Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, dit is – het moge duidelijk zijn – een opvolgingsvraag. Nadat we op 29 september 2016 in deze commissie een aantal vragen behandeld hebben in verband met het brede thema onderzoek, ontwikkeling en innovatie, gaf u, minister, in de marge van een antwoord aan dat u extra middelen zou vrijmaken voor onderzoek en ontwikkeling. Ik weet niet of die uitspraak kruiste met een open brief die vanuit het Vlaamse onderzoeksveld en de Vlaamse onderzoeksgemeenschap vertrok en een paar dagen later verscheen. Die brief richtte zich specifiek tot de minister-president maar ook, minister, tot u en uw collega Crevits. Die onderzoeksgemeenschap luidde de alarmbel, stellende dat er een structureel tekort is aan middelen voor het financieren van fundamenteel onderzoek. Het resultaat van dat tekort is de slaagkans bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). Dat is een gekende problematiek van onderzoeksprojecten en onderzoeksmandaten. Momenteel wordt slechts 15 procent van wat wordt ingediend, toegekend. De onderzoeksgemeenschap beklaagt er zich over dat dit een historisch dieptepunt is en wijst op een aantal gevolgen.
Onderzoekers moeten werken met kleinere budgetten. Er is de onvoorspelbaarheid dat men naar het buitenland vertrekt, omdat daar hogere kansen zouden gelden. Men wijst ook op het feit dat men als aanvrager heel veel tijd stopt in het uitschrijven van projecten, wetende dat men 85 procent kans heeft om er geen tegemoetkoming aan over te houden.
We zijn dan op zoek gegaan naar een aantal kapstokken. De eerste kapstok is uiteraard het regeerakkoord, waarin staat dat ernaar wordt gestreefd om tegen 2020 de 3 procentnorm te halen, wetende dat daar een bijkomende investering van bijna 390 miljoen euro tegenover staat. Een tweede kapstok is dat u op 29 september als minister aangaf dat u de slaagpercentages wilt verhogen. Het was een antwoord dat uiteraard positief te duiden is, maar dat ons ook op onze honger liet, omdat er niet meer over gezegd werd dan dat.
Als we die twee dingen samenvoegen, komen we tot de volgende logische vraag. Kunt u dat concretiseren, minister? Waar legt u voor uzelf het doel? Ik kan u nu al meegeven dat het antwoord ‘We streven naar excellentie en kunnen dus geen percentage naar voren schuiven’ voor ons niet voldoet. Uiteraard hangt het percentage af van het aantal aanvragen. Uiteraard is excellentie de maatstaf. Maar ik wil er u toch op wijzen dat internationaal een slaagpercentage van 30 procent als minimum naar voren wordt geschoven om een zekere ‘return on investment’, vooral dan in tijd, te kunnen bieden aan mensen die uren, dagen, weken, maanden aan een onderzoeksproject schrijven, die voor zichzelf een academische carrière zien en die heel goed moeten kunnen afwegen of ze dat hier zien, wat ik zou prefereren, dan wel in het buitenland.
Ik hoop, minister, dat u in navolging van wat u hier verklaard hebt op 29 september, een stuk concreter kunt worden. Welke concrete stappen zult u ondernemen om die 1 procentnorm voor publieke financiering te halen? Welke timing wordt daarbij in acht genomen? Hoe komt u tegemoet aan de evidente vraag vanuit de onderzoekswereld om die slaagpercentages te verhogen?
Collega Van Malderen, we hebben gemerkt dat u in nogal grote mate afwijkt van de vraag die u op papier had gezet. U stelt andere vragen dan die die u had ingediend. Ik wil u vragen om u in de toekomst te houden aan de vragen die u hebt ingediend, zodat het ook voor iedereen mogelijk is om erop te antwoorden.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik vond al bij de indiening van de vraag dat het een vreemde inleiding was om die vraag te stellen. De hele inleiding gaat over slaagkansen bij FWO en dergelijke meer, zaken waar we het in de commissie over hebben gehad. U stelt dan één vraag, niet over FWO, maar over hoe we de 3 procentnorm gaan halen. Ik vond dat een vreemde inleiding. In mijn voorbereide antwoord zeg ik dat we het over de slaagkansen bij FWO al gehad hebben in deze commissie en dat ik daar nu niet meer op inga. Ik wou u ook zeggen dat u daar toch geen vragen over stelt, maar nu stelt u ze toch. Maar ik heb er op zich geen probleem mee, helemaal niet.
De bedoeling is dat we met betrekking tot FWO de manier van indienen, de voorbereiding van dossiers en de besluitvorming als geheel gaan aanpakken en bekijken hoe we dat op een efficiëntere manier kunnen doen, om tot die excellentie te komen. Het is nodig om het geheel van het systeem te hervormen. Dat is waar we mee bezig zijn. Ik kan daar nu niet direct een timing op kleven, omdat ik de vraag nu beantwoord zonder voorbereiding.
