Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Minister, recent las ik een artikel waarin Britse dierenartsen opriepen om geen honden met platte snuit meer te kopen. Rassen als mopshondjes, buldogs en shih tzu lopen immers ernstige gezondheidsrisico’s, zoals ademhalingsmoeilijkheden, eetproblemen en oogaandoeningen. Hondenrassen met een platte snuit zijn enorm populair, maar volgens dit artikel en eerdere publicaties neemt door de populariteit van de rassen ook het dierenleed toe. Dierenartsen wijzen erop dat het probleem veroorzaakt wordt door fokkers die opzettelijk honden fokken met overdreven kenmerken, die schadelijk voor de dieren kunnen zijn. Gebreken worden daarbij gehonoreerd als schoonheidsidealen.
In het ministerieel besluit van 3 maart 2015 tot uitvoering van het Fokkerijbesluit is bepaald dat de fokkersverenigingen die erkend zijn voor een ras opgesomd in de bijlage 1 van het besluit, belast zijn met de uitvoering van het genetische onderzoek en met de registratie van het resultaat van het onderzoek dat uitgevoerd wordt. Als in de tests geen erfelijke afwijkingen aangeven worden, kan met het dier gefokt worden.
De eerste fokkersverenigingen – de Vlaamse Fokkerijcommissie, de Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus (KMSH) en het Nationaal Verbond van Belgische Kynologen – werden pas in juni 2016 erkend, bijna een jaar na het ministerieel besluit. De strijd tegen fokken met zieke honden wordt dus nu pas effectief gevoerd. De erkende verenigingen moeten de lijst met 23 rassen volgen.
Minister, wordt de lijst van 23 rassen nog uitgebreid in het kader van de strijd tegen het fokken met zieke rashonden? Enkel de fokkers die aangesloten zijn bij een fokkersvereniging, zijn door de geldende regelgeving gebonden. De vrije fokkers worden tot nu toe niet gecontroleerd of gereglementeerd. Bent u van mening dat alle fokdieren zouden moeten worden getest, ook die zonder stamboom? Kunnen de vrije fokkers hun ding blijven doen, of ligt hier bijkomend beleidswerk op de plank? Zo ja, welke aanpak volgt u daarbij, aangezien men niemand kan verplichten om lid te worden van een vereniging?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Vermeulen, zoals u weet, kunnen verenigingen op basis van hun ervaringen en waarnemingen zelf aanpassingsvoorstellen formuleren aan de lijst van hondenrassen waarvoor de genetische diversiteit in het gedrang is. Mijn diensten plegen daarover overleg met hen. De kans is reëel dat men mij een voorstel zal overmaken om de rassenlijst uit te breiden, maar op dit ogenblik is dat nog niet het geval.
Ik vind het in elk geval positief dat er ook van onderuit beleidsvoorstellen kunnen worden geformuleerd op dit vlak. Dat staat zo in het Fokkerijbesluit en ik sta daar ook voor open.
U stelt dat alleen de bij een fokkersvereniging aangesloten leden gebonden zijn door het Fokkerijbesluit, maar dat is kort door de bocht. Fokkerij-activiteiten worden aangestuurd en gereguleerd op het niveau van koepelverenigingen, wegens de evidentie dat je de genetische kenmerken van een dierpopulatie slechts kunt verbeteren als dat collectief en centraal wordt gecoördineerd. Via wetgeving kun je aan individuele kwekers opleggen hoe ze met hun dieren moeten omgaan – en dat gebeurt ook via Dierenwelzijn –, maar je kunt van een kweker niet verwachten dat hij er op zijn eentje voor zorgt dat de genetische diversiteit van de hele populatie van een ras breder wordt. Dat moet uiteraard overkoepelend worden benaderd.
Daarom zijn kwekers zich in de loop der jaren gaan verenigen om gezamenlijke fokprogramma’s uit te voeren. Voor veel diersoorten is dit ook het geval, niet alleen bij voor de hand liggende soorten, maar bijvoorbeeld ook voor met uitsterven bedreigde soorten waarvoor er mondiale fokprogramma’s worden opgezet. Eén of twee dierentuinen die kweken kunnen dat nooit alleen, daarvoor moet er worden samengewerkt en moeten fokdieren worden uitgewisseld. Dat geldt evengoed voor hondenkwekers als voor dierentuinen, als u begrijpt wat ik bedoel.
In een ideale wereld ontstaan dergelijke centraal gestuurde initiatieven spontaan en moet de overheid zich daar niet in mengen. In de hondenwereld bleek het echter zeer moeilijk om dit zonder overheidsingrijpen op gang te brengen. Vandaar dat het een goede zaak was om de honden toe te voegen aan de lijst van andere diersoorten waarvoor de fokkerij al veel langer was geregeld. Onze hondensector was daar zelf trouwens ook vragende partij voor.
