Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ook kinderen met bijzondere noden moeten een plaats kunnen vinden in de kinderopvang. Dat hebt u uitdrukkelijk opgenomen in uw beleidsnota 2014-2019: “Het Vlaamse gezinsbeleid moet er zijn voor elk gezin, dus zeker ook voor gezinnen met een kind met specifieke zorgbehoeften of handicap.”
Ik denk hierbij ook aan kinderen die langdurig of ernstig ziek zijn of een beperking hebben.
Op 1 januari 2014 gingen zestien centra inclusieve kinderopvang van start, gespreid over vijftien Vlaamse zorgregio’s en Brussel. De inclusiecoaches zetten in op het sensibiliseren, het delen van expertise en het ondersteunen van kinderopvanglocaties. Zij worden in hun opdracht ondersteund door een begeleidingstraject dat werd opgezet door Kind en Gezin en het VAPH. Dat zei u in antwoord op mijn schriftelijke vraag medio 2015.
Het opvangen van een kind met specifieke zorgbehoeften is niet evident en vraagt extra inspanningen en kennis van de organisatoren en begeleiders. In de regelgeving is in een prestatiesubsidie voorzien voor elke vergunde of erkende organisator die kinderen met een specifieke zorgbehoefte opvangt. De organisator kan deze subsidie aanvragen voor de opvang van een individueel kind. In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 4 juni 2015 zei u ook dat Kind en Gezin, in overleg met de werkgroep Voortgangsplan, een plan van aanpak zal uitwerken dat belemmeringen, en daaruit voortvloeiend aanbevelingen, met betrekking tot flexibele en inclusieve kinderopvang in kaart brengt.
Hoe wordt de werking en de effectiviteit van de centra inclusieve kinderopvang geëvalueerd? Op welke manier staan zij de kinderopvanginitiatieven bij wat betreft de opvang van kinderen met bijzondere noden? Komen er ook in de overige zorgregio’s dergelijke centra? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de evaluatie van Kind en Gezin aangaande de flexibele en inclusieve kinderopvang? Welke aanbevelingen werden al geformuleerd? Welke acties koppelt u daaraan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De opdrachten van de centra inclusieve kinderopvang berusten op twee pijlers. Zij staan enerzijds in voor de opvang van kinderen met specifieke zorgbehoeften en anderzijds werken zij ‘outreachend’ en ondersteunend naar andere kinderopvangvoorzieningen. De evaluatie van hun werking en de effectiviteit van deze centra gaat dan ook uit van deze twee pijlers.
Wat betreft de eerste pijler wordt gekeken naar het aantal kinderen dat wordt opgevangen en naar het aantal opvangdagen. In 2014 vingen de centra inclusieve kinderopvang 193 kinderen met specifieke zorgbehoeften op, alles samen goed voor 16.272 individuele inclusieve opvangdagen. De gegevens voor 2015 worden nu verzameld en later in het voorjaar verwerkt.
In functie van de evaluatie van de tweede pijler, het outreachend en ondersteunend werken, werd aan de centra inclusieve kinderopvang gevraagd een activiteitenverslag te maken. Deze zijn ingestuurd en worden momenteel verwerkt. De volgende maanden zal in kaart worden gebracht waar deze centra voor inclusieve opvang voor staan, welke opdrachten ze opnemen, welke obstakels er zijn en wat het effect is van hun interventies. Op basis van deze stand van zaken moet worden beslist of en hoe we de centra verder gaan uitbouwen.
Het begeleidingstraject onder leiding van Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (VBJK) en in samenwerking met Kind en Gezin en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, laat toe de ontwikkelingen op het terrein te volgen. We onthouden dat de centra inclusieve kinderopvang de voorbije twee jaar geïnvesteerd hebben in het sensibiliseren en het leggen van individuele contacten met kinderopvanglocaties, mogelijke toeleiders en organisaties met een aanbod naar kinderen met specifieke zorgbehoeften.
