Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over opmerkelijke vaststellingen in het jaarrapport ziekteverzuim 2015 van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi)
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over een thema dat ondertussen al zeer goed gekend is in onze commissie.
Depressies, burn-out en stress vormen het resultaat van de steeds groter wordende druk die op de schouders van het onderwijspersoneel terechtkomt. Iedereen die ooit leerkracht is geweest, weet goed waarom. Leerkracht zijn, vereist een enorm groot fysiek en mentaal engagement. Daarbovenop komt nog eens de verhoogde druk van de ouders, de onderwaardering van het beroep en de grote druk van de gemeenschap om alle maatschappelijke problemen op te lossen.
Uit de nieuwste cijfers die het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) heeft gepubliceerd in zijn jaarlijks rapport rond het ziekteverzuim bij onderwijspersoneel, blijkt opnieuw de ernst van de situatie op het onderwijswerkveld: 40,34 procent van de ziektedagen bij mannelijke personeelsleden en 34,3 procent van de ziektedagen bij vrouwelijke personeelsleden zijn toe te schrijven aan psychosociale klachten. Hoewel het hier om een lichte daling gaat ten opzichte van vorig jaar, blijven deze cijfers alarmerend.
De grootste risicogroepen kennen we: ervaren leerkrachten en vooral mannen in het secundair onderwijs zijn kwetsbaar voor deze aandoeningen, om maar niet te spreken van de directieleden uit de leeftijdscategorie 56 tot 65 jaar, waarbij de cijfers nog zorgwekkender zijn: 54,57 procent van de ziektedagen in deze categorie zou te wijten zijn aan psychologische klachten.
Graag sta ik ook even stil bij de cijfers rond psychologische klachten bij jonge leerkrachten. Maar liefst 28 procent van de ziektedagen bij vrouwelijke leerkrachten tussen 26 en 35 jaar is toe te schrijven aan psychosociale aandoeningen. Dit bewijst eens te meer dat de druk ook op jonge leerkrachten zeer hoog is.
Minister, kunt u een stand van zaken leveren over de ad-hocwerkgroep rond psychosociaal welbevinden? Zult u nog stappen zetten om schoolbesturen te ondersteunen bij het uittekenen van een performant beleid rond psychosociaal welbevinden bij leerkrachten en directieleden? Zult u in samenwerking met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg nog acties ondernemen om de uitrol van de vernieuwde federale welzijnswetgeving ter bescherming van het psychosociaal welzijn van werknemers in het onderwijs te ondersteunen?
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, mijn vraag sluit aan bij de vraag van mevrouw Celis en ook bij mijn vroegere vragen over dit thema.
Zoals het onlangs vrijgegeven jaarrapport 2015 van AgODi over het ziekteverzuim aangeeft, blijft het aantal ziektedagen in het onderwijs jammer genoeg verder stijgen. Het was in 2015 het hoogste van de afgelopen vijf jaar, ook als de eendagsziekten en de langdurige deeltijdse verloven wegens ziekte uit de cijfers worden weggefilterd.
Opmerkelijk is dat het aantal dagen afwezigheid wegens psychosociale aandoeningen de voornaamste oorzaak van afwezigheid blijft, maar vooral dat het verhoudingsgewijs meer voorkomt bij directiepersoneel. Bij de leeftijdsgroep 56-65 jaar is 54,57 procent van de ziektedagen bij directiepersoneel een gevolg van psychosociale aandoeningen, dat is 10,81 procent hoger dan het algemene cijfer. In de groep 46-55 jaar ligt het ziektepercentage wegens psychosociale aandoeningen bij directiepersoneel zelfs 15,1 procent hoger dan het algemene cijfer.
Ook als we de verloven voor verminderde prestaties wegens ziekte bekijken, zien we daarin bij directiepersoneel een grote oververtegenwoordiging van afwezigheden met een psychosociale oorzaak. Het fenomeen is niet nieuw, ik heb het al vroeger onder de aandacht gebracht in mijn vragen in de commissie, maar het probleem wordt groter.
Daarnaast is er bij de percentages ziekteverlof ook een zeer groot verschil tussen de netten. Ik lees in het rapport dat het ziekteverzuim van het gesubsidieerd vrij onderwijs lager is dan het algemeen ziekteverzuimpercentage van 4,48 procent. Het ziekteverzuim is gestegen in alle netten. De stijging is het grootst bij het gesubsidieerd provinciaal onderwijs. Maar algemeen haalt het Gemeenschapsonderwijs in alle onderwijsniveaus veruit het hoogste percentage.
