Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Om kwaliteit in het onderwijs te garanderen is het belangrijk dat zoveel mogelijk tijd en energie naar het aanbieden van goed onderwijs gaat. Niettegenstaande kampen heel wat leerkrachten met een grote bijkomende of zelfs nutteloze papierberg en andere in vraag gestelde verplichtingen. Dat de administratieve last zwaar weegt op de leerkracht is niet nieuw. In september 2014 beloofde de minister snelle en ingrijpende maatregelen om de regeldruk en administratieve rompslomp aan te pakken. Daarmee werd het terugdringen van planlast een van de beleidsprioriteiten voor de legislatuur 2014-2019. Er werden al wat maatregelen genomen om de planlast terug te dringen. Die initiatieven hadden vooral betrekking tot de planlastvermindering bij de administratie van de scholen. Vanuit de N-VA pleiten wij voor concrete acties die de belasting van planlasten ook bij leerkrachten meer wegnemen.
Heel wat planlast wordt gegenereerd in het onderwijsveld zelf. Het werk van leerkrachten vindt immers plaats binnen een organisatorische context die wordt vormgegeven door het schoolbestuur, de directie en de leerkrachten zelf. Verschillen tussen scholen maken dat planlast niet overal in dezelfde mate ervaren wordt. Die verschillen hebben grosso modo te maken met de manier waarop werk wordt georganiseerd door de respectieve actoren. In een school waarin de directie met bijvoorbeeld veel vergaderingen, verslagen, werkgroepen en dergelijke werkt, zullen de leerkrachten meer planlast ervaren.
Op 21 januari 2016 bespraken wij in de commissie het onderzoeksrapport ‘operatie Tarra’. De commissieleden kregen toen een duidelijke inventarisatie voorgeschoteld van de planlasten. In de begeleidingscommissie van operatie Tarra bleek dat alle organisaties bereid zijn zich te engageren om samen de planlast tot een minimum te beperken. Dat was een positief signaal. De minister gaf daarbij aan tegen het zomerreces een nauwkeurig beeld te willen hebben van de acties van alle actoren. Tijdens deze gedachtewisseling uitte de minister ook de intentie om na te denken over de codificatie van de onderwijsregelgeving en het schoolproof maken van externe regelgeving.
Minister, wat zijn de voorlopige resultaten van de gesprekken met de verschillende stakeholders en stakeholdergroepen? Welke maatregelen hebt u genomen om de actoren in het onderwijs te sensibiliseren over de planlast die het onderwijsveld zelf creëert? Kunt u een stand van zaken geven van de codificatie van de onderwijsregelgeving? Wat is de stand van zaken van de screening van oude regelgeving? Kunt u een stand van zaken geven van de initiatieven die werden genomen om externe regelgeving schoolproof te maken? Welke initiatieven hebt u genomen om het onderwijsveld duidelijk op de hoogte te stellen van welke documenten al dan niet noodzakelijk zijn bij een doorlichting van de onderwijsinspectie? Welke maatregelen wilt u nemen om specifiek tegemoet te komen aan leerkrachten?
Ik wil eerst mijn excuses aanbieden aan de nieuwe collega. Ik wist niet wie hij was. Ik ben intussen op de hoogte gesteld door mijn kabinetsmedewerkers.
Ik kom tot het antwoord op uw vraag. Ik heb heel de historiek mee van operatie Tarra, maar dat is lectuur. Waar staan we vandaag? Op elk besluit dat we nemen, laat ik een Tarratoets los. Dat heeft soms wel zeer positieve effecten, op kleine zaken. Als een nieuwe regel wordt ontworpen en er de extra of de vermindering aan planlast van wordt bekeken, dan geeft dat aan dat het belangrijk is om zaken niet meer te doen. Ik geef een voorbeeld. Recent hebben alle onderwijsverstrekkers hun leerlingenaantal voor het nieuwe schooljaar bekendgemaakt. Het is de allereerste keer dat er geen spoedtelling meer moet gebeuren. Dat zijn kleine zaken, maar het is weer iets dat niet meer moet gebeuren op het veld. Samen met de vakorganisaties en de onderwijsverstrekkers hebben we een actieplan in opmaak dat in het najaar openbaar moet kunnen worden gemaakt. De elementen van planlast die betrekking hebben op de rechtspositieregeling van het personeel worden ingebracht tijdens de bespreking in het kader van het loopbaandebat.
Het is een gedeelde verantwoordelijkheid van individuele scholen, van koepels, van netten en van de overheid zelf.
