Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg gaat over een rapport dat heel wat stof deed opwaaien, hoewel het eigenlijk heel wat positieve elementen bevatte voor de evaluatie van ons energiebeleid. Het rapport gaat over de vooruitgang inzake hernieuwbare energie als aandeel in het totale energieverbruik in ons land. Het gaat over de energiebesparing en de toegenomen energie-efficiëntie, zodat ook de uitstoot van CO2 gereduceerd wordt. Het rapport bespreekt ook de toegenomen concurrentie op de elektriciteit- en gasmarkt. Vlaanderen mag trots zijn op de bijdrage die het daaraan heeft geleverd, zowel met betrekking tot energie-efficiëntie en hernieuwbare energie als met betrekking tot de V-test van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG), die een invloed heeft op het veranderingsgedrag van de consumenten.
Naast die goede punten geeft het Internationaal Energieagentschap (IEA) ook een aantal bezorgdheden mee. Een eerste bezorgdheid gaat over de gasleveringen uit Nederland. We hebben het in februari hierover al gehad met uw voorganger, die zei dat het laagcalorisch gas vanuit Nederland pas zal worden afgebouwd vanaf 2024, om definitief te stoppen in 2030. Toch waarschuwt het IEA dat die leveringen eventueel sneller dan verwacht zouden kunnen worden stopgezet. Het merkt daarbij op dat we ons zeker daarop moeten voorbereiden. Dat betekent concreet dat de transportinfrastructuur voor gas in een deel van Vlaanderen moet worden omgebouwd, zodat het geschikt is voor het transport van hoogcalorisch gas. Samen met die ombouw moeten de gasinstallaties van ruim 900.000 gezinnen worden gecontroleerd zodat het zeker is dat die geschikt zijn voor en veilig kunnen functioneren met hoogcalorisch gas.
Een tweede bezorgdheid heeft het meeste stof doen opwaaien. Het betreft de bezorgdheid over de nucleaire uitstap die is gepland in 2022 tot 2025. Het IEA lijkt te betwijfelen of we die 6000 megawatt – ongeveer de helft van de productiecapaciteit in ons land – effectief zullen kunnen vervangen. Het lijkt dus aan te geven dat de bevoorradingszekerheid in het gedrang zou komen door de kernuitstap. Ze vrezen dat de tijd tot de geplande uitstap te krap is om in de nodige alternatieven te voorzien. Bijkomend vrezen ze dat de alternatieve productiecapaciteit voor de kerncentrales gepaard zal gaan met een verhoging van de CO2-uitstoot. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn. Daarom doen ze het voorstel om de uitstap uit kernenergie uit te stellen, tenminste als het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) geen opmerkingen zou hebben in verband met de nucleaire veiligheid, zodat tijd kan worden gewonnen om in alternatieve productiecapaciteit te voorzien. Ik stel mij de vraag of die redenering wel klopt, maar ik peil graag naar uw visie hierover.
Hoe dan ook omschrijft het IEA in zijn rapport opnieuw de noodzaak om werk te maken van een energievisie en energiepact. Het mag niet de bedoeling zijn dat de keuzes van de federale overheid de doelstellingen van de deelstaten in het gedrang brengen. Zeker met betrekking tot nucleaire energie is dat zeer relevant.
Het rapport onderschrijft dus de nood aan die interfederale energievisie en het uiteindelijk komen tot een interfederaal energiepact met producenten, consumenten, het bedrijfsleven en netbeheerders, zoals we hier al zo vaak hebben verkondigd.
We hopen dat er op die manier stabiliteit in het energielandschap komt en dat er opnieuw investeringszekerheid is voor die groepen die kunnen investeren in de noodzakelijke productiecapaciteit in ons land. Bovendien sluit dit nauw aan bij het Europese project om tot één energie-unie te komen.
Minister, wat is uw reactie op het energierapport van het IEA en welke conclusies trekt u daaruit? Zijn er nieuwe elementen waarop het IEA zich baseert en waaruit het eventueel zou kunnen besluiten dat de leveringen van laagcalorisch gas uit Nederland toch sneller zouden worden afgebouwd vanaf 2024 tot 2030? Wat is de stand van zaken van de oprichting van een fonds dat de ombouw van laag- naar hoogcalorisch gas moet financieren? Zijn hierover al afspraken gemaakt met de Federale Regering, die hiervoor aan zet is? Gaat het proefproject over de ombouw van laagcalorisch naar hoogcalorisch gas in Houthalen-Helchteren nog steeds van start op 1 juni, vandaag dus? Wanneer zullen de bevindingen van dat proefproject beschikbaar zijn?
Hoe kunnen we er in Vlaanderen voor zorgen dat er tijdig voldoende productiecapaciteit aan hernieuwbare energie bij komt zodat de energiebevoorrading niet in het gedrang komt en de uitstoot aan broeikasgassen niet stijgt in de periode van de sluiting van de kerncentrales?
Is er overleg geweest met uw federale collega van Energie? Wat is de stand van zaken van het plan van aanpak en de bijhorende timing om tot een interfederale energievisie te komen?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, laat me beginnen met te stellen dat ik het erg positief vind dat het IEA elke vijf jaar het Belgische energiebeleid grondig doorlicht. Vlaanderen heeft aan die oefening meegewerkt en de coördinatie van de ‘in-depth review’ is vlot verlopen. Het is een interessant document dat de Belgische situatie op het vlak van energie goed samenvat. De aanbevelingen van het IEA geven blijk van een grondig doorzicht in het energiebeleid van ons land.
