Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, mijn vraag is gebaseerd op een artikel uit de krant waaruit blijkt dat in de Belgische competitie 55 à 56 procent van de spelers buitenlanders zijn. Het gaat om 243 van de 435 A-kernspelers. Dat is een stijging ten opzichte van vorig jaar.
De heer Chris Van Puyvelde, technisch directeur van de Koninklijke Belgische Voetbalbond vindt net als ikzelf en de meeste voetballiefhebbers onder ons, dat dit geen goede evolutie is. Hij zegt dat de clubs wel inspanningen leveren en dat er hopelijk een kentering komt.
Volgens een voorzitter van eerste klasse is het door de hoge prijzen onbetaalbaar om Belgen met een toegevoegde waarde aan te trekken. Ook de Pro League probeert een en ander te doen aan de opstelling van zoveel mogelijk Belgische spelers door de verplichting in te voeren om acht Belgen in de A-kern en zes Belgen op het wedstrijdblad te krijgen. U weet echter net zo goed als ik dat het reglement wordt gecounterd door het feit dat buitenlanders die voor hun 23e zijn opgeleid in België, op het wedstrijdblad als Belg worden meegerekend.
Ik weet ook wel dat de voetbalsport in België gebonden is aan een aantal internationale FIFA-regels. En ik weet ook wel dat het in het voetbal net als in andere topsporten voornamelijk gaat over geld, maar het is ook zo dat de Vlaamse overheid de voetbalsport subsidieert en dat de nieuwe Voetbalfederatie Vlaanderen (VFV) die van start gaat op 1 januari 2017, waarschijnlijk ook aandacht zal hebben voor de promotie van het voetbal en zal inzetten op de verdere bewaking van de kwaliteit van de jeugdopleiding. En er is natuurlijk ook zoiets als de verankering van ons voetbal in Vlaanderen, en bij uitbreiding in België.
Minister, wat is uw reactie op het krantenartikel en op het gegeven dat in onze voetbalcompetitie 55,86 procent van de spelers in eerste klasse buitenlanders zijn? Wat vindt u daar persoonlijk of als minister van Sport van? Welke initiatieven kunt u via de Voetbalfederatie Vlaanderen nemen om bijkomende acties te realiseren om de uitbouw van kwalitatieve jeugdopleidingen bij onze voetbalclubs alsnog te versterken?
Minister Muyters heeft het woord.
We moeten dat in een totaalbeeld bekijken, en ik stel toch wel vast dat onze goed opgeleide jeugdspelers ook zelf over heel Europa uitzwermen en dat ze ook aangeworven worden als kernspelers in topvoetbalclubs in het buitenland. Dat op zich kan een waardering zijn voor onze jeugdopleiding en de voetbalkwaliteiten, het engagement en de gedrevenheid die daar bestaan. De aantrekkelijkheid van jong Belgisch talent op de internationale spelersmarkt is ook een indicatie van het feit dat onze voetbaljeugdopleiding internationaal gewaardeerd wordt. Dat buitenlandse clubs een andere salarisschaal kunnen aanbieden dan wat in België mogelijk is, maakt de keuze van deze jongeren begrijpelijk.
Profvoetbal is meer en meer een economische sector geworden, en vraag en aanbod gelden natuurlijk in een economische omgeving. Dat neemt niet weg dat we vanuit het beleid moeten streven naar een aanbod van talentvolle eigen jongeren. Dat aanbod moet groot genoeg zijn en blijven, zodat de vraag naar buitenlands talent minder relevant wordt. Ik ben ervan overtuigd dat de verantwoordelijken van de jeugdopleiding, alsook de sporttechnische medewerkers van de VFV en de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) die overtuiging delen.
Vanaf een bepaalde leeftijd kun je een vertrek van een sporter vanuit een sociaal-economische context niet meer tegenhouden. De trend dat clubs het moeilijk hebben om 15-jarigen in ons land te houden, is sociaal-maatschappelijk wel in vraag te stellen. Het moet een gedeelde bezorgdheid zijn van het sportbeleid en van de Vlaamse profclubs om talentvolle jongeren zo lang mogelijk bij zich te houden, of toch minstens totdat ze hun middelbare diploma hebben behaald. We mogen niet vergeten dat een sportcarrière gewoonlijk heel kort is en dat er daarna nog iets anders is. Ik denk dat we daarvoor via de topsportscholen en het F-statuut – het statuut waarbij je de klassieke humaniora kunt combineren met topvoetbal – samen met de Voetbalfederatie Vlaanderen beleidsmatig het juiste klimaat creëren.