We hebben nu het bestuur van FWO aangepast. Er komen nog een aantal wijzigingen daarin. Aan de andere kant is het een kwestie van de procedures aan te pakken. Ik zal samen met het veld tot een concreet voorstel komen, liefst zo snel mogelijk, zodat het ook voor iedereen duidelijk is dat je op basis van excellentie wordt gekozen, en niet op basis van andere elementen. Dat is fundamenteel.
Wat de 3 procentnorm betreft, blijkt uit studies dat we de laatste jaren effectief zijn gestegen. In een 3 procentnorm hebben we twee delen. Beide zijn belangrijk. 2 procent wordt vanuit de industrie verwacht en 1 procent vanuit de overheid. Mijn bedoeling is altijd geweest dat je vanuit de 1 procent de stimulans geeft aan de 2 procent, zodat dat samen 3 procent vormt. De laatste cijfers hebben nog eens duidelijk gemaakt dat dat ook nodig is. We hebben recent gezien dat de lichte daling die er in het globale bedrag voor 2014 was, zich vooral bij het bedrijfsleven bevond.
Ik wil ook nog even verwijzen naar de Speurgids 2016. Daaruit blijkt nog eens dat wij als overheid onze verantwoordelijkheid opnemen. Dit jaar is er een totaalbudget van de Vlaamse Regering voor wetenschaps- en innovatiebeleid van 2,217 miljard euro geïnvesteerd in wetenschap en innovatie, wat een stijging is ten opzichte van 2015.
Het gedeelte dat wordt gebruikt voor onderzoek en ontwikkeling, nam toe met ruim 100 miljoen euro tot 1,398 miljard euro. Hier tonen we dus nog eens dat we blijven inzetten op onderzoek en ontwikkeling.
U weet dat we op dit elan verder willen gaan. De 195 miljoen euro voor O&O en bedrijfsleven, waarvan ik ook heb gezegd dat het overgrote deel naar O&O zal gaan, zal het groeipad verder stimuleren. Of we hiermee de norm van 3 procent in 2020 halen of niet halen, is een grote hypothese. In de Speurgids zie je hoeveel hypothese er nodig is. Met de extra investering en de extra budgetten die we in 2017 plannen, zitten we effectief op een pad naar de 3 procentnorm. We hebben de instrumenten ook op die manier ingeschakeld dat ook de 2 procent bij de industrie wordt getriggerd en de industrie wordt uitgedaagd om er zelf toe bij te dragen. Volgens mij zitten we nog altijd op de goede weg.
Mevrouw Bakrim heeft het woord namens minister Muyters.
We blijven dus inzetten op onderzoek en ontwikkeling en we blijven de doelstelling van de 3 procentnorm voor ogen houden.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, voorzitter, ik heb begrip voor de kritiek die u hebt op mijn vraag. Minister, ik dank u voor het geïmproviseerde antwoord.
Ik denk dat we toch eens moeten nagaan hoe we aankijken tegen het geheel van de hervorming die u bij het FWO voor ogen hebt. Ik zal er misschien nog eens een meer specifieke vraag over stellen.
We zeggen dat excellentie vooropstaat, maar dan moeten we dat ook nakomen. Excellentie voorop, maar er is geen budget. Als we echt excellentie voorop willen zetten, dan moeten we iets doen aan het slaagpercentage. Ik las in de pers dat u vooral op de duurtijd van aanvraag en beslissing wenst te werken. Ik denk dat dat tegemoetkomt aan de klacht van ‘we steken er veel werk in, maar we hebben weinig return’. U gaat natuurlijk nieuwe frustraties kweken als veel mensen op die manier de deur op hun neus krijgen. Het zal altijd wel een kwestie van budgetten zijn om structureel aan dat probleem iets te doen. Wellicht daarover later meer.
Met betrekking tot de 1 procent, de 2 procent en de 3 procent zegt u dat we ‘op pad zitten’. Ik denk dat dat ontegensprekelijk klopt wat de publieke middelen betreft. U voorziet in bijkomende middelen. Er was een stap terug in besteding vanuit de industrie. De 2 procent is daar een stukje verder weg. U zegt dat we op pad zitten. Ik vraag of we op schema zitten. Wijlen de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) heeft op een gegeven moment een aantal tracés uitgetekend die opstappen inhouden om aan die 1, 2 of 3 procent te geraken. Zitten we op schema en kunnen we hiervan een monitoring krijgen?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega Van Malderen, u hebt de specialiteit om alles negatief voor te stellen, maar u kunt ook een aantal zaken positief bekijken.
Het budget stijgt wel degelijk met 182,5 miljoen euro waardoor het budget voor O&O boven 1,5 miljard euro uitkomt. Dat is een gigantisch bedrag: meer dan 60 miljard Belgische franken. Hier constant de indruk geven dat er niets wordt gedaan voor O&O en dat we de norm niet zullen halen, is een compleet verkeerd beeld geven.
