Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over energieonafhankelijke gemeenten
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
In het kader van de verdeling van het Klimaatfonds, een slordige 300 miljoen euro aan middelen, gaat ongeveer 262 miljoen euro naar gebouwen. Op zich vind ik dat een zeer goed idee. Ik pleit er al een zestal jaar voor om eerst te kijken naar het eigen patrimonium vooraleer naar andere mogelijke acties te kijken. Daarbij zou een rollend fonds van in totaal 150 miljoen euro komen, waarmee men jaarlijks 2500 woningen energiezuiniger wil maken. Van die 150 miljoen euro zou er 50 miljoen euro van de overheid komen en 100 miljoen euro van private partners.
Uw voorganger deelde mee dat de Vlaamse Regering dertig Vlaamse steden en gemeenten energie-onafhankelijk wil helpen maken. Op welke manier dat moest gebeuren, moest nog verder worden uitgewerkt, maar er werd toen opgemerkt: “Soms kan de plaatsing van één of enkele windmolens helpen om een gemeente energie-onafhankelijk te maken.” Dan begint het bij mij een beetje te knagen. Ik heb het simpele voorbeeld van Melle, waar men er niet beter op gevonden heeft om drie windmolens bij te plaatsen, waardoor men plots energieonafhankelijk is. Dat past in het Burgemeestersconvenant. In Merelbeke kan men geen windmolens plaatsen, want daar is een vliegveld vlakbij. Ik denk aan de opmerking van Ronnie Belmans. Merelbeke moet het dan op een andere manier doen. Maar men creëert op de duur het beeld dat men energieonafhankelijk is omdat men een aantal windmolens heeft geplaatst. Oké, maar sluit dan ook de kabels af. Als er dan geen wind is, dan moeten de gemeenten hun plan trekken. Dat is energieonafhankelijk zijn. Dan kunnen ze met andere woorden allemaal beginnen te fietsen.
Ik heb wat problemen met die boodschap die zomaar vrijblijvend wordt uitgezonden, tenzij men iets totaal anders bedoelt met energie-onafhankelijkheid. Ik denk dat het veel interessanter zou zijn dat men eerst en vooral inzet op de onderste trap van de Trias Energetica, en dat is energie-efficiëntie.
Minister, aan welke parameters denkt u om de extra middelen te verdelen aan de dertig gemeenten die zich willen inzetten voor het klimaatbeleid? Zal de prestatie binnen het Burgemeestersconvenant hiertoe een voorwaarde zijn?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een gelijkaardige vraag ingediend als de heer Gryffroy. Tijdens de Vlaamse klimaattop op 19 april 2016 werd een toelichting gegeven over de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de sectoren mobiliteit, gebouwen, landbouw en afval, industrie en energie.
Ik meen me te herinneren dat in diezelfde week de Vlaamse Regering bekendmaakte dat in functie van het klimaat de komende jaren 300 miljoen euro extra zal worden ingezet. Die middelen zouden als volgt worden verdeeld: 262 miljoen euro voor ingrepen in gebouwen zoals sociale woningen, schoolgebouwen en overheidsgebouwen; 25 miljoen euro voor ingrepen in mobiliteit; 12 miljoen euro voor de ondersteuning van klimaatprojecten bij lokale besturen.
Met deze bijkomende middelen voor intern klimaatbeleid wenst de Vlaamse Regering dertig steden en gemeenten energieonafhankelijk te maken. In diezelfde mededeling werd ook een rollend fonds gelanceerd van 150 miljoen euro waarmee de regering jaarlijks 2500 woningen energiezuiniger wil maken. 50 miljoen euro zou komen van de overheid en 100 miljoen euro van private actoren.