We kunnen niet om de feiten heen. Er is inderdaad een stijging van het aantal buitenlandse spelers, maar bizar genoeg komt dat net op het ogenblik dat er een georganiseerde tegenreactie gekomen is. Met de VFV voerden we immers een eigen kwaliteitsmeting voor de jeugdopleidingen van profclubs in, die bepaalt aan welke jeugdcompetitie men kan deelnemen, niveau 1 of niveau 2. Bovendien hervormde de VFV recent zijn visie op het jeugdvoetbal, waarbij men het belang van de individuele ontwikkeling van de jeugdvoetballer centraal plaatst. Die rechtstreekse sturing, om in te zetten op de kwaliteitsmeting van de jeugdwerking, zal op termijn zeker voor een belangrijke kwaliteitsinjectie zorgen. De doorstroming van eigen jongeren is in die analyse een zeer belangrijk criterium en die reglementering zal een bijkomende trigger zijn om op het beleidsniveau van de club de juiste keuze te maken.
Het beleid van de VFV is en blijft sterk georiënteerd naar de opleiding van spelers en trainers en naar de begeleiding van de clubs in Vlaanderen. Dat zal in de toekomst, onder de vlag Voetbal Vlaanderen, niet anders zijn.
Het topsportbeleid van Voetbal Vlaanderen situeert zich op het niveau van de nationale jeugdploegen U15 en U17, de topsportscholen, de provinciale jeugdopleiding en trainersopleidingen. Daarnaast wordt ook sterk ingezet op het brede jeugdvoetbal, via specifieke grassrootsprojecten, de facultatieve opdracht jeugdsport en de sportclubondersteuning.
De overtuiging leeft dat er niet minder talent aanwezig is dan de voorbije jaren. De kernen van de nationale jeugdploegen blijken zelfs in de breedte versterkt. We hebben allemaal gezien dat onze jeugdploegen het goed doen op clubvlak én internationaal vlak.
In die zin was de analyse dat er nog nooit eerder zoveel buitenlanders deel uitmaakten van de A-kernen enigszins verrassend. Ik hoop dat dit een eenmalig feit is en dat we de komende jaren weer een positieve trend zien naar meer jongeren van onze jeugdopleidingen die de A-kernen van de Pro League-clubs kunnen gaan versterken. Dat moet de trend zijn, dat we die jongeren de kans geven en dat dat de opstap is voor een mogelijke verdere carrière. We zien dat ook in sommige andere sporten. In ons vrouwenvolleybal heb je maar één of twee clubs in Vlaanderen die top zijn, maar de dames die daar volleyballen, zijn de jongeren die daarna internationaal doorgroeien. Maar eerst halen ze hier hun diploma. Dat vind ik een goede filosofie. Ik hoop dat we, door aan die jongeren kansen te geven in onze A-teams, de trend van veel buitenlandse voetballers in de A-kernen kunnen doorbreken.
Ik heb al verwezen naar de verschillende initiatieven vanuit het Vlaamse sportbeleid en de Voetbalfederatie Vlaanderen in functie van de kwaliteitsvolle opleiding. Toch kan het altijd nog beter. In het nieuwe, pas goedgekeurde decreet en de daaraan verbonden uitvoeringsbesluiten hebben we in elk geval ingezet op mogelijkheden voor verdere ondersteuning en subsidiëring, waarbij sterk de klemtoon wordt gelegd op kwaliteit. Het is de basisopdracht van elke unisportfederatie, dus ook van Voetbal Vlaanderen, om in te zetten op een aanbod van a tot z, binnen de basiswerking van de federatie. Het decreet blijft via de beleidsfocus jeugdsport ook voorzien in de mogelijkheid om voetbalclubs rechtstreeks financieel te ondersteunen in functie van de kwaliteit van de jeugdopleiding. De Voetbalfederatie Vlaanderen heeft daar de voorbije jaren sterk op ingezet en ik ben er echt van overtuigd dat ze dat ook tijdens de komende beleidscyclus zullen kunnen waarmaken.
Nieuw is dat de voetbalfederatie daarnaast ook kan intekenen op breed en laagdrempelig sportaanbod of innovatieve projecten. Dat kan ook een punt zijn voor de kwaliteit en de verruiming van het aanbod.
We doen met het beleid wat we kunnen. Ik vind dat Voetbal Vlaanderen, of de VFV, in de juiste richting meewerkt. Ik hoop en veronderstel samen met u dat die cijfers eenmalig waren en dat we de jeugd de nodige kansen kunnen bieden.
De heer Sintobin heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik denk dat wij op dezelfde golflengte zitten. Het was trouwens absoluut niet mijn bedoeling om via mijn vraagstelling te betwisten dat er een goede jeugdopleiding is bij de clubs uit eerste klasse. U weet dat ik supporter ben van een bepaalde club, en ik heb de indruk dat daar wel een goede jeugdopleiding is.