Minister, welke mogelijke oplossing ziet u voor het probleem van de toenemende, wellicht beroepsgebonden psychosociale aandoeningen bij directiepersoneel? Hoe verklaart u de grote discrepantie tussen de netten?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik zal de vragen samen beantwoorden omdat er enkele parallellen in zitten maar ook wat verschillen.
Ik weet dat jullie zeer bekommerd zijn om het welbevinden van ons personeel in het onderwijs. U weet dan ook dat ik in 2015 een ad-hocwerkgroep psychosociale risico’s heb opgericht. Die werkgroep is opgericht om onderwijsinstellingen te ondersteunen bij het omgaan met die psychosociale risico’s. De werkgroep is opgericht vanuit de begeleidingscommissie van het convenant Preventie en Bescherming in het Vlaams Onderwijs. Dat is de plaats waar mijn administratie zeer goed en constructief samenwerkt met de vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs (GO!), de onderwijskoepels en vakorganisaties. Ook de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) is daarin vertegenwoordigd. Er werden tot op heden al een aantal initiatieven voorgesteld en uitgewerkt. Ik som ze even voor u op en ik zal u ook een beslissing meedelen.
De schoolbesturen en directies worden via de vernieuwde website van het Ministerie van Onderwijs en Vorming geregeld geïnformeerd over de preventie van psychosociale risico’s omdat zij daarbij een sleutelrol spelen. U kunt daarvoor gaan naar de webpagina onderwijs.vlaanderen.be/psychosociale-risicos-in-je-onderwijsinstelling?. De website van het Ministerie van Onderwijs en Vorming verwijst ook door naar de website van de FOD WASO, waar heel wat informatie is gebundeld over de preventie en aanpak van psychosociale risico’s. Naast gratis tools en goede praktijken vind je er ook gratis publicaties. Er staat dus enorm veel informatie ter beschikking.
De leden van de ad-hocwerkgroep hebben ook het initiatief genomen om een beleidsplan ter bevordering van het welzijn en het welbevinden in het onderwijs uit te werken. Dat werd zeer recent gepubliceerd op het webadres onderwijs.vlaanderen.be/sites/default/files/atoms/files/beleidsplan.pdf.
Naar aanleiding van de lancering van het beleidsplan publiceerde Klasse in de week van 24 oktober een reeks ‘Welzijn op het werk’, met speciale aandacht voor de preventie van psychosociale risico’s op het werk. Ook daar vindt u heel wat informatie.
Om kort op de bal te spelen, heb ik in overleg met de FOD WASO, beslist om een opleiding voor vertrouwenspersonen te organiseren. De opleiding komt er op voorstel van de leden van de ad-hocwerkgroep. We doen dat samen met de begeleidingscommissie. In totaal kunnen vanaf nu 160 vertrouwenspersonen uit het onderwijs de opleiding volgen. Het is de bedoeling dat de vertrouwenspersonen in hun rol van bemiddelaar en vanuit de vereiste vaardigheden om actief te luisteren en doeltreffend te communiceren in de toekomst heel kort op de bal kunnen spelen en dus ook een aantal problemen zullen kunnen oplossen op het vlak van psychosociale risico’s – niet alleen als deze er zijn, maar ook om deze te voorkomen.
Het is de eerste keer dat we dat op die manier doen. We kunnen uiteraard veel meer mensen een opleiding laten volgen, maar we moeten eerst weten hoe het werkt en wat de effecten zijn.
De toenemende beroepsgebonden psychosociale aandoeningen bij directiepersoneel is mij zeker bekend. Ik vind dat ook bijzonder problematisch. Ik heb beslist om daar een onderzoek te laten uitvoeren om inzicht te verwerven in de precieze factoren die het welbevinden en de stress of burn-out van schoolleiders bepalen. Dat moet leiden tot heel concrete maatregelen.
Mijnheer De Meyer, waarom het hoger ligt bij het GO! weten we niet. Het rapport geeft daar geen verklaring voor. Ik vind het een beetje onkies om daar nu met de natte vinger verklaringen over te geven. Het diepteonderzoek dat ik gevraagd heb rond de positie van de directeurs, zal hoogstwaarschijnlijk informatie opleveren.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, elk initiatief dat genomen wordt, is een stap vooruit. U hebt voorbeelden gegeven van aanpassingen binnen de website of mogelijkheden om informatie te vinden op het net. Ik ga dat aanbod zeker bekijken.