In januari heb ik gezegd dat we volop werk maken van de codificatie van de onderwijsregelgeving. Een derde codificatie is op de sporen gezet en bundelt oudere regelgeving tot een overzichtelijk geheel en heft niet-actuele bepalingen op. Voor de precieze inhoud van die codificatie verwijs ik naar de documenten van de Vlaamse Regering. We hebben de derde codificatie principieel goedgekeurd op 13 mei 2016. Het bekrachtigingsdecreet bij dit codificatiebesluit ligt nu voor advies bij de Raad van State en komt dan uiteindelijk naar het Vlaams Parlement. Die operatie is dus afgerond.
Tijdens de focusgroepen van operatie Tarra werd duidelijk dat de toepassing van de federale regels inzake bewoonwaarheid, veiligheid en hygiëne onzekerheid, soms onduidelijkheid en vaak heel wat administratieve belasting met zich meebrengen. Scholen moeten uiteraard de federale regelgeving naleven. Daar kunnen we niet omheen, maar de ondersteuning om die regels na te leven kan geoptimaliseerd worden. Aan de onderwijsverstrekkers en de onderwijsinspectie is het engagement gevraagd om een eenduidig en toepasbaar referentiekader uit te werken en dat vervolgens te toetsen bij de bevoegde federale diensten. Op die manier kunnen we kijken hoe de bestaande regelgeving door de scholen op de meest werkbare manier kan worden nageleefd. De werkzaamheden daarvoor zijn volop bezig. Ik wil in het voorjaar van 2017 een uitgewerkt voorstel krijgen.
We zijn ook volop aan het werk met mijn federale collega bevoegd voor de economie over auteursrechten om na te gaan of we iets kunnen vereenvoudigen om de federale wetgeving aan te passen. Er is een politiek akkoord over de principes om één globale uitzonderingsregel en één vergoedingsregeling voor onderwijs te maken die ook van toepassing zou zijn op het digitaal onderwijsnetwerk. Dat zou een aanzienlijke vereenvoudiging met zich meebrengen. Het zit dus een beetje overal, echt overal, maar ik doe wat ik kan vanuit de Vlaamse overheid.
Wat de inspectie betreft, is een overzicht van documenten die de inspectie opvraagt tijdens een doorlichting, terug te vinden op de website van de onderwijsinspectie. Daar staat per onderwijsniveau een lijst van de ‘ter beschikking te stellen documenten’. Scholen kiezen natuurlijk zelf hoe ze die documenten ter beschikking stellen. Ik raad aan dat ze daar soberheid in hanteren. Het is niet wie het hoogst aantal documenten produceert die het beste doorlichtingsverslag krijgt. Ook op dat punt is het goed dat scholen zich echt beperken tot datgene wat de inspectie vraagt. Met inspectie 2.0 willen we scholen ook meer autonomie geven om een eigen kwaliteitsbeleid vorm te geven. Voorbeelden van documenten die recent werden geschrapt van de lijsten met ‘ter beschikking te stellen documenten’ in het basisonderwijs: de schoolvisie of het pedagogisch project, specifieke visieteksten, verslagen personeelsvergaderingen, informatie over teamsamenstelling, functiebeschrijvingen, financieel beheersplan, documenten medische onderzoeken, attesten nijverheidshelper. Voor het secundair onderwijs zijn dat: afspraken rond de aanpak van functioneringsgesprekken, documenten beginnende leerkrachten en afspraken rond aanvangsbegeleiding, resultaten in vervolgonderwijs, tewerkstelling oud-leerlingen. Bij de CLB’s: de vragenlijst voor het CLB-personeel. Er zijn dus al wat maatregelen.
Er zijn heel wat misvattingen over zaken die ter beschikking gesteld moeten worden. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de lesvoorbereidingen. De inspectie vraagt daar helemaal niet naar. De beste lesvoorbereiding die de inspectie kan zien, zijn gewoon de cursussen van de leerlingen. Ik zal daar samen met de inspectie aan werken om die boodschap aan de scholen te brengen, zodat ze goed weten wat wel en niet verplicht is. Uiteraard kunnen lesvoorbereidingen een handig instrument zijn om de integrale kwaliteit van de school te meten, maar dat is een zaak van de school en de schoolorganisatie.
Ik heb een aantal voorbeelden gegeven om te tonen dat ik niet wacht op het actieplan om actie te ondernemen. Wat we kunnen doen, doen we al, maar ik hoop dat we met de vakbonden en werkgevers tot de lijst van extra’s komen tegen november.
