Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik stel mijn vraag naar aanleiding van een aantal dossiers rond verkeersveiligheid waar ik toch wat vragen bij heb. De Verenigingen voor Verkeersveiligheid (VVV) is een project van het Netwerk Duurzame Mobiliteit en wil het Vlaamse verenigingsleven inspireren en activeren om ook binnen hun specifieke werking aandacht te hebben voor veilig en duurzaam verkeer. Sinds 2010 draagt het project op een bijzondere manier bij aan verkeerseducatie en -sensibilisering in Vlaanderen. Verenigingen voor Verkeersveiligheid ondersteunt verenigingenpartners en verliest daarbij hun eigenheid, wensen en ritme nooit uit het oog: maatwerk, dus.
Na zes jaar krijgt VVV niet langer de nodige Vlaamse ondersteuning om zijn werk voort te zetten in de strijd tegen ‘de schande van de 400’, zoals u het soms noemt. Dat vind ik verrassend, omdat u verkeersveiligheid als een van uw prioriteiten naar voren schuift, wat in mijn ogen ook terecht is. In uw argumentatie voor de beslissing om dit project stop te zetten, erkent u tegelijk wel de kwaliteit van het project. Daar frons ik toch de wenkbrauwen bij. Het project krijgt niet langer middelen, omdat u in uw argumentatie stelt dat u de versnippering in de aanpak van verkeersveiligheid belangrijker vindt.
Daardoor verdwijnt een belangrijke rol die VVV speelde, namelijk om samen met verenigingen, in volwaardige partnerschappen, projecten op poten zetten die op het lijf van de vereniging zelf geschreven zijn. Het is een soort bottom-upaanpak, die bij uitstek de beste garantie is op gedragenheid, engagement en activering van de vereniging zelf.
Met uw beslissing om een project als VVV niet langer te steunen en te wijzen op de opdracht van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) om zich voortaan te richten naar – in plaats van mét – verenigingen, wordt de aanpak die initiatieven van onderuit ondersteunt, gewoon van tafel geveegd. Binnen het project VVV, maar ook bij organisaties als OKRA en OKRA-sport, Mobiel21, Ouders van Verongelukte Kinderen (OVK), Drive Up Safety (DUS) en vele andere, zijn er heel wat vragen naar boven gekomen. Kansen om levenslang leren voor verkeersveiligheid waar te maken, samen met het brede Vlaamse middenveld, gaan op deze manier verloren.
Het Huis van de Verkeersveiligheid heeft tot doel de krachten rond verkeersveiligheid te bundelen, maar onder het mom van ‘krachten bundelen’ en ‘initiatieven stroomlijnen’ wordt een van de initiatieven om de verkeersveiligheid te verbeteren, gewoon geschrapt, en dat zonder enige dialoog binnen dat door u opgerichte Vlaams Huis van de Verkeersveiligheid, terwijl het nu net een van de doelstellingen van het Vlaams Huis van de Verkeersveiligheid is om het kabinet en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken advies te verlenen, zoals het ook in de conceptnota van het Vlaams Huis van de Verkeersveiligheid staat. Is dit niet net een van de rollen die een Vlaams Huis van de Verkeersveiligheid had moeten invullen? Is het uw bedoeling dat er nog slechts één organisatie in Vlaanderen bezig kan zijn met educatie en sensibilisering rond verkeersveiligheid? Hoe zal die organisatie haar werking voldoende afstemmen op de noden van het Vlaamse middenveld en het verenigingsleven?
Minister Weyts heeft het woord.
De moeilijke beslissing die ik ter zake heb genomen, past binnen de uitvoering van het regeerakkoord, waarin we gezegd hebben dat we de krachten van alle actoren inzake verkeersveiligheid willen bundelen binnen een Vlaams Huis van de Verkeersveiligheid, en dat we de huidige versnippering willen tegengaan. Vlaanderen telt zeer veel actoren die allerhande eigen initiatieven oprichten, met verschillende boodschappen, die ook verschillende richtingen uitgaan, en die door de Vlaamse overheid gesteund worden.
Ik verwijs bij wijze van voorbeeld naar de verkeersveiligheidsmascottes die allemaal de ronde doen – en het is zelfs geen exhaustieve opsomming: Aya, een gele ufo; een roze Octopus; Save-man, een groene superman; Mama Mie en kleine Mo, twee kangoeroes; de ‘Guardian Angels’, twee engeltjes; Sam, de verkeersslang; Zeppe en Ziki, een zebra en een schildpad; Victor Veilig, een gele pop; en Millo, de roze duizendpoot. U kent mijn voorliefde voor dieren, maar ik denk dat we door deze beestenboel het bos niet meer zien. Dat is een sterke versnippering die leidt tot efficiëntieverlies en, eerlijkheidshalve, ook tot een directe concurrentie tussen verschillende spelers. Ik heb dat zelf mogen aanschouwen, dat die verkeersveiligheidsmascottes elkaar soms letterlijk tegenkwamen.