Het discussiepunt, en de aanleiding van mijn vraag, is het aantal buitenlanders. U zegt terecht dat heel wat Vlaamse jeugdspelers vrijwel direct naar het buitenland gaan. Maar dat is dan wel de absolute top. Er zijn er zo een vijftiental die in het buitenland spelen en die er dan niet in slagen om – hoewel ik daar niet van wakker lig – een coherent geheel te vormen als nationale ploeg. Maar dat is een andere discussie.
Ik constateer wel dat die jeugdspelers die niet echt tot de top behoren en niet naar het buitenland kunnen vertrekken, uit de boot vallen doordat er te veel buitenlanders in die eersteklasseploegen spelen. Het is inderdaad een kwestie van vraag en aanbod. Dat is het economische gegeven in de voetbalsport. Het economische staat nu voorop, terwijl vroeger het sociale en het familiale van het voetbal vooropstonden. Dat is een spijtige evolutie, maar dat is iets waar wij niets aan kunnen doen.
We mogen ook de rol van de makelaars niet onderschatten, die geld verdienen aan het transfereren van spelers. Ik zie dat zelf bij mijn club. Daar komen spelers aan, en zes maanden later staan ze alweer op de transferlijst om nog meer geld te verdienen. Ik vind dat niet gezond voor de club, maar dat is nu eenmaal topsport en we zullen er zelf niet veel aan kunnen doen.
Deze week was er trouwens nog een 13-jarige jongen die mocht meespelen in een proefwedstrijd bij Celtic Glasgow, een eersteklasser in Schotland. Dat is toch fenomenaal? U hebt natuurlijk gelijk dat dat ethisch niet echt verantwoord is.
Ik ben blij dat u een aantal initiatieven aankondigt en zegt dat u vanuit uw bevoegdheden al het mogelijke doet. U begrijpt dat de achtergrond van mijn vraag het aantal buitenlanders is – en dat heeft niets te maken met andere zaken. Spijtig genoeg krijgen een aantal jonge, talentvolle spelers in Vlaanderen daardoor geen kans.
De heer Wynants heeft het woord.
De minister heeft bevestigd dat wij een goede opleiding hebben in de VFV. Anders hadden we al die internationale spelers niet. Al die doelmannen zijn in Vlaanderen opgeleid. Als je dat bekijkt, zie je dat wij een goede opleiding hebben.
Het grote probleem om die spelers in België te houden, is het buitenlandse kapitaal dat meespeelt. Bij mijn club is een Engelse club een speler van 14 jaar komen halen, een doelman. Die ouders mogen mee naar Engeland en krijgen daar 4000 euro netto per maand. En dat kind krijgt daar nog eens een aantal honderdduizenden euro’s, over drie jaar gespreid. Wij kunnen daar niet meer tegenop. In de Engelse Premier League heeft de laatste in de stand 120 miljoen euro. Wij hebben in België 70 miljoen euro in totaal, voor alle zestien ploegen.
Het is een zeer moeilijke oefening die wij moeten maken. Het enige waarop we kunnen steunen, is de wet van de FIFA dat ze onder de 18 jaar maar een contract van maximaal drie jaar kunnen aanbieden. Nu is de vraag van bepaalde profclubs om ze vanaf 15 jaar een contract te mogen geven. Die vraag ligt nu bij de Federale Regering. Maar dat geeft natuurlijk een cascade-effect: dan komen de grotere ploegen – Anderlecht, Club Brugge, Standard en Genk – ze halen bij de kleine ploegen. Dan komen ze ze al vanaf 15 of 14 jaar halen. Is dat de oplossing?
Het is een kwestie van zoeken en tasten, en proberen dat die kinderen rustig blijven en de ouders goed begeleid worden. Ze moeten weten dat het niet is omdat er een Engelse club komt, dat hun carrière gemaakt is. Dat is zeer gevaarlijk.
Wat doen wij nog in de Pro League om dat te ondersteunen? Het Champions League-geld dat we krijgen, wordt verdeeld naar de jeugdwerking. Een speler die drie jaar opgeleid is in zijn club, krijgt dan bepaalde quota mee. Daar wordt dan geld aan toegevoegd. Een speler die vijf jaar opgeleid is in de eigen jeugd en die in de A-ploeg speelt, daar krijg je extra geld voor. Op die manier trachten wij dat een beetje op te vangen, maar tegen geld vechten is niet zo simpel.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de vraag van de collega. Het hele probleem van spelers uit het buitenland die een soort verdringingseffect zouden creëren in de nationale competitie, is niets nieuws. Ik herinner mij trouwens uit het basketbal dat Pieter Loridon x-aantal jaren geleden ook een hartenkreet heeft geslaakt, om te zeggen dat de eigen basketters uit de eigen competitie worden weggeduwd en dat het allemaal buitenlandse basketters zijn die onze competitie bevolken en hun plaatsen innemen.