Ik wil toch even ingaan op het actieplan. Ik vermoed dat er dan opnieuw concrete zaken gaan komen. We hadden bij de vorige gesprekken inderdaad aangegeven dat het toch wel opmerkelijk was dat directies vaak zelf de oorzaak waren van bepaalde planlast die ze voor hun leerkrachten genereren. We vinden het belangrijk dat vooral zij voelen dat er planlastvermindering komt. Ik vroeg me dan ook af of het actieplan in de lopende gesprekken voldoende erkend wordt, of directies er zich bewust van zijn en of ze in dat kader ook tips krijgen en of zulke zaken worden opgevolgd in opleidingen voor directies. Wordt er aangekaart op welke manier ze ervoor kunnen zorgen dat leerkrachten minder planlast ervaren? Ik weet ook niet in welke mate in het actieplan de grens tussen werkdruk en planlast kan worden getrokken.
Wat de inspectie betreft, heb ik met veel aandacht het nieuwe document gelezen dat is opgemaakt om te werken rond inspectie 2.0. Ook op dat vlak moeten we opletten dat wanneer scholen dat administratief opvolgen, ze dat niet gaan vertalen in allerlei documenten die moeten worden opgemaakt, maar dat het vooral de inspectie zal zijn die het moet zien in de scholen. Heel veel van die dingen kunnen zichtbaar worden getoond. Men mag zeker niet de indruk krijgen dat dit opnieuw moet worden vertaald in papierwerk.
Een kern van het gegeven blijft ook wel dat de autonomie aan de scholen heel belangrijk is, dat scholen de bewegingsruimte krijgen om een eigen HR-beleid te voeren, dat ook leerkrachten misschien wel wat autonomie krijgen over hoe ze hun klasmanagement en hun zorgdossiers invullen, zonder uiteraard het kader van het zorgcontinuüm uit het oog te verliezen. Ik kijk uit naar het actieplan.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Deze vraag is ook een van mijn stokpaardjes. Ik wil beginnen met een spreekwoord dat de minister gebruikt heeft tijdens onze gedachtewisseling van 18 februari: wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Die kleine acties op de werkvloer zijn dus inderdaad belangrijk. Ik sta er volledig achter.
Toch blijf ik, samen met de mensen op het werkveld, op mijn honger zitten. Heel het project operatie Tarra is aangekondigd in het voorjaar 2015, met de ideeën die werden verzameld. We hebben dan een gedachtewisseling gehad op 18 februari 2016. Intussen zijn we al in het najaar van 2016. Aangezien de planlast toch een van de zaken is die echt wel een grote doorn in het oog is van de mensen op de werkvloer, vind ik dat er traag vooruitgang wordt geboekt. Ik verwijs ook naar een analyse in Brandpunt van de Christelijke Onderwijscentrale (COC). Daarin staat dat alle concrete acties in het kader van operatie Tarra slechts in kleine minderheid raakt aan de praktijk op de werkvloer. De COC kan in het overzicht dat op 8 juli werd voorgesteld, met moeite vier acties terugvinden die de planlast van de leraar in de klas zou verminderen. Er werd op 8 juli dan ook beslist om het eindrapport van operatie Tarra even uit te stellen.
In het schooljaar 2016-2017 zal wellicht duidelijk worden of de berg een muis heeft gebaard of niet. Dat is één getuigenis die ik eruit wil halen, maar het is echt wat leeft. De leerkrachten vragen zich af wanneer ze nu eigenlijk echt structureel vooruitgang zullen boeken, wanneer ze echt zullen merken dat er vooruitgang wordt geboekt. Dat dossier is toch al lang geleden aangekondigd, en er werden toen heel veel verwachtingen geschapen.
In een tweede item volg ik de minister wel. Het is niet makkelijk om een evenwicht te vinden in de punten waar de overheid in kan tussenkomen om de planlast te verminderen en waar de verantwoordelijkheid van de mensen in de scholen en de scholengroepen ligt. Uiteraard zijn het in de eerste plaats de schoolleiders, de leerkrachten, de secretariaten, het middenkader en de coördinatoren en de algemene directeurs, samen met de schoolbesturen, die er in het kader van het beleidsvoerend vermogen voor moeten zorgen dat er minder planlast is, dat gewoon wordt gedaan wat er wordt gevraagd. Men kan daar niet altijd mee om. Ik verwijs naar de hogere overheid. Bij scholen bestaat de vraag om instrumenten aan te bieden, om steun te bieden over hoe de planlast kan worden afgebouwd. Voor alle duidelijkheid, ik ben geen voorstander om allerlei regeltjes te gaan opleggen aan de scholen. Absoluut niet. De autonomie is belangrijk. Het beleidsvoerend vermogen van elke school, elke schoolgemeenschap, elk schoolbestuur, is belangrijk. Het is niet aan de hogere overheid om tot in detail te gaan zeggen wat wel en niet mag. Daar moeten we van afstappen. Een zekere ruggensteun om de planlast te verminderen mag wel.