Leerkracht is een contactberoep. Vanuit het contact met leerlingen of collega’s, of het contact tussen directies en leerkrachten, krijgen mensen heel veel emotionele prikkels te verwerken. Dat kan aan de basis liggen van de psychosociale problemen.
De opleiding vertrouwenspersoon waar u naar verwijst, staat open voor 160 mensen. Ik hoop dat dat effect gaat hebben in de individuele school, want een goed uitgebouwd psychosociaal beleid in elke school is en blijft het streefdoel van dit rapport. Dat betekent ook het terugdringen van het ziekteverzuim.
De vaststelling is één, de oplossing is twee. Ik probeer nog eens, minister. Ik weet dat ik in herhaling val. U weet dat ik een geweldig voorstander ben van die neutrale netoverschrijdende dienst waar onderwijspersoneel op een laagdrempelige manier toegang kan vinden, de problematiek kenbaar kan maken, in de hoop daar samen een oplossing te vinden. Ik ben meer dan overtuigd van het nut van zo’n dienst als ik de recente cijfers zie die de heer De Meyer bij u heeft opgevraagd.
We zien dat het aantal geschorste leerkrachten in een jaar tijd van 60 naar 81 is gestegen. Ik weet dat dit gebeurd is kort nadat er beslist is over die uitdovende tbs-regeling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst. Dat is afgeschaft en desalniettemin steeg dat cijfer naar 81 personen die thuiszitten. Er zijn nog altijd 10 mensen die zonder begeleiding thuiszitten omdat ze nog uit die oude regeling komen. Ik denk dan ook, minister, dat het niet kies is om mensen aan hun lot over te laten. Deze mensen, zowel leerkrachten als directieleden, hebben heel veel jaren het beste van zichzelf gegeven. En nu kunnen ze moeilijk of onvoldoende worden opgevangen binnen dat huidige welzijnskader.
Nog eens, elk initiatief dat wordt genomen, is een stap vooruit. Ik hoop nog altijd dat de werkgroep die daarvoor in het leven geroepen is, die stappen vooruit kan blijven zetten.
De heer de Meyer heeft het woord.
Minister, ik denk dat de ad-hocwerkgroep die u geïnstalleerd hebt, ongetwijfeld een belangrijke en correcte stap is.
Dat psychosociale aandoeningen de voornaamste ziekteoorzaak zijn in het onderwijs, wisten we al. Dat het zeer veel voorkomt, ook bij directiepersoneel, wordt herbevestigd, maar het blijft opmerkelijk dat er bij directiepersoneel een stijging is met meer dan 10 procent. Ik denk daarom dat de studie die u aankondigt, inderdaad bijzonder belangrijk is. We kijken samen met u uit naar de resultaten.
Wat betreft de verschillen tussen de netten, heb ik er alle begrip voor dat u niet zomaar een verklaring met de natte vinger geeft, als u de achtergronden niet eerst beter in kaart hebt kunnen brengen. Ik stel me soms de vraag, maar ik heb geen antwoord, heeft het te maken met werkomstandigheden, met bedrijfscultuur? Ik heb er geen zicht op, maar ik vind het bijzonder belangrijk dat we er wel zicht op krijgen, zodat we een verklaring hebben die steek houdt en dat er effectief aan kan worden gewerkt. De discrepantie tussen de verschillende netten duurt toch al even en neemt bovendien ook nog toe. We kijken samen met u uit naar meer gegevens en we willen nadenken hoe we dit verder gaan aanpakken.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, uiteraard hoef ik niet te melden dat dit ook een van mijn stokpaardjes is. Maar het verrast me, minister, dat u een studie zult laten uitvoeren om de oorzaken te kennen. Ik ken die oorzaken al. De cijfers verrassen mij absoluut niet. Ik heb al veel gepraat met de mensen op de werkvloer en ik heb die studie niet nodig. Bij de directies in basisscholen is er plus 23 procent, waarvan ruim de helft burn-out en depressies. Bij de leerkrachten is dat 10 procent.
