoals wonen en werken.
Toch zien we dat in de kernen van gemeenten en steden heel wat winkelpanden leegstaan, terwijl de woningen erboven worden verhuurd. Anderzijds staan vaak ook de bovenliggende verdiepingen leeg, omdat die als opslagruimte werden gebruikt voor de winkel op de gelijkvloerse verdieping. Als de winkel intussen leegstaat, staan ook de verdiepingen erboven leeg. Deze oppervlakten bieden toch enorm veel potentie voor hergebruik, ik denk bijvoorbeeld aan nieuwe woongelegenheden in de kernen. Dit leidt tot sociale controle, verwevenheid en een levendig centrum.
Minister, welke instrumenten binnen uw beleidsdomeinen hebben lokale besturen om de leegstand van de verdiepingen boven winkels tegen te gaan? Op welke manier kunnen eigenaars van dergelijke panden worden aangespoord om de verdiepingen in te richten in functie van wonen? Welke belemmeringen en eventuele planologische knelpunten staan de ontwikkeling van de bovenliggende verdiepingen voor nieuwe functies, zoals bijvoorbeeld wonen, in de weg en hoe zult u die oplossen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het is niet de eerste keer dat deze problematiek hier aan bod komt. Het leeft en het is complex omdat er verschillende bevoegdheden en beleidsniveaus in het spel zijn.
Mevrouw Remen, u zegt – en ik ben het ermee eens – dat de lokale besturen in de eerste plaats moeten inspelen op de plaatselijke omstandigheden. Het is hun bevoegdheid om dat strategisch aan te pakken met een plan, een visie over winkelbeleid. De maatregelen die in de winkelnota worden geboden, kunnen hen ondersteunen in de uitwerking van een kernversterkend beleid.
Er bestaat geen overkoepelend beleid omdat maatwerk heel belangrijk is, zeker inzake wonen boven winkels. Wel bestaan er enkele sanctionerende en stimulerende maatregelen die kunnen worden ingezet, waar de lokale besturen mee aan de slag kunnen.
Er bestaan twee verschillende inventarissen aangaande leegstand. Enerzijds wordt de leegstand bij bedrijfsruimten geregistreerd en opgevolgd door het departement Ruimte Vlaanderen. Deze inventaris bevat leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten met een minimale kadastrale oppervlakte van 5 are. Sinds het decreet Grond- en Pandenbeleid zijn gemeenten verplicht om een inventaris van leegstaande woningen en gebouwen bij te houden. Beide inventarissen zijn gekoppeld aan een leegstandsheffing. Die sanctionerende maatregel moet aanleiding geven tot activering.
Vaak doen de verdiepingen boven de winkel dienst als opslagruimte en zijn ze vaak alleen toegankelijk via de winkel. Dat is dan een probleem. Zonder afzonderlijke toegang zijn de ruimten boven de winkel moeilijk bewoonbaar te maken. Om dit tegen te gaan, kunnen gemeenten via een subsidiereglement het wonen boven winkels stimuleren. Twee soorten werkzaamheden die in aanmerking komen voor deze premies, zijn ter beschikking.
Om te beginnen zijn er verbouwingswerken voor het creëren van een aparte toegang tot de bovengelegen verdiepingen, bijvoorbeeld via de aanleg van nutsvoorzieningen of de verbetering van het wooncomfort. Er zijn gemeenten die dat al doen. Ik denk aan Mechelen en Mortsel. Dat zijn twee gemeenten die dergelijke premies hanteren.
Voor bestaande verdiepingen boven winkels zijn er meestal weinig planologische knelpunten. Indien het pand volledig dienst deed als handelspand, volstaat doorgaans een stedenbouwkundige vergunning voor de functiewijziging. Het toevoegen van verdiepingen boven winkels zal uiteraard sneller botsen op planologische belemmeringen. Het is aan de lokale besturen om na te denken over het maatwerk dat nodig is.