Minister, wat wordt precies bedoeld met de term ‘energieonafhankelijke gemeente’? Aan welke voorwaarden moet een gemeente of stad voldoen om het label ‘energie-onafhankelijk’ te krijgen? Hoe ziet u de rol van de Vlaamse Regering in het energieonafhankelijk maken van steden en gemeenten? Komt er enkel financiële ondersteuning vanuit het klimaatfonds of zal er ook inhoudelijk een ondersteuning worden uitgewerkt? Heeft de Vlaamse Regering al steden en gemeenten op het oog? Maldegem zal er zeker bij zijn, want wij hebben al veel windturbines en er komen er nog veel bij. Ik vraag me af hoe de kandidaatstelling en de selectie gebeurt. Gebeurt dat met een afroep? Gebeurt die selectie op basis van die gemeenten die niet alleen het Burgemeestersconvenant ondertekend hebben, maar die intussen ook beschikken over een goedgekeurd klimaatplan? Aan welke private partners wordt gedacht voor het rollend fonds van 150 miljoen euro? Via welke weg zullen de middelen van het rollend fonds beschikbaar worden gesteld? Ziet u dat in een uitbreiding van de bestaande energielening of is dit een volledig nieuw fonds dat zal worden opgericht?
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik zal beginnen met te zeggen dat ik niet van plan ben om alleen plannen te maken, maar dat ik vooral bezorgd ben over de uitvoering van die plannen. Blijkbaar is men op dit niveau heel sterk in plannen, want ik word overstelpt met plannen die binnen de kortste keren moeten worden neergelegd. Ik zal dat ook doen, maar veel belangrijker is de uitvoering van de plannen en het bereiken van resultaten.
Mevrouw Taeldeman, een energieonafhankelijke gemeente is een gemeente waarbij minstens evenveel energie geproduceerd wordt binnen de gemeentegrenzen als er geconsumeerd wordt. Dat is een redelijk simpel uitgangspunt. Indien dertig gemeenten hierin slagen, dan is dit 10 procent van de Vlaamse gemeenten. De vraag is ook hoe groot die gemeenten moeten zijn vooraleer je aan die 10 procent komt. Men zal een mix van grote en kleine gemeenten moeten hebben. Momenteel werken we nog verder aan de uitwerking van dat plan.
Het spreekt voor zich dat we energie-efficiëntie niet links laten liggen. Energie-efficiëntie is nog altijd de prioriteit. We kunnen wel spreken over productie van energie, maar we moeten ook eens denken aan het consuminderen in plaats van consumeren. We moeten dat ook duidelijk maken aan de gemeenten.
Het Burgemeestersconvenant, dat inmiddels door meer dan twee derde van de Vlaamse gemeenten werd ondertekend, biedt uiteraard een geschikt kader voor dit project. Gemeenten die deelnemen aan het convenant moeten een nulmeting uitvoeren en verschillende energieparameters monitoren. Het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) stelt jaarlijks energiedata ter beschikking van de gemeenten, op basis waarvan de deelnemende gemeenten hun nulmeting uitvoeren en zogenaamde ‘sustainable energy action plans’ (SEAP’s) opmaken. Op dit werk kan zeker worden verder gebouwd. De parameters voor de selectie worden momenteel uitgewerkt. Zoals ik al heb aangegeven, ben ik nu volop bezig met de uitwerking van een plan om gemeenten te faciliteren om zo energieonafhankelijk mogelijk te worden.
Er is nog geen selectie van steden en gemeenten gebeurd. Alle steden en gemeenten moeten in principe in aanmerking kunnen komen. Als we een voorselectie van gemeenten zouden doen, dan spannen we de kar voor het paard, en dat is niet de bedoeling. Wel zijn al enkele voorbereidende gesprekken opgestart om de haalbaarheid van een dergelijk rollend fonds te onderzoeken.
Het uitgangspunt is het project ‘Dampoort KnapT OP!’, een initiatief van het OCMW Gent, in samenwerking met onder andere Samenlevingsopbouw. Dit volledig nieuwe initiatief past binnen de contouren van het Vlaams Klimaatplan, het Energiepact en het Renovatiepact. De technische discussies over de al dan niet inkanteling in de Vlaamse begroting zullen parallel lopen met de gesprekken bij de opmaak van het fonds.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik hoor u graag zeggen hoe u, in verband met de nulmeting, de energieonafhankelijkheid definieert. Maar dat betekent ook dat het straks te gemakkelijk wordt voor gemeenten die zeggen dat ze energieonafhankelijk zijn, maar eigenlijk het probleem verleggen naar de omliggende gemeenten. Wat doen zij dan als er, bij manier van spreken, geen wind en zon zijn? Zij verschuiven het technisch probleem in het net naar de rand.