De oorzaken zijn duidelijk: de regeldrift, de administratieve rompslomp, de grote werkdruk en het gebrek aan administratieve beleids- en pedagogische omkadering in de basisscholen. De mensen kunnen dat niet meer volhouden. Gedurende anderhalf jaar ben ik hier de prediker geweest – al ben ik niet echt katholiek – om dat aan de kaak te stellen. Het werkveld smacht – en niet alleen het werkveld maar ook ik – naar het debat over Operatie Tarra waar we al een tijdje over praten, waar we al een tijdje mee bezig zijn. Ik wil daar constructief aan meewerken, ik weet dat het geen belangrijk debat is, maar het moet echt wel gebeuren want de directies kijken daarnaar uit. Dat merk ik aan de hand van de vele getuigenissen waarmee wij worden geconfronteerd over de planlast.
Als directies het niet volhouden door al die omstandigheden spiegelt dat zich af op de leerkrachten. De directies zijn verplicht om veel taken die niet voor de leerkrachten bestemd zijn door te geven aan de leerkrachten omdat ze het zelf niet kunnen bolwerken. Naast het lesgeven krijgen leerkrachten heel wat extra taken die niet voor hen bestemd zijn, omdat er een gebrek aan ondersteuning is bij de directies, en zo – het ergst van alles – straalt dat ook af op de kinderen. Uiteindelijk doen wij aan onderwijs voor onze kinderen. Het lesgeven komt daardoor op de lange termijn in het gedrang. Ik wil er nog eens op aandringen, minister, Operatie Tarra moet starten.
U sprak over 160 vertrouwenspersonen die u zult laten opleiden. Worden daar de nodige middelen voor vrijgemaakt? Dat is toch wel belangrijk, als u daarin wilt investeren.
Ik kijk uit naar het debat over Operatie Tarra. Laat ons daar nu alstublieft werk van maken. Het is geen gemakkelijk debat. We zitten met die verschillende koepels en met een aantal zaken die onder de verantwoordelijkheid van de scholen zelf vallen. Ik denk dat wij het voortouw moeten nemen. Ik herhaal, ik wil daar constructief aan meewerken met de ervaring van zoveel jaren in het onderwijs.
Tot slot, ik was een beetje kwaad en ontgoocheld. Ik stelde een schriftelijke vraag over de cijfers en kreeg als antwoord: zodra de cijfers vrijkomen, zult u ze krijgen. Maar ik heb ze ook op de website moeten lezen. Ik heb die cijfers nooit ontvangen van het kabinet. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits )
Dat stond zo in het antwoord, ja.
Vorige week merkte ik in de commissie naar aanleiding van twee vragen dat de cijfers vrij waren. Toen was ik ontgoocheld omdat ik de gegevens zelf zou krijgen maar dat is nooit gebeurd. Dit terzijde. Ik ben geen administratieve kommaneuker, zeker niet.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil ook ingaan op die oorzaken die we officieel niet kennen, maar die we ergens wel in ons achterhoofd hebben. Minister, u weet dat ook, we vragen heel veel van onze leerkrachten. Ze moeten een heel brede interesse hebben. Ze moeten alles volgen. Ze moeten inspelen op de dingen die in de maatschappij gebeuren. Ze zijn altijd bezig.
De hele implementatie van het M-decreet heeft voor nog meer diverse klassen gezorgd, wat het allemaal niet eenvoudiger maakt. Wij beseffen dat allemaal. Dat zal zeker een van die oorzaken zijn.
In heel het kader van de planning en het werk dat u nu doet, en dat we proberen op te volgen, rond heel de ondersteuning die we voor scholen plannen, moeten we goed beseffen dat welk plan we ook uitwerken, het zoveel mogelijk alle scholen zal moeten beslaan omdat er in alle scholen wel noden en bezorgdheden zijn. Voor het plan dat we naar voren brengen, moeten we zeker die aandacht hebben, ook rond de leerlingenbegeleiding. Daar wordt een heel nieuw decreet voor uitgewerkt. We moeten in gedachten houden dat dat ten goede moet komen aan die leerkrachten en kinderen.
Minister, het onderzoek naar burn-out bij leidinggevenden is toch al opgestart? Wat is het tijdsbestek?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, als ik iets beloof, dan doe ik dat. Ik vind het een heel slecht idee van mijn mensen. Het verbaast me dat ik zo’n antwoord getekend heb. Als er geen cijfers zijn, dan antwoorden wij gewoon: ze zijn er niet. Als we aan iedereen beloven dat ze de cijfers krijgen zodra die er zijn, dan kunnen we dat niet volhouden. Uw vraag zal tussen de mazen van het net geraakt zijn. Het is onmogelijk om zo te werken. Dat kan ik allemaal niet bijhouden.