Vanuit het Vlaams ruimtelijk beleid faciliteren we dit via de lopende codexwijziging. Die is een paar keer door de regering goedgekeurd en zal binnenkort aan het Vlaams Parlement worden voorgelegd. Daar zitten instrumenten in om het ruimtelijk rendement te stimuleren. Dat bevat onder andere een vereenvoudiging van de wijzigingsprocedure van verkavelingen, zodat het sneller kan worden aangepast. De codexwijziging bevat eveneens een vereenvoudiging van de herzienings- en opheffingsprocedure van verkavelingen. Hopelijk zal die snel door het parlement worden goedgekeurd, zodat het in de praktijk kan worden toegepast.
Daarnaast stel ik voor om verkavelingsvoorschriften van verkavelingen ouder dan 15 jaar te schrappen als weigeringsgrond voor aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning. Er is ook een vereenvoudigde procedure tot wijziging van verouderde inrichtingsvoorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP). Als dat is goedgekeurd, kunnen gemeentebesturen daarmee aan de slag.
Ten slotte wordt in de codexwijziging ook voorgesteld om de verhoging van het ruimtelijk rendement in te schrijven als beoordelingsgrond van de goede ruimtelijke ordening. Dat zal een belangrijke kapstok zijn, maar dat moet ter plaatse worden beoordeeld.
De instrumenten die eraan komen in de codex, zijn heel belangrijk, maar daarnaast kunnen de lokale besturen heel wat doen. Misschien moeten we de goede voorbeelden uit sommige steden en gemeenten promoten en beter bekendmaken aan de andere steden en gemeenten in Vlaanderen.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Dank voor uw duidelijk antwoord, minister. Zoals u zegt, is het in deze zaak heel belangrijk gemeenten te stimuleren. Ik ben vooral verontrust door de winkelleegstand. Die piekt op het ogenblik, in sommige winkelcentra tot 25 procent. Voor de lokale besturen is het dan ook een enorme uitdaging om invulling te geven aan de doelstellingen van het decreet, maar ook aan de principes van het witboek. We dragen hierbij allemaal een grote verantwoordelijkheid. De kernen zijn bij uitstek multifunctioneel en we moeten streven naar een mix van functies. Niet alleen het wonen is belangrijk, maar ook het werken. In de leegstaande bovenverdiepingen kan ook een beroep worden uitgeoefend, en dat kan een stads- of dorpskern aantrekkelijker maken. Parallel met de dalende activiteiten in de detailhandel, waar we eigenlijk niet omheen kunnen, kunnen we ook nieuwe economische bedrijvigheden stimuleren, zoals een creatieve maakindustrie of nieuwe economieën in de digitalisering of de technologie, maar ook vrije beroepen, dienstverleners, freelancers aantrekken. Zo komen meer mensen naar de stadskernen om er te werken, te wonen en buiten de werkuren te shoppen. Ondernemers in elkaars buurt versterken ook elkaar. In Antwerpen loopt er bijvoorbeeld een project rond de uitoefening van zorgberoepen boven de winkels.
Ik heb nog een bijkomende vraag, minister. Ziet u mogelijkheden om deze opportuniteiten inzake werken een kans te geven en daarvoor de planologische knelpunten zoals bijzondere beleidsplannen van aanleg die enkel over wonen spreken en niet over multifunctionaliteit, en gewoonteregels van lokale besturen die een mix van wonen en werken verbieden, weg te werken?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het is inderdaad belangrijk dat er iets wordt gedaan aan belemmerende voorschriften, in BPA’s, maar ook in ruimtelijke uitvoeringsplannen, die creativiteit en nieuwe woonvormen tegenhouden. Ik ben het er volkomen mee eens dat we naar een vereenvoudigde procedure gaan om die belemmerende voorschriften op te heffen. Daarom juist zullen we in de codexwijziging, die binnenkort naar het parlement komt – we hebben al een heel traject met adviezen en dergelijke meer doorlopen – de vereenvoudigde procedure opnemen. Ik ben het absoluut met u eens dat dat vaak belemmerend werkt. Ik geloof dus heel sterk in de vereenvoudiging, naast de goede praktijken uit de verschillende steden en gemeenten, die we misschien nog meer moeten promoten, ook via de website of misschien zelfs via de VVSG, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Maar met de procedures en vereenvoudigingen die nu op tafel liggen, komen we al tegemoet aan uw vraag, die u terecht stelt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.