De nulmeting is blijkbaar niet simpel. Alles wat te maken heeft met bijvoorbeeld de Vlaamse gewestwegen, wordt niet gemeten. Een federaal justitiegebouw in de gemeente wordt weliswaar gemeten, maar dan moet je dat opvragen bij de federale overheid. Wat verstaat men dus onder een nulmeting van de gemeente? Betreft dat enkel datgene waarvoor de gemeenten zelf verantwoordelijk zijn, dus hun eigen gemeentelijke wegen, hun eigen sporthal, de woningen en bedrijven die daar staan? Dan moet men al die gegevens kunnen optellen. Maar dan is er nog de privacy, minister, waar u ook enorm op staat. Hoe gaat u dan die gegevens samenkrijgen? Het is hier toch een beetje windowdressing.
Je hoort dat vaak in verband met het Burgemeestersconvenant. Men is dat gaan ondertekenen, men heeft de media erbij gehaald, maar nu zitten ze met de evaluatie van de nulmeting en binnen twee jaar moeten ze tonen hoever ze staan. Er hangt geen boete aan vast. Maar ik denk toch dat heel veel gemeenten er niet in zullen slagen omdat ze een tekort aan gegevens hebben.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Ik ben niet zo kritisch ten aanzien van de nulmeting, de ondertekening van het convenant en dan uiteindelijk het actieplan. Minister, u refereert er zelf aan, dat twee derde van de Vlaamse steden en gemeenten intussen het convenant heeft ondertekend. Maar dat is natuurlijk gemakkelijk: in twee seconden zet je een handtekening, maar dan komt het erop aan om binnen het jaar een lokaal actieplan uit te werken. Die nulmeting zit volgens mij redelijk goed in elkaar. Die is gebaseerd op wetenschappelijke gegevens van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), die gratis worden aangeleverd aan de steden en gemeenten.
Minister, ik ga ervan uit dat energieonafhankelijk hetzelfde is als energieneutraal. Ik heb begrepen, minister, dat de selectie van de dertig steden en gemeenten die energieonafhankelijk willen zijn, nog niet is gebeurd, en dat u nu werkt aan het opmaken van de parameters waarvoor een stad of gemeente in aanmerking kan komen.
Ik heb ook begrepen dat het nog even wachten is op het rollend fonds, en dat u de inspiratie gevonden hebt in – alweer – Oost-Vlaanderen, in de Dampoortwijk in Gent. We zullen nog even moeten wachten op meer concrete details over dat rollend fonds. Ik vind dat een zeer goed initiatief. Kijk maar naar de lage renovatiegraad in Vlaanderen. Als zo’n fonds ertoe kan bijdragen dat er zoveel duizenden woningen energiezuiniger zouden kunnen worden gemaakt, kan ik dat alleen maar toejuichen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik deel, vandaag toch, de kritische toon van de heer Gryffroy met betrekking tot het Burgemeestersconvenant. Ik heb verschillende gemeenten hierover informeel bevraagd. Zij zeggen mij: 'Als we een paar windmolens op ons grondgebied hebben, zijn we in orde en is onze doelstelling gehaald.' Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Als dat in hoofde van de burgemeester of de schepenen zo is, dan is dat wel een perceptie die werkelijkheid wordt.