Een aantal centra inclusieve kinderopvang zijn recent gestart met een of meer lerende netwerken. Via de individuele contacten en de lerende netwerken wordt onder andere aandacht besteed aan visieontwikkeling, het uitwerken van een proactief opnamebeleid, omgaan met ouders en kinderen. Individuele contacten zijn erop gericht kinderopvanglocaties te ondersteunen in de opvang van kinderen met specifieke zorgbehoeften. Zij doen dat door gezinnen, kinderopvang, scholen en organisaties met een gespecialiseerd aanbod bijvoorbeeld thuisbegeleidingsdiensten, multifunctionele centra binnen het VAPH, met elkaar te verbinden.
Op de begroting voor 2016 zijn geen middelen ingeschreven voor uitbreiding van de centra inclusieve kinderopvang. De werking zal eerst worden geëvalueerd vooraleer te beslissen over een verdere uitbreiding.
Het onderzoek naar de wijze waarop het flexibele kinderopvangaanbod in de toekomst gerealiseerd kan worden opdat het een antwoord zou bieden op de noden en verwachtingen van ouders, waarbij het opgevangen kind centraal staat en waarbij ook wordt stilgestaan bij de haalbaarheid voor de sector, is nog aan de gang. Dit onderzoek wordt gefaseerd aangepakt. In een eerste fase in oktober 2015 werd onderzocht wie de mogelijke gebruikers van flexibele opvang zijn. In fase twee, die liep van november tot december 2015, werd bij ouders gepeild naar hun noden en verwachtingen. In de derde fase wordt de informatie afkomstig uit de twee voorgaande fases gebundeld en zal in een workshop met een aantal betrokkenen vanuit diverse invalshoeken gezocht worden naar mogelijke antwoorden op de noden van gebruikers die in de eerdere fases werden geïdentificeerd en bevraagd. In 2016 komt er een nieuw concept rond flexibele opvang, om daarna hieraan concrete acties te koppelen. Deze acties zullen vooraf worden afgetoetst met alle relevante betrokkenen.
Kind en Gezin registreert jaarlijks het aantal kinderen met specifieke zorgbehoeften en het aantal opvangdagen individuele inclusieve opvang voor alle opvanglocaties. Op basis van deze registratie zal Kind en Gezin in de loop van 2016, naast de Centra Inclusieve Kinderopvang, ook de andere beleidsmaatregelen inzake inclusieve kinderopvang evalueren. Op basis van deze evaluatie zal Kind en Gezin waar nodig aanbevelingen formuleren. In overleg met alle relevante betrokkenen kunnen daar dan de nodige acties aan verbonden worden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mijn belangrijkste conclusie is dat mijn vraag een beetje te vroeg komt. U zegt dat de evaluatie volop zal gebeuren. Daarna zult u conclusies trekken. Ik zal dat afwachten en te gepasten tijde nieuwe vragen stellen.
Iedereen onderschrijft het belang van goede opvang voor kinderen met een beperking en zware zorgbehoeften. We mogen niet blind zijn voor de geëigende problemen waar die centra mee te kampen krijgen. Ik denk aan het aantal dagen dat ouders hun kinderen niet brengen. Er wordt wel eens gezegd dat die kinderen rapper ziek zijn en dus meer dagen nodig hebben die niet mee worden gerekend. Ik neem aan dat al die elementen bij de evaluatie aan bod komen.
Ik hoop dat we hier de discussie kunnen voeren over de toekomst van de inclusieve kinderopvang. Als we het menen met de inclusieve maatschappij, dan begint die met inclusieve kinderopvang.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Misschien is het goed om na de evaluatie te kijken naar de inclusieve zelfstandige projecten. Die schieten uit de grond. Ze worden erkend door Kind en Gezin, maar werken daarom niet via Kind en Gezin. De persoonsgebonden financiering van de minderjarige kan hier een rol spelen. De ouders moeten met hun budget in zo’n opvang terechtkunnen. Er moet een regelluw kader komen voor zulke zaken.
We kijken uit naar de evaluatie en de toekomstige initiatieven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.