Ik kijk uiteraard ook uit naar het actieplan dat er binnenkort zal komen. De hele commissie moet daar op een constructieve manier aan meewerken. Het is niet alleen de verantwoordelijkheid van de minister om dat te doen. Wij allemaal kunnen er met onze ervaring in het onderwijs, of door de gesprekken die we voeren, aan meewerken. Ik denk bijvoorbeeld aan het versterken van de directies en het management zodat zij zich meer kunnen bezighouden met het pedagogische, met het personeelsbeleid. Zoals ik daarnet zei: zorg voor een helder vademecum voor de niet-onderwijsgebonden taken. Zeker beginnende directeurs worstelen met wat echt wel en niet moet. Er komt heel wat wetgeving op hen af.
In het debat over de leerplannen en minder vakoverschrijdende eindtermen gaan we ook moeten kijken hoe we zaken kunnen vereenvoudigen. Daarop moeten we niet in detail ingaan. In het verslag van de gedachtewisseling die we op 18 februari hebben gevoerd, staan ongelooflijk veel elementen waarmee we verder kunnen werken. We moeten het nu wel gaan concretiseren.
Ik wil nog een laatste punt aanhalen, in het kader van de brede school. De takenpakketten van leerkrachten, zoals middagtoezicht, naschoolse activiteiten, opvang, enzovoort, zorgen ook voor werkdruk waardoor ze minder bezig kunnen zijn met het voorbereiden van hun lessen.
Het is geen makkelijk dossier. Dat geef ik zeker toe. Er zijn zoveel actoren bij betrokken, die daarin hun verantwoordelijkheid in moeten nemen, maar ik vind het belangrijk dat we dit werkjaar tot een heel concreet actieplan kunnen komen en dat de mensen op de werkvloer kunnen zeggen dat ze er iets aan hebben, dat ze het merken. Dat ontbreekt nog tot op vandaag. Er worden wel kleine vooruitgangen geboekt en dat is positief, maar structureel moeten we in dit jaar toch wel zaken kunnen aanbieden aan de mensen op de werkvloer.
De heer De Meyer heeft het woord.
De vraagstelling van onze collega is zeer correct. De zorg die eruit blijkt, wordt door iedereen gedeeld.
Minister, u hebt terecht gesteld dat alle actoren, alle structuren mee verantwoordelijk zijn. Uiteraard bent u daar een onderdeel van. U bent wel de eerste minister die het probleem effectief structureel wil aanpakken, dat ook zal doen, en ondertussen een aantal stappen heeft gezet.
Ik heb in een vorig gesprek over dit thema, op 21 januari, gewezen op een van de elementen waar ik al jaren aandacht voor vraag, namelijk een ordentelijke start van het schooljaar, zorgen dat het genummerde decreet en alle besluiten en omzendbrieven tijdig in de scholen zijn. Twee jaar na elkaar bent u erin geslaagd om dat decreet effectief tijdig te laten bespreken in het parlement zodat dit tijdig gekend was voor alle schoolbesturen.
Ik wil toch nog vragen om een tandje bij te steken. Ten gevolge van het decreet komt er een uitgebreide reeks omzendbrieven en besluiten. In vergelijking met vijf jaar geleden, merk ik dat het aantal besluiten dat volgens onze resolutie te laat kwam, duidelijk is gedaald. Er zijn echter nog altijd besluiten en omzendbrieven die tijdens de vakantie in de scholen toekomen. We moeten ernaar streven dat ze allemaal voor de laatste week van juni in de scholen toekomen. Die suggestie wou ik nog even meegeven.
Dank u voor de aanvullende opmerkingen.
Mijnheer Vandenberghe, het was uiteraard constructief, maar ik ben zelf een beetje ontgoocheld als u zegt dat u ontgoocheld bent en dat er zoveel nuttige aanzetten zaten in die besprekingen. Tarra is zeer interessant tot men aan de concrete maatregelen komt. Dan moet men eens gaan kijken naar de bevoegdheden die de minister van Onderwijs heeft om Tarra effectief te laten doordringen tot op de klasvloer. Alles wat ik afschaf, sluipt op een of andere wijze terug in het systeem. Dat is een beetje mijn frustratie. Ik heb veel zin om eens een negatieve lijst te maken, een lijst van alle dingen die ik niet vraag en die dus elders zitten.