De rol van de verenigingen is in dezen dus cruciaal. We kunnen niet verwachten dat iedere individuele kweker voldoende kennis of interpretatievermogen heeft van wetenschappelijke testresultaten om dat in te schatten.
Het feit dat de fokkerij zich in eerste instantie richt tot de verenigingen, ontslaat de vrije kwekers echter niet van hun verantwoordelijkheid. Als men een nest wil kweken en daarvoor een beroep doet op een reu van derden en die is geboren na 31 december 2012, dan moet die reu voorafgaand ‘geschikt tot voortplanting’ zijn verklaard door een erkende fokkersvereniging. De fokkersverenigingen die ik erkende, zijn dan ook uitgerust om diensten te leveren aan alle kwekers, ook diegenen die niet aangesloten zijn. Met ‘diensten’ bedoel ik onder andere het testen van ouderdieren, paringsadvies geven en dekcertificaten registreren. De verenigingen beschikken over een register waarin de honden bestemd voor de fokkerij evenals de nakomelingen worden geregistreerd, samen met de resultaten.
Het feit dat de eerste hondenfokkersverenigingen nu erkend zijn, is een sterk signaal naar de andere verenigingen toe. Sommige verenigingen hebben al bepaalde stappen gezet, maar voldoen niet of nog niet aan alle erkenningscriteria. Die criteria zijn uitgebreid en het vergt tijd, energie en investeringen om eraan te voldoen. Wat mij betreft, is dat de enige weg vooruit. Mijn diensten merken dat men zich daar ook van bewust is en bieden hen advies en ondersteuning.
Tot slot wens ik te verwijzen naar de website van het Departement Landbouw en Visserij, met een Q&A-lijst, waarop vragen en antwoorden daarover kunnen worden geraadpleegd. Iedereen die bijkomende vragen heeft, kan daarop terecht.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt heel veel gezegd. Ik zal het alleszins nog eens zeer goed moeten nalezen. Ik ben mij ervan bewust dat de fokkerijverenigingen zelf wijzigingen kunnen aanbrengen en denk dat ze daarmee bezig zijn. Die lijst moet inderdaad verder worden uitgebreid.
U zei ook dat er nog fokkerijverenigingen bezig zijn om zich te regulariseren om aan de voorwaarden te voldoen. Ik denk dat wij allemaal weten welke vereniging nog op de rol staat en zich ook wil aansluiten. Over die vereniging werden al veel bekommernissen geuit. Ik heb daarover al een schriftelijke vraag gesteld. We moeten zeer waakzaam blijven dat we die vereniging niet toelaten tot die fokkerijverenigingen.
Verder zei u dat de weg via de fokkerijverenigingen de enige weg vooruit is om de strijd met zieke honden tegen te gaan. Daarmee ben ik het niet helemaal eens. Die lijst van 23 rassen en eventueel de uitbreiding daarvan is voor mij niet voldoende om de strijd daartegen aan te gaan. De strijd is volgens mij dan veel te beperkt, omdat men zich enkel baseert op die lijst met 23 rassen en de fokkerijverenigingen dan enkel de toestemming kunnen geven om met een dier te kunnen fokken.
We blijven met de grote fout zitten dat men elimineert op basis van winnerstypes. De conventionele wijze van fokken met een elitepool blijft een fout die blijft bestaan in het volledige fokkerijsysteem. De fokkerijverenigingen en fokkers zelf moeten ook daarover worden aangesproken. Zij moeten verder worden gesensibiliseerd.
Er dringt zich daarover een nieuwe vraag op, zodat we daarover verder van gedachten kunnen wisselen.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik denk dat iedereen achter die genetische diversiteit en het vermijden van pijnlijke afwijkingen staat. Alleen zijn er toch wel een aantal praktische bekommernissen. U kent de fokkerijverenigingen in dezen een belangrijke rol toe. Dat lijkt mij ook logisch. Zoals mevrouw Vermeulen zegt, is het inherent aan het fokken om met een beperkt aantal dieren die over uitzonderlijke kwaliteiten beschikken, verder te gaan. Dat zal de genetische diversiteit zeker niet bevorderen.
Minister, er wordt veel verantwoordelijkheid toegekend aan die fokkerijverenigingen. Maar hoe volgt u die fokkerijverenigingen in dezen exact op? Dat is mij niet helemaal duidelijk.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, er werd de voorbije jaren een hele weg afgelegd. Dat is positief. De eerste stappen zijn gezet. Waar er vroeger geen regulering was, zijn we nu overgegaan tot die erkenning.
Collega’s, die verenigingen worden opgevolgd. Dat gebeurt via het Fokkerijbesluit, waarin ook de voorwaarden staan. Het gebeurt via controle. Maar die fokkerijverenigingen zelf moeten ook actief informatie en dergelijke overmaken waarrond dan een screening gebeurt. Onze diensten volgen dat op. Er is vaak overleg, maar ze controleren ook actief een aantal zaken. Er kan ook worden opgetreden als dat niet gebeurt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.