We hebben de cijfers onmiddellijk publiek gemaakt. Ik had ze – eleganterwijze – speciaal aan u kunnen bezorgen, mijnheer Vandenberghe, zeker nadat ik u zo had geantwoord. Ze zijn niet aan drie mensen individueel bezorgd, ze staan op de website. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Ik weet het, maar ik voel er mij ambetant door. Ik ga aan mijn kabinet zeker de opdracht geven dat we zulke antwoorden niet meer geven. Dat is een veel te moeilijke manier van werken voor mij.
De opleiding van die 160 mensen is een gesubsidieerde opleiding. Voor mij is het heel belangrijk om te weten wie erin stapt en wat de meerwaarde kan zijn.
De heer Vandenberghe zegt dat ik niet meer moet studeren, dat hij alles al weet. Maar er is een heel groot verschil tussen het secundair en het lager onderwijs. Niet iedereen is het daarmee eens, dus we moeten dat wel eens in kaart brengen. Er zijn ook, en dat bekommert mij, mensen die zeggen: leerkracht is een contactberoep. Dat klopt wel, maar er zijn ook veel intermenselijke relaties die op de ene plaats veel beter zijn dan op de andere plaats. Ik wil een zicht krijgen die intermenselijke relaties in een team. Ik zie het ook op mijn kabinet: als een team optimaal functioneert, kan men alle stormen aan; als dat niet het geval is, en men werkt elkaar tegen, dan niet.
Ik weet ook wel dat er minder steun is in het lager dan in het secundair onderwijs. Die zaken weet ik, daar heb ik geen onderzoek voor nodig. Ik wil wel een zicht krijgen op wat wel functioneert en wat niet. Het is nodig. Misschien kunnen we komen tot best practices die ertoe leiden dat de dingen beter worden.
Hoe wordt een directeur gerekruteerd? Iedereen zegt: en autonomie van de school. Oké, maar lesgeven vraagt andere capaciteiten dan leider/directeur zijn. Ik wil dat ook wel eens zien. We zien dat de ene school daar meer aandacht voor heeft dan de andere. We mogen onze ogen daar niet voor sluiten.
Naast de budgetten en de ondersteuning en de taken die ik volledig onderschrijven, ik ben partner in uw opmerkingen, zijn er zaken die we eens dieper moeten bekijken.
Ik weet niet waar de studie nu staat. Ik zit daar niet elke dag op te kijken. Het is mijn administratie die ze uitvoert. Maar het is niet de bedoeling om daar twee jaar over te doen. Ik wil daar vrij snel een zicht op krijgen.
Die 160 mensen, als we zien dat dat goed loopt, het is de eerste keer dat we dat doen, ik heb het al gezegd, wil ik dat echt wel breder uitrollen. Dan moeten we daar de nodige middelen voor uittrekken.
Mevrouw Celis, ik weet dat u zo’n neutraal punt wilt. We hebben daar al over gedebatteerd. Ik heb al gezegd: dat is misschien toch niet het ei van Columbus. Ik wil ook niet te veel punten naast elkaar.
Het zit in de werkgroep en als die dat nuttig en nodig vindt, dan zal ik dat ook doen. Ik laat hen in de eerste plaats kijken naar de zaken die er zijn.
De Operatie Tarra is een van mijn stokpaardjes. Ik aanvaard niet dat men de indruk geeft dat ik er geen werk van maak. Mijn administratie heeft alles wat ze kon afgeschaft of geliquideerd. Ik denk dat ik de eerste minister ben die effectief werk maakt van afschaffen. Ik heb aan mijn inspectie gezegd: publiceer een lijst met uw verwachtingen. Bij een doorlichting zijn er veel scholen die denken dat er veel meer moet klaarliggen. Ik heb de inspectie gevraagd om een negatieve lijst te maken van wat we niet willen, maar daar is de inspectie dan weer terughoudend omdat het binnen een bepaalde schoolcultuur wel goed kan zijn om bepaalde zaken bij te houden. Je moet scholen toch autonoom laten. Als men mij natuurlijk blijft zeggen dat ik verantwoordelijk ben voor bepaalde zaken, dan zal ik die lijst wel laten publiceren. Soms ben ik de gemakkelijke. Maar het is niet altijd ik die iets eis.
