Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, op 14 juni 2013 keurde de toenmalige Vlaamse Regering de conceptnota Werk-Welzijnsdecreet, afgekort het W²-decreet, goed. Dat decreet heeft tot doel activeringstrajecten op te zetten voor personen die stappen willen zetten richting betaalde arbeid en trajecten maatschappelijke oriëntatie voor personen voor wie betaalde arbeid op langere termijn niet haalbaar is.
De Vlaamse Regering bekrachtigde het Werk-Zorgdecreet op 25 april 2014. Dat decreet creëert een samenwerking tussen de beleidsdomeinen Werk, Economie, Sociale Economie en Welzijn. Op die manier zou vorm worden gegeven aan geïntegreerde werk-welzijnstrajecten voor personen die niet, niet meer of nog niet kunnen participeren op de arbeidsmarkt.
Op 31 december 2016 eindigt de tender activeringsbegeleiding van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). Die datum komt steeds dichterbij en de sector begint ongerust te worden. Er zijn nog steeds geen uitvoeringsbesluiten en er werd nog niets gecommuniceerd over de proeftuinen. Minister Muyters werkt verder aan de hervorming van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) en zit op schema, maar wij willen garanties voor wie uit de boot valt. Wat mij betreft, liggen die garanties voor een stuk in Welzijn.
Minister, wat is de stand van zaken van het werk-welzijnskader? Hoever staat het met de uitvoeringsbesluiten?
U sprak in april 2016 over het starten van proeftuinen. Wanneer mogen we die verwachten?
Hebt u nog overleg gehad met de ministers van Sociale Economie en Werk?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Van Eetvelde, uw vraag laat uitschijnen dat de uitvoering van het Werk- en Zorgdecreet een unieke bevoegdheid is van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG). Dat is volgens mij niet het geval. Ik denk dat het een gezamenlijke zorg is van de collega’s van Werk, Sociale Economie en mezelf.
We hebben de voorbije maanden gebruikt om te onderzoeken hoe we uitvoering kunnen geven aan het decreet. Dat was en is geen eenvoudige oefening. Ik heb bij vorige antwoorden niet verborgen dat dat voor mij geen evidentie is: niet op het technisch-legistieke vlak, maar ook zeker niet op budgettair vlak.
Er zijn veel sectoren bij betrokken en de uitvoering moet aansluiten op tal van andere beleidsinitiatieven die in volle evolutie en ontwikkeling zijn, niet enkel binnen WVG, maar ook binnen Werk en Sociale Economie (WSE) en op federaal vlak. Veel sectoren zijn in beweging en dat maakt het hele dossier uitermate complex. Zo is er met de overheveling van de revalidatiesector naar Vlaanderen een bijkomend effect dat we in rekening moeten brengen. Ook hier zijn arbeidscoaches in dienst. Er is ook de omschakeling van het PWA-stelsel naar het Wijk-werken. Er is ook de vaststelling dat arbeidszorg een taak van de provincies zal blijven. Het is een onderdeel van werkbeleid dat een provinciale bevoegdheid blijft. Ook met die partners moet het gesprek worden voortgezet. Tot slot is er de discussie of er binnen de federale bevoegdheid Werk een statuut voor arbeidszorgmedewerkers gecreëerd kan worden – onafhankelijk of ze een inkomen halen uit werkloosheid, RIZIV, inkomensvervangend of leefloon – dat henzelf arbeidsrechtelijk beschermt en dat hun werkgever beschermt tegen de betichting van ‘zwart werk’. Dat laatste punt is zeker naar aanleiding van de invoering van de persoonsvolgende financiering in de sector van de personen met een handicap aan bod gekomen. De sector is ook vragende partij om daarover afspraken proberen te maken. We hebben daarover uiteraard contact met de federaal bevoegde minister.
We zijn momenteel bezig met het finaliseren van de conceptnota. Die zal daarna uiteraard aan de regering worden voorgelegd. Op basis van het akkoord dat we daarover kunnen bereiken, zal een timing kunnen worden bepaald voor het opstarten van projecten in het kader van het regeerakkoord.
Uiteraard is er overleg met de andere beleidsdomeinen. We focussen nu echter echt op ons aandeel en op wat in de conceptnota zal worden gepresenteerd. Dat overleg zal in het najaar plaatsvinden. We zullen op dat moment verder uitklaren wie welke engagementen op zich zal nemen en hoe de participatie aan die projecten budgettair vorm kan krijgen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat het geen simpele maar een complexe materie is. Minister Muyters is bezig met de hervorming van het PWA-stelsel naar Wijk-werken, en dat zal ingang vinden vanaf 2017. Zowel tijdelijke werkervaring als Wijk-werken zijn al trajecten voor mensen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. Ik ben een beetje bevreesd dat de mensen die eigenlijk niet meer thuishoren op de arbeidsmarkt en die al verschillende vormen van begeleiding hebben gekregen, aan hun lot zullen worden overgelaten. We mogen die groep niet laten vallen. Ik vind het dan ook erg belangrijk dat u daarover overlegt met de ministers Muyters en Homans. Ik kijk dan ook uit naar de conceptnota. Ik voel dat het u niet onverschillig laat en dat u ermee begaan bent, maar deze problematiek moeten we van heel nabij blijven opvolgen en zeker niet loslaten.