Ik ben absoluut voorstander van het rollend fonds. Ik steun dat ten volle. Het is zoals mevrouw Taeldeman zegt: energierenovatie is een van de grootste uitdagingen op het vlak van energie de komende jaren in Vlaanderen. Minister, ik hoor u zeggen dat er veel plannen zijn gemaakt. Er is ook een Energierenovatieplan. We moeten daarmee landen. Ik hoop dat dit kan worden ingepast in een breder plan om meer dan die tweeduizend woningen te renoveren. Er zijn er nog een paar honderdduizend of zelfs een paar miljoen te gaan in Vlaanderen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Als we onze doelstellingen willen halen – en ik heb van de minister begrepen dat dat zijn vaste wil en ambitie is – en als we vervolgens een energievisie uittekenen met alle betrokken partijen, burgers, bedrijven, een ‘coalition of the willing’ en de politiek, dan denk ik dat de invulling van het Burgemeestersconvenant vanzelf zal gaan. Als we onze nationale en regionale klimaatdoelstellingen halen en overal een tandje bij steken, komen we er wel. De discussie van daarnet over de windmolens was een goed voorbeeld. Minister, u hebt daar perfect verwoord hoe een en ander in lijn zal worden gebracht en hoe het evenwicht tussen lokale autonomie en brede verantwoordelijkheid zijn plaats zal vinden.
Dit is een belangrijke vraag omdat hier de vraag naar sensibilisering duidelijk naar voren komt. Dat is een belangrijk element voor het Burgemeestersconvenant. We mogen daar het kind niet met het badwater weggooien. Dat is iets belangrijks, en je voelt dat dit toch leeft bij de lokale besturen. Maar, minister, u zegt dat energieonafhankelijke gemeenten gemeenten zijn die minstens hebben geproduceerd wat ze hebben geconsumeerd. Er zijn gemeenten die al in die situatie verkeren, die zelfs meer produceren dan ze consumeren, en die bij de nulmeting al in die situatie verkeerden. Maar misschien kennen ze wel op andere zaken uitdagingen in verband met het Burgemeestersconvenant. Wordt daar dan ook rekening mee gehouden? Hoe gaat men met die voorlopers om?
Men moet natuurlijk het geheel van het energiebeleid bekijken. Ik begrijp dat. Ik heb echter vastgesteld dat gemeenten die meer produceren, niet uitgesloten zijn bij eventuele afschakelplannen. Ik heb daar ooit een vraag over gesteld. Dat is natuurlijk een domper. Gemeenten zeggen duidelijk dat ze mee willen investeren met het oog op energieonafhankelijkheid, en brengen die boodschap ook aan de burgers. Als dergelijke negatieve effecten zo’n sensibiliserend initiatief tegenwerken, dan is dat natuurlijk spijtig. Minister, misschien kunt u dat ook meenemen. Bijvoorbeeld bij afschakelplannen en zo meer zou er oog moeten zijn voor het risico dat zo’n sensibiliserend initiatief de kop wordt ingedrukt.
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik heb daarnet al gezegd dat het vrij duidelijk is voor mij. We moeten een visie ontwikkelen, die we dan in een plan moeten stoppen en waarvan we dan een pact moeten maken. De betrokkenheid van de lokale overheden zal ook belangrijk zijn. Als je een draagvlak wilt creëren bij de bevolking, moet je ervoor zorgen dat dergelijke initiatieven mee kunnen helpen bij het uitvoeren van dat energieplan, want de uitvoering is nog altijd belangrijker dan het plan zelf.
Aan de hand van de opmerkingen, die ik graag mee in overweging neem, besef ik dat we met een aantal factoren rekening moeten houden. Niet alles moet zich beperken tot de gemeentegrenzen: er moeten ook andere eventuele mogelijkheden zijn. Ook moeten we een aantal neutraliserende parameters meenemen. We moeten ervoor zorgen dat dat sensibiliserend is, maar ook sensibiliserend blijft, dat het de gemeenten de incentive geeft om daadwerkelijk mee te werken aan een energiebeleid. Ik weet dat het de grote dingen, de grote overheidsgebouwen, de grote projecten zullen zijn, maar als we lokaal die betrokkenheid kunnen vergroten, dan lijkt dat me ook een zeer belangrijk element. Ik neem echter alle opmerkingen mee.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.