Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in het wetenschappelijk tijdschrift ACS Publications verscheen recent een Britse studie over de contaminatie van bloemrijke akkerranden met neonicotinoïden. Om de schadelijke impact van het gebruik van neonicotinoïden op de bijenpopulatie in te perken, ging men er tot op vandaag van uit dat het volstond om het bestrijdingsmiddel niet te gebruiken wanneer de akkergewassen in bloei stonden. Hierbij ging men echter voorbij aan het feit dat de sproeistoffen ook vernevelen over de akkerranden, waar de wilde bloemen een veel langere bloeitijd hebben. Via deze weg worden de bijen dus toch massaal geïntoxiceerd.
Uit de studie blijkt zowel de bodem van de akkers als de bodem van de akkerranden bepaalde gewasbeschermingsmiddelen te bevatten. Bovendien blijkt ook het stuifmeel van de wilde planten uit de akkerranden vaak vervuild te zijn met neonicotinoïden. Soms is het stuifmeel van die wilde planten zelfs zwaarder vervuild dan dat van het nabijgelegen gewas. Ten slotte blijkt ook het stuifmeel dat bijen verzamelen in de nabijgelegen kasten vervuild te zijn, en blijkt dat maar liefst 97 procent van dat stuifmeel afkomstig is van de wilde bloemen, niet van het akkergewas.
Volgens de onderzoekers worden honingbijen dus in hoofdzaak via wilde planten blootgesteld aan neonicotinoïden, en niet via akkergewassen en dat is een punt waar geen beleid rond wordt gevoerd.
Het aanleggen van bloemrijke akkerranden, een maatregel die uitgerekend moet zorgen voor een versterking van de biodiversiteit, kan zo verworden tot net het tegenovergestelde: een ecologische val voor bijen en andere dieren die voedsel of beschutting vinden in deze bloemenranden.
Ondanks het potentieel averechtse effect van bloemrijke akkerranden op de overleving van insecten en akkervogels, wil Natuurpunt ze niet afvoeren. “Wel integendeel”, klinkt het. “Maar als ook in Vlaanderen het vermoeden bestaat dat ze door hoge concentraties aan gewasbeschermingsmiddelen als een ecologische val werken, moet er ingegrepen worden. Spuitvrije zones langs bloemenranden lijken alvast een goed begin.” De reden dat het stuifmeel van wilde planten in akkerranden vervuild wordt, is immers drift.
Minister, hoe reageert u op deze studie? Zijn er gelijkaardige studies op Vlaams niveau, al dan niet met gelijkaardige conclusies? Zo niet, overweegt u om een dergelijke studie te laten uitvoeren? Valt het te verwachten dat de situatie in Vlaanderen fundamenteel verschilt van die in Groot-Brittannië? Welke maatregelen zult u nemen om te vermijden dat de bloemrijke akkerranden gecontamineerd worden met schadelijke gewasbeschermingsmiddelen? Zijn spuitvrije zones langs bloemenranden hierbij een mogelijke quick win?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Caron, deze studie is ons uiteraard bekend. Er zijn ook schriftelijke vragen over gesteld. In België is het gebruik van de meeste schadelijke toxische stoffen voor bijen, de neonicotinoïden, reeds sterk beperkt. Er worden aan de gebruikers van de gewasbeschermermiddelen heel strikte risicobeperkende maatregelen opgelegd om de bestuivers en andere organismes te beschermen tegen die stoffen die negatieve effecten kunnen hebben. Zo geldt voor de landbouwers en loonwerkers steeds dat ze driftreducerende doppen op hun spuitmachine moeten installeren. Die doppen zorgen ervoor dat er significant minder spuitmiddel wegdrift van de behandelende plek. Het is me niet bekend of dergelijke maatregelen ook worden toegepast in het Verenigd Koninkrijk. In ieder geval zal ik aan mijn diensten vragen om dit te onderzoeken en op basis van die studie na te gaan of we nog bijkomende maatregelen kunnen nemen.