Ik zal het voortouw nemen om te vragen dat de scholen en de koepels en het net de handschoen actief opnemen om naar een papierarm klimaat te gaan. De knop moet worden omgedraaid. Wat me het meest bekommert, is de angst die ontstaat voor juridisering. Mensen starten een procedure tegen de school, ze verliezen die en dan komen ze tot een verantwoordingsdrift. Ik wil dit luidop zeggen: dat vind ik niet nodig.
Een sterke schooldirecteur zegt dat het niet is omdat een keer iets fout loopt, dat mensen zich voor alles en nog wat moeten verantwoorden. Je moet niet alles bijhouden. De leerkrachten kennen hun kinderen, de meeste ouders hebben enorm veel vertrouwen in ons onderwijs en in de leerkrachten. Ze moeten daar een goede balans in vinden. Misschien moet ik daar draaiboeken voor maken, ik weet het niet. Het is heel versnipperd hoe men daar in Vlaanderen mee omgaat. Dat moeten we samen een halt toeroepen.
Er is gesuggereerd om samen aan tafel te zitten. Ik heb er geen probleem mee om over de grenzen van meerderheid en oppositie heen een aantal best practices te formuleren, maar niet vanuit het idee dat de overheid er nog niets van gebakken heeft. Wij doen grote inspanningen om te proberen te luwen. Ook bij de CLB’s moeten we luwen, want ik zie hoe de formulieren die moeten worden ingevuld, worden geïnterpreteerd. Daar kunnen we nog doseren. Ik ben een hevige fan van het verminderen van de planlast. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
U zei dat er eindelijk werk van moet worden gemaakt, maar er wordt werk van gemaakt. Ik doe wat ik kan om voor elke beslissing die we nemen geen extra last te bezorgen aan de scholen. Ook de inspectie 2.0 wil komen tot meer verantwoordelijkheid. Ik heb vorige week met de grote baas, Lieven Viaene, gesproken. Hij wil autonomie geven aan de scholen, maar er is een risico. Als de inspectie het algemeen kwaliteitsbeleid en de scholen gaat controleren, en de school kan daar niet goed mee om, dan zal dat tot meer papier leiden, terwijl ik net minder papier wil. We zullen er dan ook zeer omzichtig moeten mee omgaan hoe we dat instrument verder implementeren.
Maar goed, we zijn aan het afwijken van welzijn op het werk.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik begrijp uw frustratie. U schaft inderdaad heel wat af en er zit nog heel wat in de pijplijn. Een paar jaar geleden heeft de federale overheid dat proberen te doen. Er was zelfs een staatssecretaris voor administratieve vereenvoudiging. Los van de appreciatie die mensen kunnen hebben, was de grote kracht van Vincent Van Quickenborne dat hij zeer transparant bracht wat de schuld kon zijn van de overheid en wat aan andere organisaties lag.
Misschien moeten we gewoon eens heel duidelijk maken wat het ministerie vraagt, wat we hebben afgeschaft en wat we behouden. Alle andere voorbeelden die u ongetwijfeld hebt gekregen van leerkrachten, kunt u oplijsten en daarbij duidelijk vermelden vanwaar ze komen. Voor een gewone leerkracht is het allemaal een kluwen.
U bent het meest zichtbare gezicht van Brussel, en alles komt van bij u of van de inspectie, terwijl dat niet zo is. Enige transparantie is daar wel nuttig. Misschien zal het de koepels, vakorganisaties en lokale inrichtende machten op hun verantwoordelijkheid wijzen. Door die transparantie kunnen ze hun vragen stellen aan de juiste persoon waarom iets nog wel bestaat en iets anders niet. Dat zal in elk geval uw strijd gemakkelijker maken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dat is dus een zeer algemeen begrip. Dat is ook gebleken uit het rapport over wat planlast is en hoe het wordt ervaren. Onze fractie is een sterke pleitbezorger om daar paal en perk aan te stellen, vanwaar het ook komt.
Minister, ik weet dat u zeer ernstige inspanningen doet om de planlast op het niveau van administratie of school te verminderen. De leerkrachten en de klas moeten allerlei documenten invullen. Als ik dan vraag voor wie of wat ze dienen, dan antwoordt men: ‘Brussel’. Er staan dan logo's op die documenten, geen Vlaamse Leeuw maar andere logo's. Ofwel is het een lokaal uitgevonden planlast. Het wordt tijd om man en paard te noemen in dit verhaal. Dan pas kunnen we er iets aan doen. Anders gaan we die vragen blijven stellen.