Als ik de voetbalcompetitie in België volg, zie ik enerzijds inderdaad een heel aantal spelers uit het buitenland die door makelaars bij bepaalde clubs spelen, maar ik zie ook dat clubs af en toe gebruikt worden als een soort vehikel voor makelaars om daar alleen maar spelers te zetten om ze zo snel mogelijk weer door te verkopen. Dat heeft natuurlijk heel weinig te maken met een club die sociaal verankerd is, die supporters aan zich kan binden en die een bepaalde sociale werking kan hebben in de eigen omgeving.
Ik weet dat bepaalde competities in het buitenland wel heel duidelijke criteria hebben ingevoerd over het aantal spelers van buitenlandse origine dat mag aantreden in een ploeg. Die zijn daar al lang mee bezig. Ik denk aan de Premier League, en ook aan de Spaanse of Italiaanse competitie, als ik mij niet vergis. Als je in de landen die die quota al veel langer hebben ingevoerd, kijkt naar de doorstroom van de jeugd, is de kans dan veel groter dat de jeugd daar wel doorstroomt naar de A-ploeg?
Wat ze daar nu bijvoorbeeld wel doen, is spelers sneller naturaliseren en ze op die manier aantrekken om in de binnenlandse competitie te spelen. Hebt u er weet van of in die landen de doorstroom naar de eerste ploeg wel of niet gemakkelijker verloopt? Als ik mij niet vergis, is de kans voor een jeugdspeler bij een profclub nu 0,5 procent om door te stromen naar de eerste ploeg. Zijn daar lessen uit te leren?
De heer Wouters heeft het woord.
Ik denk dat collega Annouri hier een beetje fout is, want we zijn met de vrijheid van mensen bezig. Die quota kun je dus niet opleggen. Met de brexit zou dat natuurlijk wel weer kunnen in Engeland, maar dat is een heel ander verhaal. (Opmerkingen van Imade Annouri)
Alleen met niet-Europese spelers zou je dat kunnen doen.
In bepaalde buitenlandse competities staan inderdaad begrenzingen op het aantal niet-EU-spelers. Je ziet dat sommige clubs spelers dan heel snel naturaliseren, om die toch te kunnen laten deelnemen in de eigen competitie.
Mijn vraag is of je in de landen die daar al veel langer mee bezig zijn, ziet dat die regelgeving een positief effect heeft op het doorstromen van de jeugd naar de eerste ploeg.
Voor de niet-EU’ers kunnen we verplichtingen opleggen. Maar voor EU’ers geldt vrijheid van arbeid. Daar kunnen we dat niet.
Wat hebben wij in België gedaan? Een niet-EU’er moet 90.000 euro op jaarbasis verdienen. Dat is het minimum. Maar vandaag de dag is dat niet zo’n beperking meer, want bijvoorbeeld in Nederland is er een andere regeling. Daar is het het gemiddelde van wat de ploeg verdient op jaarbasis. Als de Nederlanders samen bijvoorbeeld gemiddeld 150.000 euro verdienen, dan moet die buitenlander ook 150.000 euro verdienen. Elk land kan zijn regeling aanpassen. Bij ons is het dus 90.000 euro. De vraag is of je dat op termijn misschien kunt verhogen. Dan heb je dat niet meer. Maar dat is federale materie.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik ben blij dat we een expert in deze zaken hebben. Ik heb alleen maar een probleem willen aankaarten. Iedereen is zich ook bewust van het probleem. Ik hoop inderdaad dat er een kentering komt, minister. Alleen stel ik vast dat het bij een aantal clubs zelfs moeilijk is om zes Belgen in de A-kern te krijgen. Ik denk aan Anderlecht, Sint-Truiden en Eupen. Ik citeer uit een krantenartikel waarin de algemeen directeur van Eupen, Christoph Henkel, het volgende stelt, dat eigenlijk volledig in tegenspraak is met wat u probeert te realiseren: “Het is een bewuste keuze om veel buitenlanders in onze kern te hebben. Een gevolg van onze filosofie om jonge Afrikaanse talenten zich hier te laten ontwikkelen en hen de kans te geven een profcarrière uit te bouwen.”
Op die manier gaan we er natuurlijk niet komen. Hij geeft de indruk dat het de bedoeling is om Afrikaanse talenten zich te laten ontwikkelen, maar hij vertelt er niet bij dat het de bedoeling is om er geld aan te verdienen. We hebben in het verleden nog ploegen in eerste klasse gehad die bijna uitsluitend met buitenlanders speelden, om ze dan eigenlijk te verhandelen – als ik dat woord mag gebruiken – op de Europese en internationale markt.
In elk geval bedankt voor het antwoord en de interessante extra info.
De vraag om uitleg is afgehandeld.