Er zijn geen specifieke extra studies in Vlaanderen uitgevoerd. In de verordening van de Europese Commissie waarbij het gebruik van de neonicotinoïden sterk wordt beperkt, worden producenten verplicht om tegen eind 2017 verdere informatie te bezorgen inzake andere blootstellingswegen dan via nectar en pollen. Het gaat dan om gewassen die behandeld zijn zoals onkruid en volggewassen. Die informatie zal toelaten om de huidige risicoanalyse verder te verfijnen. Ik wacht dit uiteraard af om verdere stappen te ondernemen.
Ik geef ook mee dat de nieuwe beheersovereenkomst Bloemenranden in Vlaanderen nog heel beperkt is, tot een tiental hectaren grond, jammer genoeg.
De situatie in Vlaanderen verschilt sterk van de landbouw in Groot-Brittannië. Onze percelen zijn kleiner, minder hellend en hebben andere bodems. Dat houdt in dat de studieresultaten die elders opgetekend zijn, niet zomaar kunnen worden geprojecteerd naar Vlaanderen.
Als uit Europese gegevens of onderzoek van onze diensten zou blijken dat de impact van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen relevant is, dan zal ik uiteraard kijken welke maatregelen we bijkomend kunnen of moeten nemen. Productnormering behoort niet mijn bevoegdheid, maar natuurlijk wel de manier waarop ze worden aangewend. Hierbij moet rekening worden gehouden met een hogere drempel die kan ontstaan bij landbouwers om akker- of bloemenranden aan te leggen. Het is altijd zoeken naar een evenwicht tussen het stimuleren van dergelijke ecologische maatregelen en er toch voor te zorgen dat de bijen voldoende worden beschermd. We zullen dat met veel aandacht verder opvolgen en er de juiste actie aan koppelen, indien nodig.
De heer Caron heeft het woord.
Ik dank u voor het antwoord, waar ik me in kan vinden. Er zijn inderdaad voldoende elementen om na te zien of het in Vlaanderen al dan niet zo’n vaart loopt. De omstandigheden zijn anders en de regels ook. Vandaar mijn voorzichtige vraagstelling. Ik wil ook niet te snel oordelen.
Het enige wat ik wil vermijden is dat op zich goedbedoelde ecologische maatregelen die we moeten stimuleren bij landbouwers, een averechts effect hebben. Het is inderdaad nog beperkt: 10 hectare is nog niet veel. Wie twee weken geleden met de commissie Landbouw mee was naar Friesland, weet dat de bloemrijke akkerlanden daar in veel grotere getale voorkomen en met zeer mooie resultaten op het vlak van bijen en broedvogels. De politiek wordt daar krachtiger doorgezet.
We mogen zeker geen averechts effect krijgen dat men stopt met bloemenrijke akkerlanden te stimuleren omdat er een risico is voor de bijenpopulatie. Dit zou zeer bizar zijn. Ik kijk uit naar wat de diensten concluderen met hun diepgaander onderzoek naar de situatie in Vlaanderen. Het is iets om attent voor te zijn zodat we niet in die vervelende dualiteit terechtkomen.
De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Caron heeft het nu wat genuanceerd, maar toen ik zijn vraag las, was ik gefascineerd door zijn ecologische val. Het is een heel perfide redenering dat we vooral geen bloemenrijke boorden aan de percelen moeten maken omdat er dan geen sproeistoffen op kunnen komen waaraan de bijen zich tegoed kunnen doen. Ik dacht bij mezelf: 'De heer Caron overtreft zichzelf weer', maar hij heeft het ondertussen genuanceerd.
Mijnheer Vandaele, het zou wel heel bizar zijn dat we bloemrijke akkerlanden niet zouden stimuleren omdat ze door verneveling bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen neonicotinoïden zouden kunnen bevatten die bijen contamineren. Bloemrijke akkerlanden bloeien veel langer dan gewassen, bevatten dus veel langer stuifmeel en kunnen dus veel diepgaander bijen contamineren. Dat is het probleem.
De vraag om uitleg is afgehandeld.