Minister, ik sta volledig achter wat collega De Ro zegt, en ook achter uw uitnodiging om good practices in de commissie te bespreken. Veel commissieleden hebben veel praktijkervaring. Hun aanvullingen kunnen een meerwaarde betekenen. Ik wil vragen om dat op de commissieagenda te plaatsen.
Ik heb ook begrepen dat er middelen worden vrijgemaakt in het kader van de vertrouwenspersoon.
Ik zal bekijken wanneer we dat op de agenda kunnen plaatsen. Dan kunnen we daar een halve dag aan besteden.
Minister Crevits heeft het woord.
Operatie Tarra zet heel veel deuren open om al onze informatie digitaal ter beschikking te stellen van scholen. Die pluim wil ik wel op onze hoed steken. De manier waarop de administratie proactief naar scholen gaat… Scholen kunnen nu de schoolcarrière van hun leerlingen volgen. Die zaken moesten ze vroeger aan de mensen vragen. Nu geven we die informatie. Zorgdossiers: behalve de wet op de privacy proberen we databanken aan elkaar te linken. Ik ben zeer gevoelig voor papier. Ik gruw van de verantwoording.
Onze inspectie zegt dat je moet weten waarvoor je je verantwoordt. Je moet een gezond evenwicht proberen te maken als je je wilt verantwoorden tegen mogelijke procedures. Wat is het rendement en wat is het risico? Als we de gon-begeleiding willen herzien in de richting van wat het kind nodig heeft, dan zullen we ook bereid moeten zijn om vertrouwen te geven aan de mensen die de beslissingen nemen. Dat is elke keer weer een probleem.
Veel leerkrachten weten wat hun kinderen nodig hebben. Waarom moet dat in zo'n strak kader zitten? Oké, ik ben bereid om dat vertrouwen te geven, maar dan moet je natuurlijk aanvaarden dat er keuzes worden gemaakt die je niet allemaal in een medisch carcan kunt krijgen. Het is elke keer weer dat gevecht tussen vertrouwen en papier. Ik hoop dat we in deze legislatuur de slinger opnieuw richting vertrouwen kunnen laten uitgaan, en minder richting papier.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, Tarra is zeker een element dat meespeelt bij het onderwerp van onze vragen om uitleg over de psychosociale problematiek. We weten hoe het in elkaar zit en welke oorzaken er zijn. Daarin zijn we al een heel eind gevorderd. Het siert u dat u zegt dat u in de diepte wilt gaan om er nog een beter zicht op te krijgen.
Het is opvallend dat de cijfers van de verschillende netten niet gelijklopen. Sommige netten zijn meer gevat dan andere. Minister, het is zeer wijs om geen voorafname te doen op een mogelijke verklaring, maar dat we er wel blijven naar zoeken. De cijfers zijn wat ze zijn. Het is niet omdat er vorig jaar een lichte daling was dat het probleem is opgelost. Daar geloof ik niet in.
Minister, het is heel fijn wat u hebt gezegd over de neutrale netoverschrijdende dienst. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat de werkgroep die er zich over buigt, dat meeneemt. Als dat een fundamenteel element van de oplossing kan zijn, kunt u daar verder over nadenken.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik wil drie elementen aanbrengen. De uitspraken over de Logo’s intrigeren mij. Zijn ze ondersteunend? Zijn ze extra belastend? Als ze extra belastend zijn, dan kun je zeggen dat sommige Logo's zorgen voor nog meer psychosociale aandoeningen als je ziet wat de verschillen zijn tussen de netten. Zover wil ik niet gaan. Ik wil dit ook niet insinueren, integendeel.
De sleutelbegrippen zijn ongetwijfeld schoolcultuur, investeren en een sterk team, leiderschap – zowel directie, personeel als leerkrachten moeten leiderschap hebben, weliswaar een ander leiderschap –, performantie van het schoolbestuur. Dat zijn belangrijke elementen.
Ik deel de ervaring van de heer Vandenberghe. Op mijn eerste schriftelijke vraag over de cijfers kreeg ik als antwoord dat ze er nog niet zijn. Op mijn tweede vraag kreeg ik als antwoord dat ik ze zou krijgen zodra ze er waren. Nu heb ik ze ook gezien in de media.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.