Ik trek als algemene conclusie dat het IEA zeer sterk pleit voor een goede samenwerking inzake energiebeleid. Dat geldt dan in essentie voor een gedeelde langetermijnvisie voor België, de samenwerking tussen de verschillende beleidsvelden, alsook de samenwerking met de buurlanden. Ik kan me alvast vinden in de analyse dat een goede samenwerking cruciaal is om ons land een succesvolle energietransitie te laten maken.
Het Internationaal Energieagentschap baseerde zich voor zijn analyse inzake de bevoorrading van L-gas (laagcalorisch) op de toelichting door de FOD Economie, die verantwoordelijk is voor de aardgasbevoorradingszekerheid, en Fluxys, de aardgastransportbeheerder. Beide staan in contact met hun Nederlandse tegenhangers. Zoals al geantwoord op een vraag in deze commissie in februari, zijn er geen nieuwe elementen aan Nederlandse zijde die erop wijzen dat Nederland zijn contractuele leveringsverplichtingen niet zou nakomen.
De oprichting van het fonds is opgenomen in het federale regeerakkoord. We hebben in het verleden bij de federale overheid aangedrongen op de uitvoering van dat engagement en ik zal dat blijven doen.
Infrax zit nog steeds op schema voor conversie op 1 juni. De bevindingen zullen later dit jaar beschikbaar zijn.
Zoals eerder aangekondigd, wil ik een totaalvisie op de energieproductie richting 2030 en 2050 voorstellen. De aangewezen scenario’s en maatregelen zullen in het kader van die energievisie overlegd worden met stakeholders en verder uitgewerkt worden. Zoals ik aangekondigd heb, start op 16 juni het project Stroomversnelling. U bent allen van harte uitgenodigd op het startevent.
Ik heb inderdaad met de federale collega van Energie, mevrouw Marghem, overlegd over onder meer de opmaak van een interfederale energievisie. We hebben sowieso afgesproken dat de verschillende entiteiten dit jaar elk hun eigen huiswerk moeten maken. In Vlaanderen heb ik daarvoor al een traject opgezet. In 2017 brengen we alle bouwstenen samen in een interfederaal energiepact, wat natuurlijk niet wegneemt dat we de voorbereidingen daarvoor al kunnen doen en dat we kunnen overleggen over de richting die we uitgaan. Sowieso zal ik mijn verantwoordelijkheid op Vlaams niveau voor mijn en onze bevoegdheden volop opnemen, mijnheer Bothuyne.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Bij dat laatste kan ik me alleen maar aansluiten, minister. Het is inderdaad belangrijk dat we die verantwoordelijkheid ten volle opnemen, zowel inzake energie-efficiëntie als de productie van groene energie, wat het antwoord zou moeten zijn op de uitdagingen die het agentschap stelt in zijn rapport. We kijken alvast uit naar 16 juni voor uw project Stroomversnelling en naar het overleg. We hopen ook dat het parlement daar terdege bij wordt betrokken.
U hebt overleg gehad met uw federale collega. Het is ook nuttig en nodig dat er met de andere deelstaatministers van Energie overleg is. Is dat al gebeurd? Kunt u daar wat meer over vertellen?
De heer Danen heeft het woord.
Minister, op zich hadden we het Internationaal Energieagentschap niet nodig om te weten dat we beter zouden moeten samenwerken, dat we weg moeten van het flip-flopbeleid en dat, als we dat niet op een goede manier doen, het inderdaad moeilijk zal zijn – ik vrees daarvoor, maar ik keur het niet goed – om alle kerncentrales te sluiten tegen 2025. Dat is geen Vlaamse materie, dat besef ik maar al te goed, maar daarom is die samenwerking en coördinatie tussen de verschillende niveaus heel belangrijk.
Collega Gryffroy heeft al vaker op die nagel van het energiepact en de energievisie geklopt. Ikzelf ben er ook grote voorstander van. Ik hoop nu echt dat er op korte termijn stappen in de goede richting worden gezet. We zullen ons houden aan onze langetermijnvisie, want alleen op die manier zullen we een geloofwaardig alternatief beleid kunnen voeren dat ook voldoende draagvlak zal hebben.
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik besef ten volle, mijnheer Danen, dat wij niet op een eiland leven. Vlaanderen is een onderdeel van andere gehelen. Het is niet omdat je niet bevoegd bent voor iets, dat je er geen visie op kunt hebben. Die visie deel ik met de mensen met wie ik ze moet delen. Ik moet ze hier niet gaan uitkramen, over zaken waarvoor ik niet bevoegd ben. Maar ik denk dat ik wel mijn visie kan geven, eerst en vooral binnen mijn eigen partij, waar ik waarschijnlijk ook wel een stem in het kapittel zal hebben als het over energie gaat. Ook met de collega’s op federaal niveau kan ik daarover van gedachten wisselen. Het is inderdaad belangrijk dat we beseffen dat wij met hernieuwbare energie ook voor een stuk van een aantal andere zaken afhankelijk zijn, al was het bijvoorbeeld maar op het vlak van opslag.
Mijnheer Bothuyne, ik heb al een gesprek gehad met mevrouw Marghem. Ik zal zo snel mogelijk ook contact opnemen met mijn collega uit het Waalse Gewest, de heer Furlan, en ook met mevrouw Fremault in Brussel, om ook met haar daarover een gesprek te hebben. Want enkel met goede samenwerking kunnen we een stap in de richting van het interfederale pact zetten. En dan spreken we over het confederalistische model, waarbij we vanuit de deelstaten het federale helpen tot stand te komen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, wij zullen u ten volle ondersteunen bij die mooie intenties.
De vraag om uitleg is afgehandeld.