Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op Europees niveau woedt de discussie over de toekomst van het gebruik van de actieve stof glyfosaat, ons allemaal bekend van het Roundup-verhaal. Het is een totaal herbicide. Daarnaast zijn er ook over andere actieve stoffen debatten aan de gang. Een van die producten waarover gesproken wordt, is diquat. Bij ons is dat zeer goed gekend onder het handelsproduct reglone. Dat product wordt zeer vaak gebruikt als loofdodingsmiddel en kent in die toepassing geen gelijke.
Dit wordt ook gebruikt voor het chemisch maaien, waarbij kleinere onkruiden op chemische wijze worden gewied op aangelegde ruggen kort voor de inzaai bij ruggenteelt.
De discussie over diquat baart vooral de aardappelsector heel wat zorgen, vooral omdat er voor diquat, dat een zeer efficiënt product is, geen alternatieven zijn die op dezelfde wijze werken als vandaag. Het is een product dat snel werkt, met een zeer korte veiligheidstermijn. Andere producten die ook kunnen worden gebruikt in het kader van loofdoding hebben een langere veiligheidstermijn en zijn dus minder efficiënt en effectief toe te passen.
Loofdoding is zeer belangrijk omdat de aardappel vooraleer hij gerooid wordt, eerst schilvast moet worden om te kunnen bewaard. Dat is dus het proces dat zich moet voltrekken, waarbij de afsterving van het loof op een goede wijze dient te gebeuren.
Mijnheer Vanderjeugd, gelet op het belang van de aardappelsector in ons gewest is het zeer belangrijk om de aandacht te vestigen op deze problematiek en te zien hoe de toekomst er op dat vlak kan uitzien.
Minister, wat is de stand van zaken in de Europese discussie over diquat? Hoe schat u dit dossier in? Wordt er binnen de Vlaamse onderzoeksprogramma’s gezocht naar eventuele alternatieve loofdodingsproducten en/of technieken?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De autorisatie van de stof diquat binnen de Europese Unie is nog geldig tot 30 juni 2017. Ter voorbereiding van een eventuele verlenging van deze autorisatie heeft het Europees Voedselagentschap een aantal studies uitgevoerd. Men heeft daarbij problemen geïdentificeerd en adviseert om de autorisatie niet te vernieuwen. Zoals voor alle dergelijke autorisatieprocedures wordt de finale beslissing genomen in een comité waarin alle lidstaten een stem hebben. Het Belgische standpunt in zulke dossiers wordt alleen bepaald door de federale overheid. De gewesten hebben daarin geen stem, de politieke bevoegdheid berust bij federaal minister van Volksgezondheid De Block en federaal minister van Landbouw Borsus.
Voor de alternatieven is Vlaanderen wel bevoegd. Innovatief en duurzaam agrarisch ondernemen (Inagro) en het Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA) besteden aandacht aan deze problematiek en proberen alternatieven uit te testen. Maar de feedback die mijn diensten daarover ontvangen, wijst uit dat er in de nabije toekomst weinig valabele alternatieven zullen worden gevonden. Zowel de landbouworganisaties als Belgapom, de verwerkers, maken zich dan ook zorgen over de toekomst. Er wordt met man en macht verder gezocht.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik weet dat er qua bevoegdheden ter zake weinig in uw mand ligt. Ik vraag toch aandacht om de sector te vrijwaren van een serieus probleem als diquat zijn erkenning zou verliezen.
Het maakt mij een beetje ongerust dat u zegt dat de onderzoeksprogramma’s bevestigen dat er weinig alternatieven bestaan. Dat is een element om door te geven aan onze federale collega’s, die daarvoor bevoegd zijn, en om dat aan te brengen op het Europese forum. Het is een argument om de erkenning van het product te behouden.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik wil de vraag van de heer Dochy onderschrijven, temeer omdat in onze regio de aardappelteelt zeer belangrijk is. Europa kijkt heel kritisch naar het gebruik van pesticiden en herbiciden. De heer Dochy en u ook, minister, geven aan dat de bevoegdheid bij de ministers Borsus en De Block ligt. Ik pleit daarom voor voldoende overleg.
Eind 2017 stopt het gebruik van diquat. Dat is niet lang meer en er zijn geen alternatieven voorhanden. Wat kunnen we daaraan doen?
Dit is dé gelegenheid om over alternatieven – zoals teelt met ggo’s – te spreken en na te denken. Als we het gebruik van pesticiden willen verminderen, moet er een alternatief zijn. Dit is hét moment om dit nog eens op tafel te leggen zodat Europa op termijn een andere houding kan aannemen.
De heer Caron heeft het woord.
Het is goed dat de heer Dochy naar alternatieven vraagt. Er zijn al alternatieve technieken zoals branders en loofklappers. Die werken zonder bestrijdingsmiddelen, maar met warmte en een soort maaisysteem.
Minister, u hoeft me niet per se vandaag te antwoorden, maar ik zou graag eens weten of in die proefcentra – zoals Inagro – die alternatieve technieken worden onderzocht en of ze een mogelijk alternatief kunnen vormen voor diquat. De verwachting is, mijnheer Dochy, dat het zeer moeilijk zal zijn om de erkenning te vernieuwen. Ik wil me er niet over uitspreken. Ik leg me neer bij de Europese onderzoeksrapporten.
Mijnheer Vanderjeugd, ik denk niet dat er al ggo-rassen bestaan die in de maand augustus automatisch tot verdorrend loof zullen leiden. U kunt daarop hopen, u kunt dromen, maar zover gaan we het toch niet laten komen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
In de biolandbouw werkt men met andere rassen, maar die zijn niet geschikt voor grote productie. Die rassen zijn minder gevoelig aan plagen. Het loof wordt er geklepeld of gebrand, dat is een heel andere techniek, er zijn dus alternatieven. Een toepassing op grotere schaal is momenteel echter niet haalbaar. Dat is een gedeeltelijk antwoord op uw vraag. Inzetten op andere rassen en technieken kan, maar is niet evident voor grotere productie.
De heer Dochy heeft het woord.
Inderdaad, het ‘afdoden’ van het loof dient om de aardappel schilvast te laten worden om goed bewaard te kunnen worden. Een snelle afsterving van het loof zorgt ervoor dat dit proces goed verloopt. Dit is uitstekend voor een arbeidsorganisatie die rekening moet houden met de weersomstandigheden. Men mag niet te lang wachten, anders is het te nat enzovoort. In het najaar is dat niet simpel.
Als dat kort na elkaar kan gebeuren, kan dat ook praktisch worden uitgevoerd. Het is dan ook belangrijk om het product verder te kunnen gebruiken. Ik hoor hier van collega’s dat het niet verlengd kan worden na juni 2017. Ik heb begrepen dat de erkenning tot dan loopt. Ik ga ervan uit dat die verlenging wel kan, en dat dat zelfs de evidentie zelf is. We moeten daarop inzetten. We moeten ervoor zorgen dat onze federale collega’s gewapend zijn om dat debat daar te voeren, en om daar de argumenten aan te brengen die de noodzaak van de verdere erkenning van het product onderstrepen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.