Een aantal organisaties en projecten waren ook gewoon te kleinschalig om voldoende slagkracht en effect te kunnen genereren. Willen we de efficiëntie en de zichtbaarheid naar het grote publiek vergroten, dan is het noodzakelijk om verschillende projecten onder één noemer samen te brengen, om naar de verschillende doelgroepen ook consequent dezelfde boodschappen te verspreiden en de schaarse middelen zo efficiënt mogelijk te besteden. Want dit is voor alle duidelijkheid geen besparingsoperatie, integendeel. Ik zie de Vlaamse Stichting Verkeerskunde als een cruciale partner op dat vlak.
De VSV is opgericht in 1990 en vanuit een decretale opdracht ook specifiek bedoeld om een hoofdrol te spelen op het vlak van educatie, vorming en informatieverstrekking in de brede zin. We zullen er ook op toezien dat de middelen daarnaar worden afgeleid. De VSV is goed geplaatst om binnen het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid als expertisecentrum inzake educatie, sensibilisering en vorming het beleid te concretiseren.
Met de aanduiding van één expertisecentrum volgen we ook een internationale evolutie. In de landen rondom ons is dat overal al gebeurd. We hinken eigenlijk achterop. Ik kan u de voorbeelden geven van Veilig Verkeer in Nederland, La Prévention Routière in Frankrijk, Deutsche Verkehrssicherheitsrat, Trygg Trafikk in Noorwegen, Kuratorium für Verkehrssicherheit in Oostenrijk, Bundesstelle für Unfallberatung Zwitserland. Ook in Wallonië werd deze weg ingeslagen met het Waalse Verkeersveiligheidsagentschap (AWSR).
Deze kanalisering van initiatieven houdt voor alle duidelijkheid niet in dat geen enkel ander project nog kans maakt op subsidiëring. Zo werd recent nog beslist een subsidie toe te kennen om de verkeersveiligheidscultuur bij transportbedrijven te verhogen in samenwerking met TLV en Febetra, en aan een organisatie zoals Rondpunt, dat zich specialiseert in het begeleiden van verkeersslachtoffers en het aanbieden van getuigenissen door verkeersslachtoffers. Ze hebben een specifieke expertise ten aanzien van een specifieke doelgroep. Dat zijn dus zaken die we blijven ondersteunen: projecten vanuit een eigen expertise, zoals slachtofferhulp, en binnen het kader van de beleidslijnen die we hebben uitgezet.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, het is me nu pas duidelijk wat uw plan was. U wou eigenlijk af van die groene superman. Uw lijst was niet exhaustief. Het was ook jammer dat Bennie, de Vlaamse keffer, niet op de lijst stond. Ik begrijp dat u niet volledig kon zijn.
Ik snap wel dat met die veelheid van campagnes en die veelheid van figuren voor dezelfde doelgroepen, mensen en organisatie samen aan tafel worden gezet om proberen te komen tot één campagne. Het is bizar dat u langs de ene kant in uw besluit zelf de kwaliteit erkent en tegelijk eigenlijk zegt dat u ermee gaat stoppen. Er is natuurlijk ook een middenveld aanwezig dat mensen bereikt. U zegt dat er een Europese tendens is, maar wij wijken op een ander punt af: namelijk het aantal verkeersslachtoffers. Daar hinken wij achterop.
Wat betreft ‘de schande van de 400’ – en u zegt het zelf –, moeten we alle zeilen bijzetten om die cijfers zo snel mogelijk naar beneden te krijgen. Ik ben het eens om te werken aan meer efficiëntie, maar ik zou toch opletten om het kind niet met het badwater weg te gooien en de expertise van een aantal organisaties weg te gooien. U houdt ze beter als partner dan ze op deze manier voor een stuk buitenspel te zetten.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is net vanuit de ambitie om efficiënter en vakkundiger de strijd tegen ‘de schande van de 400’ aan te gaan, dat we de beslissing nemen om de middelen efficiënter en gebalder in te zetten. Het is de gemakkelijkste oplossing om al die verenigingen te blijven subsidiëren. Ik heb een moeilijkere weg gekozen, die wat kritiek oplevert. Ik heb in mijn schrijven gezegd dat een en ander geen oordeel inhoudt over het geleverde werk en over de geleverde inspanning, maar dat het net een ambitie is om de middelen, in functie van meer Vlaamse verkeersveiligheid, efficiënter in te zetten, in de schoot van het Vlaams Huis van de Verkeersveiligheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.