Minister, ik vind uw antwoord echt onvoldoende in deze fase. Mevrouw Van Eetvelde heeft de voorgeschiedenis al geschetst. In 2013 was er de conceptnota en in de loop van 2014 was er een voorstel van decreet. Ik weet nog goed wie de indiener was. Ik kan een aantal van uw antwoorden dan ook wel tegen dat licht houden en kom tot de conclusie dat we al heel veel tijd hebben verloren. Mevrouw Van Eetvelde verwees ook al naar de projecten die aflopen. Dat is een van de trappen die in het model van W² is meegenomen. De ambitie was om daarin in de mate van het mogelijke voor iedereen – ongeacht hun afstand tot de arbeidsmarkt – een mogelijkheid te creëren om aan de slag te gaan. Uiteraard heeft dat een kostprijs en is dat complex, maar u maakt het opnieuw complexer dan nodig is. U verwijst naar het debat met het federale niveau over het statuut, en daarmee contamineert u opnieuw deze discussie en de uitrol. Ik verwijs naar de verslagen van de discussies in de commissie en de plenaire vergadering over het decreet dat is goedgekeurd, ook door uw partij, waaruit blijkt dat dit reeds was opgelost. De bedoeling was dat er afspraken zouden worden gemaakt met het federale niveau inzake controle en opvolging. Die afspraken zijn trouwens minder noodzakelijk omdat sanctioneren ook een bevoegdheid is geworden van de Vlaamse overheid. In plaats van het nodeloos complex te maken, kunt u daar vandaag al mee aan de slag.
In uw antwoord verwijst u vooral naar de verantwoordelijkheden van een ander. Ondertussen wordt de hete aardappel verder doorgeschoven tussen de kabinetten. Ik vind dat niet kunnen, want iedereen onderschrijft de noodzaak om voor die doelgroep iets te doen. Mevrouw Van Eetvelde beschrijft heel beeldig wat er dreigt te gebeuren.
We delen die vrees. Maar dan zien we dat drie jaar na die conceptnota en ruim twee jaar nadat het parlement u daar de opdracht toe gegeven heeft, u aan de slag gaat om met uitvoeringsbesluiten te komen. Mijn enige conclusie is: als u op dit tempo doorgaat, zal de legislatuur voorbij zijn en zullen we niets aan de arbeidszorg gedaan hebben. Er is geen groeipad, er is geen kader, maar er zijn wel heel veel mensen die heel graag aan de slag zouden gaan. En voor hen is dit eigenlijk een belediging.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik ga daar niets aan toevoegen. Ik ben heel eerlijk geweest door aan te geven dat we dingen moeten organiseren. Maar het regeerakkoord is duidelijk wat dat betreft. Het is zeker niet de ambitie om een heel grote uitrol te doen van het W²-verhaal in deze legislatuur. We gaan kijken hoe we een aantal stappen kunnen zetten, en dat in goede afspraak met de collega’s. Dat is de ambitie. We gaan inderdaad proberen om er conceptueel door te geraken en dat te operationaliseren. We moeten daar een stuk verantwoordelijkheid in nemen, maar ik zou niet correct zijn als ik de indruk zou geven dat daar nu een heel budgettair traject voor is uitgetekend, want dat is niet zo.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik blijf erbij dat men actie zou moeten ondernemen om die groep van mensen een kans te geven. We hebben daar al veel te lang mee gewacht. Ik volg collega Van Malderen daarin: we moeten niet naar een ander kijken, we moeten zelf ondernemen.
Ik wil nog een opmerking maken in verband met de proefprojecten waar sprake van was. We zouden daar heel veel uit kunnen leren en te weten kunnen komen welke richting we uit moeten, maar daar is zelfs nog geen enkel initiatief toe genomen. Ik heb u daar niets over horen zeggen, minister. Komen die er nog?
Zoals ik het nu aanvoel, moeten wij er in de conceptnota eerst en vooral voor zorgen dat we een goede taakverdeling hebben tussen de betrokkenen. We moeten proberen aan te geven welke richting de prioriteit op het WVG-beleidsdomein zal uitgaan. We hebben ideeën over wat er kan. We gaan dan kijken hoe we regionaal een aantal trekkers kunnen vinden die een opportuniteit zijn om mee aan de slag te gaan. Ik geef een voorbeeld. Mocht blijken dat bepaalde provincies bereid zijn om mee in zee te gaan en een traject te doen, dan zijn dat voor ons opportuniteiten waarop we inspelen en waarbij we regionaal een aantal settings kunnen organiseren en daar prioriteit aan kunnen geven. Dat zijn de sporen waaraan ik denk om daar concrete stappen vooruit te proberen zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.