In Vlaanderen is er bij heel wat onderzoekers en instellingen heel wat enthousiasme. Er worden heel wat doctoraten behaald en er komen heel veel buitenlanders naar hier. Hun aantal blijft stijgen, meer dan de budgetten. Het feit dat onderzoekers naar hier komen, betekent dat ze hier nog altijd een DNA vinden waarbinnen ze kunnen onderzoeken.
Waar ik wel achter kan staan, is achter een nieuwe selectieprocedure. In een eerste fase zou men snel kunnen nagaan of het project goed is of niet. Het moet inderdaad snel gebeuren en er zal geen implosie komen – zoals u zegt – van malcontenten die snel uit de boot vallen. In een tweede fase kan dan een grondige selectie gebeuren. Het mag dus niet altijd zo negatief worden voorgesteld. Het feit dat er zoveel onderzoeksinstellingen zijn en er zelfs bij komen, betekent dat er een DNA is. En DNA gaat niet enkel over centen, en 60 miljard Belgische franken is toch niet niks.
Minister, ik had eigenlijk ook gevraagd naar de timing, maar u zei dat u nog geen timing kon geven, wat ik respecteer.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik wil vooral dit zeggen: zo’n slaagpercentage heeft een teller en een noemer. De teller is het aantal gesubsidieerde, de noemer het aantal ingediende dossiers.
Ik wil op beide werken. Ik wil de teller verhogen en meer middelen vrijmaken. Ik wil dus werken op het budget. Maar ik wil er ook aan werken dat de mensen die indienen ook beter beseffen of ze al dan niet kans maken. Dat is belangrijk. Door transparantie, door duidelijke procedures en afspraken moet daar een beter zicht op komen. Door te werken op zowel teller als noemer kun je je slaagpercentage verbeteren.
U vroeg of we al op schema zijn. Als ik u goed heb begrepen, zei u zelf te vinden dat we goed bezig zijn met die 1 procent. Elk jaar is er een stijging. We zijn op de goede weg. Maar of we op schema zitten, zal heel veel van de 2 procent afhangen. We hebben dit jaar 2014 vergeleken met 2013. Met de speerpuntclusters en de bedrijvenclusters die we lanceren, proberen we uitdrukkelijk te verkrijgen dat de samenwerking tussen bedrijven ervoor zorgt dat men meer zal investeren in innovatie en dat men mee bijdraagt aan die clusters. Ik heb het bottom-upgebeuren uitdrukkelijk naar voren gebracht. Daarnet hadden we het over het speerpuntcluster rond energie, dat wellicht groeit. Dat moet juist maken dat de stimulans er komt bij meer bedrijven dan een aantal topbedrijven die investeren rond O&O.
Zoals ik een paar weken geleden zei, merken we dat het percentage van de bedrijven die bezig zijn met O&O stijgt. Ik denk dat we op de juiste weg zitten om het groeipad naar die 2 procent tegen 2020 vanuit industrie te verbeteren, dankzij de stimulansen en de uitdagingen die we vanuit het beleid proberen naar de industrie te brengen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, mijnheer Gryffroy, als we ervan overtuigd zijn – en ik ben dat, ik wil positief zijn – dat we in Vlaanderen een weefsel, een DNA hebben dat heel veel kwaliteit genereert, dan moeten we er vertrouwen in hebben dat heel veel mensen die een dossier indienen bij een instelling als het FWO, die kwaliteit ook in zich hebben.
Minister, u zegt dat u op teller en noemer wilt werken. Dan moeten we erover waken dat het bij die eerste screening de kwaliteit is die als referentiepunt geldt en niet – al is het intrinsiek – de vraag hoeveel budget we hebben staan. Dan zullen we inderdaad – u geeft dat aan – bijkomende budgetten nodig hebben.
Mijnheer Gryffroy, waarom ben ik kritisch? Ten eerste, omdat ik niet naast een publicatie kan kijken van heel veel mensen uit die onderzoekswereld die een noodkreet slaken – en dat zien we niet elke dag. Ten tweede, omdat het Rekenhof – een instelling die ten behoeve van dit parlement werkt – aangeeft dat we bijna 400 miljoen euro nodig hebben om die 1 procent te halen. Als ik die dingen tegen elkaar afzet, blijf ik met de vraag zitten: we mogen dan wel op de goede weg zitten, maar zitten we ook op schema? Dat is zoals het beklimmen van een col. Als je aan de Mont Ventoux begint, weet en zie je de weg wel, maar het blijft een heel eind tot Chalet Reynard en tot boven. De vraag is: waar zitten we? En daar blijven we zitten.
We zullen niet nalaten om u daar verder op aan te spreken. Binnenkort, bij de budgetbespreking, zullen we daartoe opnieuw de mogelijkheid hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.