Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
De laatste tijd – ik kan dat zien aan de intensiteit van mijn vragen – worden we steeds meer geconfronteerd met grotere wildsoorten. Het lijkt nodig dat we dat af en toe eens grondig bekijken om te kijken naar de mogelijk nadelige impact die dat met zich mee kan brengen.
Ik spring terug naar het jaar 2004, toen er in Limburg, zowel in Belgisch- als Nederlands- Limburg, een project ontstond rond de herintroductie van edelherten binnen een afgerasterde zone. Daar is toen aan Vlaamse zijde van de grens besloten om niet in dat project te stappen omdat het een te groot gevaar was voor verkeersveiligheid en bepaalde landbouwactiviteiten.
Ondanks dat men toen niet in dat project is ingestapt duiken er in Noordoost-Limburg een aantal edelherten op. Het regionaal landschap suggereert dat ze zouden zijn ontsnapt bij een kweker en ze zich vervolgens in de vrije natuur zouden hebben voortgeplant. Het zou dus zeker niet gaan om herten uitgezet in het Weerterbos in Nederland, aangezien de rasters die daarrond gesloten zijn, nog altijd gesloten blijven. Die rasters zorgen ervoor dat de dieren zich niet kunnen verspreiden en dat de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft. Voor alle duidelijkheid: het zijn rasters die kleiner wild wel kunnen laten passeren.
Het Regionaal Landschap is nu vragende partij om een beheerplan uit te werken om voorbereid te zijn op een groeiende populatie edelherten. De opvolging van het Agentschap voor Natuur en Bos lijkt dus noodzakelijk, en een beheerplan fauna en flora dat rekening houdt met het edelhert, lijkt zeker geen overbodige luxe. We hebben nu de mogelijkheid om proactief te handelen met alle betrokken partijen en preventief in te zetten op structurele en infrastructurele maatregelen.
Minister, ik heb de volgende vragen. Is er reeds een overleg geweest met de betrokken partijen: landbouwers, wildbeheereenheden, natuurbeschermers en de overheid? Momenteel zorgen de edelherten nog voor weinig problemen. Op welke wijze wordt proactief werk gemaakt om te voorkomen dat edelherten niet voor overlast zullen zorgen zoals de everzwijnen? Ligt er al een beheerplan fauna en flora klaar waarin ook rekening gehouden wordt met het edelhert? Indien nee, wanneer mogen we dat plan dan verwachten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Sinds kort wordt vanuit de verschillende stakeholders het overleg over de edelherten opnieuw op gang getrokken. Dat is niet nieuw. In het verleden is deze thematiek vaak aan bod gekomen in de regio Noordoost-Limburg. We volgen dat op vanuit onze dienst. Ik zie hier een sleutelrol voor het regionaal landschap om verder na te gaan of er een voldoende groot draagvlak bestaat bij de lokale actoren en de lokale besturen om het edelhert als nieuwe soort te aanvaarden en de verspreiding ervan al dan niet te stimuleren, maar vooral goed te begeleiden. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) heeft binnenkort een afspraak met het regionaal landschap om dat te bespreken.
Op dit ogenblik zijn er een aantal generieke initiatieven die zorgen voor het beperken van mogelijke overlast door het edelhert. Zo is er de code voor goede praktijk voor het voorkomen van schade door wildlevende dieren en de sensibiliseringscampagnes die verschillende preventiemaatregelen promoten. Op het vlak van infrastructuurwerken voor ontsnippering en schadepreventie wordt niet alleen ingezet op gevestigde soorten zoals het everzwijn, maar wordt uiteraard ook rekening gehouden met de soorten die in opmars zijn. De infrastructuurwerken dragen dus ook bij tot het voorkomen van overlast door edelherten.
Er is ook de jachtwetgeving van 2014 waarin de regelgeving voor het beheer van edelherten en ander grofwild is bijgestuurd met het oog op de beheersing van een mogelijke opmars van deze soorten. De basisfilosofie is daarbij steeds geweest dat elke terreinbeheerder zijn verantwoordelijkheid moet nemen voor het beheer van de soorten op zijn terrein en dat maximaal kan worden ingezet op terreinoverschrijdende acties. Daartoe zijn de technische middelen aangepast aan de actuele noden, zijn de toegelaten methodieken geactualiseerd en verruimd en is de administratieve drempel gereduceerd.
Elke erkende wildbeheereenheid en elke onafhankelijke jachtrechthouder moet sinds 2014 voor zijn of haar jachtterrein een faunabeheerplan hebben waarin een plan van aanpak voor de verschillende jachtwildsoorten staat. Het Agentschap voor Natuur en Bos controleert dat. We stellen vast dat die plannen meer en meer proactief rekening houden met het edelhert. Dat is een gunstige evolutie. Er is ook lokaal overleg, zoals ik daarnet heb gezegd. Dat is een goede aanzet om tot een lokaal gedragen dynamiek te komen. Vanuit de overheid begeleiden wij de verschillende actoren, zodat hun gezamenlijke beheeraanpak de toets van de wettelijkheid doorstaat. Deze lokaal gerichte aanpak heeft het voordeel van de geleidelijkheid en kan daardoor maximaal inspelen op de tijd die nodig is voor processen voor draagvlak en omgaan met nieuwe situaties. De veel tragere voortplantingssnelheid van het edelhert, anders dan bij het everzwijn, laat een dergelijke aanpak toe. Elke wildsoort heeft voor een stukje zijn eigen aanpak. Daarmee moeten we rekening houden.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik heb voorlopig geen bijkomende vragen.
De heer Sanctorum heeft het woord.
U zei dat er meer faunabeheerplannen zijn die aangepast zijn in verband met het edelhert. Volgens de laatste beschikbare statistiek voor edelhert, die dateert van 2014, werd letterlijk één exemplaar afgeschoten. Nog niet zo lang geleden stelde het afschieten van edelherten dus eigenlijk niet zoveel voor. Ik begrijp dat die trend nu wel eens in stijgende lijn zou kunnen gaan. Ik zou graag weten welke wildbeheereenheden (WBE’s) een aangepast faunabeheerplan hebben in verband met het edelhert en over welke gebieden het dan precies gaat.
Het was trouwens een West-Vlaams edelhert in 2014.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Het is goed dat we vooruit kijken en rekening houden met een verdere aangroei van een voorlopig nog bijna onbestaande populatie edelherten. Ook de aard van de wildsoort maakt dat de schade hoe dan ook anders is. De bedreiging voor de verkeersveiligheid is wel degelijk een ernstig element en verdient opvolging. Ik stel me gewoon de vraag welk soort schade een edelhert aan de landbouw kan aanrichten. Van everzwijnen weten we dat, voor ree is dat ook min of meer duidelijk, en ook van onze goede vriend de vos weten we wat hij zoal kan aanrichten. Van het edelhert weet ik het zelf niet. Los van het probleem van verkeersveiligheid, vraag ik me af of er meer cijfermateriaal over bestaat.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het overzicht dat de heer Sanctorum vraagt, zal ik bezorgen.
In verband met de schade is het zo dat de herten in de herfst en in de winter op zoek gaan naar voedsel. Het betreft vraatschade aan planten, maar ook schildschade – het trekken aan de schors van bomen – en het schuren van het gewei tegen de bomen. Dat veroorzaakt schade aan gewassen door veegschade. De herten kunnen dus vraatschade, schildschade en veegschade aanrichten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.