We moeten naar soberheid. Scholen vragen vrijheid in personeelsaanwending, maar zodra men daaraan raakt, zijn er bepaalde groepen tegen. Zodra ik aan de leerplanmakers vraag om een beetje soberheid, zeggen ze dat het hun bevoegdheid is, dat ik mij daar niet in te mengen heb. Het is dus niet zo eenvoudig. Ik vind het actieplan zo belangrijk omdat het gedragen is door werkgevers, werknemers en door de ketting. Het is maar als we tot een ketenengagement komen, dat er ook effectief tot op de klasvloer maatregelen zullen komen. Dat heeft zijn tijd nodig. Wat ik ook al geleerd heb: als men een schakeltje wegneemt in de ketting, kan het wel eens vervelende effecten hebben op een ander facet. Als ik naar vakbonden en werkgevers kijk, die een beetje meer vrijheid vragen om te switchen tussen werkingsmiddelen en personeel, dan kan dat natuurlijk een grote impact hebben op de schoolorganisatie. Veel van de zaken die we vastklikken, zijn ook wel bedoeld om er net voor te zorgen dat er voldoende ondersteuning op de klasvloer is. Het hangt aan elkaar vast. Dat is de reden waarom het zo complex is.
Het actieplan duurt inderdaad een beetje. Mijn frustratie is ook soms dat leerkrachten niet zien wat er gebeurt. Ik vraag soms wat ze graag zouden hebben dat ik verander, bijvoorbeeld dat ze bepaalde verslagen niet meer moeten maken, of ze bepaalde zaken liever digitaal doen. Ik sta open voor veel zaken, maar het is niet zo eenvoudig. Ik hoop dat het een goed actieplan wordt en dat ik iedereen mee kan krijgen in dat debat.
Ik heb dat ook gezegd, dat het gedragen moet worden door een heel grote groep. Ik heb dat ook tijdens het slot van mijn toelichting gezegd, dat het inderdaad niet alleen uw verantwoordelijkheid kan zijn, dat het echt heel ruim zal moeten worden bekeken.
Minister, als ik u mag gerust stellen, toen ik me in dit dossier heb ingewerkt, ben ik ooit eens op het woordje ‘PLEVIN’ gestoten, het planlastevaluatie-instrument. Het is merkwaardig hoe dat een geschiedenis heeft gaande van proefdraaien in bepaalde scholen tot uiteindelijk een fantoominstrument. Er is nooit een resultaat van geweest, niet in 2007, noch in 2008, noch in 2012. Dat is toch een opmerkelijk gegeven. Dat gegeven indachtig, denk ik dat u inderdaad al heel wat werk hebt verzet, dat effectief zichtbaar is op bepaalde niveaus.
Nu, ik denk inderdaad dat de klasvloer een belangrijk gegeven is, en dat het het moeilijkste gegeven is. Daarom wil ik nog eens benadrukken dat er echt wel kansen schuilen in de vorming van directies, zodat ze inzicht krijgen in hoe ze de zaken kunnen aanpakken en hoe ze rond bepaalde regelgevingen rustiger kunnen reageren en weten dat niet alles op papier moet staan, maar dat het vooral zichtbaar moet zijn dat scholen zich inzetten rond veel beleidsonderwerpen.
In verband met wat u aangaf over uw vraag aan leerkrachten wat ze wensen, hoor ik leerkrachten vaak zeggen dat ze het graag op hun eigen manier zouden doen. Misschien is dat ook wel eigen aan de scholen, dat ze het op hun eigen manier willen doen. Als ze bijvoorbeeld het zorgcontinuüm op hun eigen manier kunnen rapporteren, ervaren ze dat minder als planlast. Ook op dat punt mogen we leerkrachten en directies geruststellen, dat het zorgcontinuüm een gegeven is van fases die moeten worden doorlopen, maar dat ze een bepaalde vrijheid hebben hoe ze dat invullen op een of ander document.
Ik heb nog een andere suggestie, maar ik veronderstel dat u die al kent. In Nederland heeft men ook heel de oefening rond planlast gedaan. Men heeft daar een soort regeldrukagenda opgesteld. Ik weet niet in hoeverre de minister daar nog inspiratie uit kan halen. Misschien is daar ook nog iets uit op te borrelen voor het actieplan.
Dat zult u in het actieplan lezen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.